donderdag 21 maart 2013

Waar zijn de vissers gebleven ? (Velsen - IJmuiden)

Vertrek van vissersfamilies uit Middelharnis
Voor zijn boek "Middelharnis een eilandgemeente" heeft Dr. J. Verseput het gehele bevolkingsregister van Middelharnis 1890-1921 doorgenomen en het vertrek van vissers uit deze gemeente in kaart gebracht. Op 25 februari 2012 heb ik op dit weblog al twee stukjes over de migratie van vissers geschreven.

De visserij liep in Middelharnis op zijn eind en er dienden zich in de stad Rotterdam nieuwe bestaansmogelijkheden aan. Maar veel vissers bleven hun beroep trouw, zij gingen naar Maassluis, Vlaardingen of Velsen.

Van de 162 vissers (meest gezinnen) die tussen 1890 en 1920 vertrokken zijn er
- 80 naar Rotterdam gegaan
- 35 naar Velsen (IJmuiden)
- 13 naar Vlaardingen 
 9 naar Maassluis en nog een aantal naar andere plaatsen.

Voor een aantal gezinnen was Rotterdam een tussenstation, ze zijn uit Rotterdam naar IJmuiden verhuisd.

Nieuwediep
De haven van Nieuwediep bij Den Helder is eind achttiende eeuw aangelegd als veilige haven voor de koopvaardij en is begin negentiende eeuw ook als marinehaven gaan fungeren. Ook vissers wisten deze haven als vluchthaven te vinden en als plek om hun vooraden aan te vullen.
Nieuwediep werd vanaf de jaren 1860 een belangrijke haven voor de vissers van Middelharnis  Er ontstond hier een levendige vishandel. Door de spoorlijn naar Alkmaar (vanaf 1865) en later naar Amsterdam (1878) werden de vervoersmogelijkheden vanuit Den Helder - Nieuwediep verder verruimd.
Johannes Cornelis Slis van de redersfamilie uit Middelharnis begon in 1880 een zeevishandel samen met zijn compagnon Van Oterendorp. Ze hebben hun groothandel in 1898 naar IJmuiden verplaatst.

Vissers nemen bezit van IJmuiden
In 1876 kwam het Noordzeekanaal gereed waarmee een kortere verbinding tussen Amsterdam en de Noordzee werd gerealiseerd.  IJmuiden was een nieuwe plaats die aan de zuidkant van het kanaal is ontstaan uit een nederzetting van dijkwerkers. Het idee was dat IJmuiden "het mooiste een aantrekkelijkste toeristenoord langs de Nederlandse kust" zou worden. Men ging ervan uit dat passagiersschepen IJmuiden zouden aandoen en dat rijke toeristen hier zouden willen passagieren. Er werden hotels en restaurants gebouwd ten behoeve van deze doelgroep. Maar Amsterdam duldde geen concurrentie en er kwam een verbod op het debarkeren van passagiers. IJmuiden werd geen toeristenoord maar wel de belangrijkste vissershaven van Nederland met alle voorzieningen voor de zee,vissers waaronder veel cafés (1).

IJmuiden was de enige haven tussen Hoek van Holland en Den Helder en bood een gunstige ligplaats bij slecht weer. Eerst legden schepen uit Zandvoort en Egmond aan, al snel gevolgd door de sloepen uit Middelharnis, Pernis en Zwartewaal. In een artikel in de IJmuider Courant van 30 oktober 1926 wordt (vermoedelijk door Hendrik de Korte, het artikel is ondertekend met K.) beschreven dat de komst van de beugvissers naar IJmuiden heel bepalend is geweest voor de opkomst van IJmuiden als vissershaven.  In het Verslag van de toestand der zeevisserijen uit 1878, p. 59 lezen we dat de vissers van Middelharnis in de winter van 1877-78 IJmuiden aandeden:

Bij ijsgang in de Goeree en te Nieuwediep was de haven van IJmuiden het toevluchtsoord. De vissers konden daar veilig binnenkomen en vangst verkopen. Intussen is de vishandel daar ter plaatse nog zeer ongeregeld, zodat de kopers van elders die daarheen kwamen de vis veelal tegen lage prijs konden verlangen.


In de behoefte aan een visafslag werd het jaar erna al voorzien.
Op 25 oktober 1879 was de MD 6 Titia Jacoba met schipper Maarten van Delft het eerste schip dat haar lading zeevis verkocht op de eerste (particuliere) visafslag van IJmuiden (3).

De nieuwe haven bleek een enorme aantrekkingskracht op zeevissers van de hele Nederlandse kust uit te oefenen. Er ontstond zo'n grote toeloop van schepen dat besloten werd een aparte vissershaven aan te leggen. Deze haven is in 1896 opgeleverd en al snel daarna uitgebreid.
De factoren die IJmuiden tot een succes maakten waren de gunstige ligging ten opzichte van de visgronden en de markten, de transportmogelijkheden via het kanaal, de aanwezigheid van het Staatsvisschershavenbedrijf dat voor snelle lossing en verkoop zorgde, de spoorweg tot aan de haven, industrieterreinen met ijs- en machinefabrieken, herstelwerkplaatsen, mandenmakerijen etc in de directe omgeving, voldoende transportarbeiders, ijsvoorraden, uitgebreide relaties voor afzet van vis in binnen- en buitenland (2)


Uit onderstaand bericht blijkt dat er in 1891 drie havens waren waar de sloepen van Middelharnis vis aanbrachten: IJmuiden, Nieuwediep en Middelharnis. Vanuit Nieuwediep en IJmuiden was vervoer per spoorlijn mogelijk. Vanuit Middelharnis werd de verse vis met bunschepen naar België vervoerd.


Maas- en Scheldebode, 13 maart 1891

Verhuizing naar IJmuiden
Dat de sloepen de vis in IJmuiden brachten had economisch gezien grote voordelen. Maar het betekende wel dat de mannen tussen de winterreizen op verse vis (die tien tot veertien dagen duurden) niet steeds naar huis kwamen. Als regel kwam men maar een keer in de zes weken met de trein en de boot naar Middelharnis. Veel vissers waren gehecht aan hun geboorteplaats en gingen pas weg toen het echt niet anders kon. Een aantal gezinnen is echter al voor 1900 naar de gemeente Velsen verhuisd. Of ze woonden eerst in Rotterdam om daarna naar IJmuiden te verhuizen.

Niet iedereen die verhuisde is in IJmuiden gebleven. Het gezin van Kornelis Groen en Francina de Moeij bijvoorbeeld is in januari 1894 naar Velsen vertrokken om in oktober 1895 weer terug te keren in Middelharnis. Er is dus ook sprake geweest van retourmigratie.

IJmuiden werd op den duur door veel inwoners van oude vissersdorpen tot woonplaats gekozen. Vissersfamilies uit Nieuwediep, Volendam, Urk, Texel, Maassluis, Egmond en ook uit de zuidelijker gelegen plaatsen Pernis, Zwartewaal en Middelharnis kwamen in IJmuiden te wonen. Nieuwe inwoners  werden niet altijd geregistreerd.
Een familie uit Middelharnis, bestaande uit man, vrouw en zes kinderen, kwam met een sloep naar IJmuiden, bouwde daar in het duin een primitieve woning en meldde zich bij de ambtenaar van de burgerlijke stand. Zij leefden er vijftien jaar ongestoord om eerst in 1895 - er ging een dochter trouwen- tot de ontdekking te komen dat zij niet als bewoners van de gemeente Velsen stonden ingeschreven (3).
Bleven veel vissers aanvankelijk nog door de sterke gebondenheid met het oude milieu in de eigen plaats wonen, in de jaren '20 toen ook de woningvoorziening beter werd kwamen meer en meer bemanningsleden in IJmuiden wonen.

Een aantal familiebeschrijvingen op dit weblog eindigt met het vertrek van familieleden naar Velsen. Teunis Roodzant, Gerrit Jongejan, Hendrik Viskil, Gerrit Langbroek, Johannes de Korte en Jan Krijger  vertrokken allemaal met hun gezin naar Velsen waar de nieuwe vissershaven een grote stimulans vormde voor de visserij. 
We nemen een kijkje in Velsen rond 1930 aan de hand van een proefschrift uit die tijd, om te zien waar de Menheerse vissers terecht kwamen (1).

IJmuiden groeit
Velsen is in de negende eeuw gesticht en was oorspronkelijk een agrarische gemeente in de ongerepte duinstreek bij Amsterdam. Ook de kern Santpoort is al van oude datum. Veel rijke families uit de stad hadden hun buitenplaatsen in de omgeving van Velsen. 
Het Noordzeekanaal is tussen 1865 en 1876 gegraven; de duinstreek tussen Haarlem en Oegstgeest werd door het kanaal doorsneden. Aan de zuidkant van het kanaal ontstond een langgerekt lint van bewoning langs de spoorlijn Velsen-IJmuiden, met  IJmuiden, IJmuiden-Oost en Velserbroek als kernen. De gezinnen uit Middelharnis kwamen terecht in een 'arbeidersnederzetting op grote schaal', in de woorden van mw. van den Bergh van Eijsinga.

Ik citeer het proefschrift van mw. van den Bergh van Eijsinga (p.15)
Geen enkel park, geen plantsoen, niets dan huizen, winkels, garages, kantoren, pakhuizen; waar men komt: het type van een arbeidersnederzetting op groote schaal. IJmuiden is in het Westelijk deel een typische visscherij-centrum: groote pakhuizen, ijsfabrieken, afslagplaatsen; tussen Visschers- en Haringhaven niets dan kleine en grote bedrijven en fabrieken, die met de visscherij direct samenhangen.
Je zou veronderstellen dat de nabijheid van de duinen tegenwicht bood aan het verstedelijkt karakter voor degenen die van landschappelijk schoon hielden, maar nee: de duinen waren door de eigenaar afgesloten.
Door de bewoners werd het toch wel wat anders beleefd dan door de schrijfster van het proefschrift. De familie Andries van den Doel die vanuit Middelharnis eerst een aantal jaren in Rotterdam-Feyenoord had gewoond heeft IJmuiden als een groene oase ervaren en genoten zeer van het duingebied Breesaap (4).
IJmuiden zelf had weinig grote winkels, de inwoners waren op Haarlem georiënteerd en op IJmuiden-Oost dat een grotere winkelstand had. De verbindingen waren goed, een zijtak van de elektrische trein liep naar IJmuiden en er waren twee veerdiensten over het kanaal. De belangrijkste industrieën waren de Hoogovens aan de noordkant van het kanaal en de papierfabriek van Van Gelder.
In 1890 had IJmuiden 1583 inwoners, in 1910 was het aantal verdubbeld (3102) en in 1921 was het aantal inwoners 10.699. 
Een enorme expansie dus, zeker vergeleken met de stagnatie van de groei in Middelharnis: 4158 inwoners in 1890 en 4305 in 1920. 

Er woonden in 1889 in IJmuiden 25 vissers en in 1909 waren het er 575.
Onder invloed van de vestiging van vissersgezinnen nam het protestantse deel van de bevolking verhoudingsgewijs toe (p.83 van het proefschrift).


IJmuiden en omgeving 1933
Detail van kaart behorend bij
proefschrift van L.M. van den Bergh van  Eysinga

Beroepen
De vissers die uit de oude vissersplaatsen naar IJmuiden kwamen vonden werk in hun oude beroep, nu niet op zeilschepen maar als dekpersoneel op de moderne stoomtrawlers. Ze waren gehuwd en hadden vaak een eigen huisje, zo blijkt uit het onderzoek (p. 105). 
Het personeel in de machinekamer bestond uit arbeiders die uit de grote steden afkomstig waren. Er was dus aan boord van de trawlers een groot verschil in herkomst en in werkzaamheden onder de bemanning.
Er waren voor mannelijke familieleden die geen visser werden tal van andere mogelijkheden: vislosser of visknecht (verpakken van vis), los werkman, walbaas (3) en ook de werkgelegenheid in de handel en de middenstand nam sterk toe. Voor vrouwen was er werk in de chocolade-, zeep- of conservenfabrieken, op kantoor of in de winkel. Ik weet niet welk werk de vissersdochters gingen doen, maar er waren mogelijkheden.
Het loon lag in de visserij wat lager dan in de industrie.

Scheepsrampen en ongevallen
Ook op de IJmuider vloot voeren was en bleef het beroep van visser zeer gevaarlijk. Meer dan twintig vissers die van origine uit Middelharnis kwamen zijn omgekomen op een IJmuider vissersvaartuig, zie het bericht van 22 september 2014 op dit weblog; het zijn de bekende namen uit de families de Bloeme, van den Doel, van Dongen, Dubbeld, van Gelder, van den Hoek, de Koning, Krijger, Langbroek, Roodzant, Sala. Veel scheepsongevallen gebeurden in de Eerste Wereldoorlog of in de jaren erna als gevolg van het ontploffen van mijnen.

Connecties
Ik stel me zo voor dat de gezinnen uit Middelharnis die al in de jaren '90 van de negentiende eeuw naar IJmuiden gingen, als kwartiermakers fungeerden voor degenen die later kwamen. Het ligt voor de hand dat zij hun plaatsgenoten wegwijs maakten in IJmuiden, hielpen bij het zoeken van werk als bemanningslid of aan de wal en bij het vinden van een woning.

Een moeder berichtte haar getrouwde dochter in Middelharnis (3):
Ik heb een huisje voor je gehuurd, dus je kan naar IJmuiden komen. Maar bezint voor je begint. Denk in de eerste plaats aan je kinderen. Want neem dit van je moeder aan, in Sodom en Gomorra kan het niet erger geweest zijn dan hier bij ons
Jan Koster, tot 1896 visser in Middelharnis, begon een vishandel. Het was een succesvolle onderneming die in de loop der jaren uitgegroeid is tot een van de grootste vishandels in IJmuiden. Zie voor meer informatie het volgende bericht op dit weblog.
Gerrit Langbroek (geb. 1862) die op 5 juni 1907 naar Velsen verhuisde heeft dertig jaar bij de groothandel firma Jan Koster gewerkt.

Bakker van Es van de Westdijk in Middelharnis, schoonzoon van Jan Krijger, volgde in 1912 zijn klandizie en zijn schoonouders naar IJmuiden.



IJmuider Courant 31 dec 1931

In het boek "Het kofjekokertje en het spookschip van Middelharnis" beschrijft Cor van den Tol dat de hoofdpersoon en zijn vader tussen de reizen door bij de familie Groen in IJmuiden verbleven. Dit moet een ervaring zijn die rond de eeuwwisseling door velen gedeeld werd.

Jan Krijger Jzn. woonde al vijf jaar in IJmuiden toen hij in 1901 trouwde met Suzanna de Korte, uit Middelharnis die in 1899 naar IJmuiden verhuisd was. Ze kenden elkaar vast al van jongs af aan.  Jan Krijger Sr. en Arendje Born woonden al bijna dertig jaar in IJmuiden toen ze ter gelegenheid van hun diamanten bruiloft de bemanning van een sloep uit Middelharnis op bezoek kregen.

Zo maar wat voorbeelden van hoe Middelharnis zich in IJmuiden manifesteerde. Deze connecties waren denk ik erg belangrijk voor de oudere generatie. Noodgedwongen hadden de vissers en hun gezinnen de stap moeten nemen om de geboorteplaats te verlaten en zich te vestigen in een vreemde omgeving. Door de contacten met vroegere plaatsgenoten waren er toch nog vertrouwde mensen en vertrouwde klanken in de buurt. Ze bleven Menheersenaars.

Voor de jongere generatie gold dit alles niet. Zij vonden al gauw huwelijkspartners buiten de eigen kring en zullen zich meer IJmuidenaars dan Menheersenaars gevoeld hebben.


1. Conny Braam. De onweerstaanbare bastaard. 2002. nawoord p. 345-351.
Onderdeel van haar romantrilogie over IJmuiden. De woede van Abraham verscheen in 2000 en Het schandaal in 2004.
2. L.M. van den Bergh van Eysinga. Bijdrage tot de Sociaal-Geographische Kennis der Gemeente Velsen. Utrecht, 1933. Proefschrift. p.101,102.
3. C. van Es. Bles voor de kop. Geschiedenis en volksleven van IJmuiden.67, 85, 86. Onder de walbazen vinden we de namen Langbroek en Jongejan, 130.
4. Mededeling van de heer P.L. Koster Haarlem

Met dank aan Piet Koster Eindhoven voor gegevens over de familie Koster.


3 opmerkingen:

  1. De familie Van Den Doel waarover gesproken wordt (die eerst van Middelharnis naar Rotterdam-Feyenoord en daarna naar Ijmuiden gingen) zijn mijn overgootouders. Mijn grootmoeder werd in Feyenoord geboren, hierna verhuisde het gezin naar IJmuiden. Eerst naar de 'Breesaap'. Hier ligt nu de grooste van de drie sluizen. Mijn overgroot vader verdronk op zee (over boord gevallen?), waarna mijn overgrootmoeder met de kinderen (7?) naar de Conradstraat verhuisde en hier een kruidenierswinkel had. Mijn overgrootvader was de laatste visser. Slechts een neef heeft korte tijd rond 1990 schat ik op een vissersboot gewerkt van een Katwijkse reder. Leuk dit verhaal te lezen over hoe dit deel van mijn voorouders in Ijmuiden terecht gekomen is. Ik heb ook nog familie met de naam Koster, blijkbaar komen die ook uit Middelharnis.
    ernstunderscoredebruijnathotmailpuntcom

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Erg interessant, inderdaad vertrokken er ook van Texel de nodige gezinnen. Soms waren de mannen eerst betrokken bij de aanleg van het Noordzeekanaal, ik zal eens op internet en in mijn eigen boekenkast kijken of ik wat concreter kan zijn.

    BeantwoordenVerwijderen
  3. Ik heb de woede van Abraham gelezen.Een heel mooi verhaal,maar is het echt waar dat Abraham en zijn vrouw in het laatst bewaarde stukje Breesaap begraven liggen in IJmuiden.Zou iemand mij dat kunnen vertellen.Dan wil ik er graag een keer gaan kijken.

    BeantwoordenVerwijderen