zondag 23 februari 2014

Geloot voor Napoleon, een voorbeeldstudie. Aangevuld met gegevens over Middelharnis

' Een hommage aan een vergeten groep Bevelandse jongens die moesten gaan vechten voor de idealen van een vreemde keizer'
zo omschrijft de uitgever het in 2013 verschenen boek van Jan de Ruiter.

'Geloot voor Napoleon, Bevelanders in het leger van Napoleon 1811-1814' is het resultaat van jarenlang speurwerk in Nederlandse en vooral Franse archieven. Een voorbeeldige regionale studie die navolging verdient. Het onderwerp heeft verwantschap met het hoofdthema van Arjaentje.  Net als de omgekomen vissers zijn veel van de soldaten van Napoleon niet in hun eigen woonplaats overleden maar onder barre omstandigheden ergens ver van huis.




Het aantal gewonde en gesneuvelde soldaten in het Napoleontische leger was enorm groot. Na het Koninkrijk Holland in juli 1810 ingelijfd was bij het Franse Keizerrijk werden ook hier soldaten gerekruteerd om het leger weer op sterkte te brengen.
Vanaf 3 februari 1811 waren de Franse conscriptiewetten van kracht.  De gang van zaken in Zeeland wijkt vermoedelijk niet veel af van de recrutering in andere gebieden. Daarom een korte beschrijving van de procedure.
In Zeeland benoorden de Schelde werden 4456 jongens uit de geboortejaren 1788-1793 geregistreerd. Elke gemeente moest een voorgeschreven contingent leveren. De jongens met een laag nummer werden als eerste ingeloot. Dan volgde de keuring. Voor degenen die afgekeurd werden (korter dan 1 meter 50 en medische redenen) werd iemand uit de reservegroep alsnog aangewezen. Later werd het ook mogelijk om vrijstelling aan te vragen waarbij als redenen golden : studie voor priester of predikant, al vrijwillig dienend of dienend bij de marine.  Later uitgebreid met : voor 3 februari 1811 getrouwd, vader ouder dan 71, oudste zoon van een weduwe, oudste weesjongen (kostwinner) en al een broer in het leger. Degenen die kapitaalkrachtig waren en zelf niet wilden dienen konden een remplaçant in hun plaats sturen. Ook broers konden elkaar vervangen.
Van de 4456 geregistreerde Zeeuwse jongens zijn er 474 ingeloot om daadwerkelijk uitgezonden te worden.  Op 10 februari 1811 hebben de "maires" in Zeeland de lichting 1788 opgeroepen en op 10 april is de eerste groep vertrokken. Behalve lotelingen werden ook vrijwilligers en weesjongens ingezet. Uit  Noord- en Zuid-Beveland werden 31 weesjongens tussen de vijftien en twintig jaar verplicht om in dienst te nemen.

Jan de Ruiter heeft de lotgevallen nagetrokken van de 274 jongens uit Noord- en Zuid-Beveland die werden ingeloot. De militaire stamboeken die aanwezig zijn in het Chateau de Vincennes bij Parijs zijn hiervoor een belangrijke bron. Hij komt tot de schrikbarende conclusie dat 150 van hen zijn omgekomen op de slagvelden van Rusland, vermist zijn in Rusland (november en december 1812), overleden zijn in ziekenhuizen in Duitsland en Frankrijk of omgekomen bij Leipzig. In oktober 1813 vochten de troepen van de Franse keizer bij Leipzig tegen de legers van Oostenrijk, Pruisen, Rusland en Zweden. Er deden meer dan een half miljoen soldaten aan mee, er waren naar schatting 100.000 slachtoffers.
Van de Bevelandse lotelingen is 58% niet thuisgekomen. In april 1814 na het aftreden van Napoleon keerden de soldaten die het er levend hadden afgebracht terug naar huis.
November 1814 is aan alle burgemeesters gevraagd om een vermistenlijst te maken.

De marine was een verhaal apart. Marinemensen werden apart gerekruteerd, voor hen golden andere criteria. Ze werden niet op geboortejaar maar op ervaring uitgezocht. Bij de marine was de overlevingskans groter dan bij de landmacht.

Recrutering voor de Marine in Middelharnis 
In maart 1811 werd bekend dat de marine uitgebreid moest worden met 3000 zeelieden. Goeree-Overflakkee werd geacht 50 zeelieden te leveren.
In Middelharnis is in maart 1811 een lijst opgemaakt van zeevarenden die in aanmerking kwamen. Op deze lijst staan 211 namen waaronder 130 vissers (van de 232 geregistreerde vissers) en de rest  binnenschippers en veermannen. Bij de keuring vielen vijf mannen af "wegens een onderzochte breuk", twee omdat ze al bij de Kustwacht ingezet werden, vier omdat ze de enige zoon van een weduwe waren, een omdat zijn vader 72 jaar oud was, een omdat hij al in Dirksland geloot had. Dertien reservenamen werden aan de lijst toegevoegd. Barend Leeflang ging in de plaats van zijn broer Cornelis.
In april 1812 zijn de mannen in dienst getreden. De meeste namen zijn bekend uit een lijst van 566 mannelijke inwoners van  juli 1811 die in 1812 en 1813 is aangepast. Bij 23 namen staat de vermelding "marine", bij twee de vermelding "kustwacht Goeree", een keer "vrijwillig aangemeld bij de reserve", een keer "douane",  twee mannen "in het leger" en een vermelding "Nationale Garde" (1).

Lieven Matze (1773-1812) is op 11 augustus 1812 in Den Helder overleden, 39 jaar oud. Hij was tweede timmerman aan boord van Z.M. schip de Admiraal Evertsen. Zie bericht van 25 februari 2016. Hij komt niet voor op de lijst van 1811.

Gabriël de Waard (1776-1813), een van de mannen op de lijst van juli 1811 met de vermelding "marine",  is op 2 maart 1813 in het Scheepshospitaal aan het Nieuwediep bij Den Helder overleden. Hij hoorde tot de bemanning van Z.M. schip de Johan de Wit. Hij was op 14 augustus 1801 gehuwd met Kaatje Korteweg.



Overlijdensakte Gabriël de Waard (1776-1813)
Den Helder, 2 maart 1813.
Vissers kwamen in theorie ook in aanmerking voor militaire dienst bij ander legeronderdelen, maar de meeste vissers kwamen bij de Marine terecht. 
Daarnaast is er Middelharnis ook voor de landmacht gerekruteerd. 

Soldaten uit Middelharnis uit de Franse stamboeken (Vincennes)

Deze lijst is afkomstig uit de Databank van Nederlandse militairen in het leger van Napoleon. De databank is samengesteld op basis van de stamboeken die zich in de archieven van Vincennes nabij Parijs bevinden. Cor Koene heeft de gegevens uit deze databank voor de soldaten van Goeree en Flakkee nagezien en fouten verbeterd, vooral in de geboortedata. Zie Koene genealogie
Van soldaten van wie de overlijdensdata ontbreken wordt aangenomen dat ze gesneuveld zijn in de strijd. De meeste soldaten kwamen om bij de terugtocht uit Rusland in 1812. 

Arie Berkhof is niet geboren op 01-01-1791, maar kort voor zijn doopdatum op 24-05-1789 als zoon van Arie Berkhof en Neeltje Arijsdr onder de Linde. Hij diende in het 123e Regiment Infanterie van Linie en in het 126e Regiment Infanterie van Linie

Pieter van Brussel is niet geboren op 15-11-1788, maar kort voor zijn doopdatum op 02-11-1788 als zoon van Teunis Pietersz van Brussel en Jannetje Klaasdr Kas. Hij diende in het 88e Cohorte.

Cornelis de Bruijn is niet op 16-05-1784 geboren, maar veel eerder kort voor zijn doopdatum op 24-05-1778 als zoon van Jan Cornelisz de Bruijn en Aagje Florisdr van Eck. Hij diende in het 9e Regiment Artillerie te Voet. Hij trouwde op 16 april 1816 te Middelharnis met Maria van den Berg.

Cornelis van Dalen is niet geboren op 21-01-1779, maar kort voor zijn doopdatum 24-01-1776. Hij is een zoon van Huijbert Hendriksz van Dalen en Lena Hendriksdr van Dam. Hij diende in het 3e Regiment Grenadiers te Voet van de Garde.

Teunis Dubbeld is geboren voor zijn doopdatum 04-02-1789 als zoon van Cornelis Pietersz Dubbeld en Cornelia Teunisdr Weijmans. Hij maakte deel uit van het 125e Regiment Infanterie van Linie.

Pieter Jongejan is niet geboren op 11-01-1788, maar kort voor zijn doopdatum 16-12-1787 als zoon van Cornelis Pietersz Jongejan en Lena Lucasdr Tiebout. Hij diende in het Regiment Pupillen van de Garde en het 4e Regiment Tirailleurs van de Garde.

Michiel Krijtenberg is geboren op 16-12-1791 als zoon van Laurens Krijtenberg en Maatje Laurensdr den Hollander. Hij zat in het 33e Regiment Lichte Infanterie.

Willem Lammers is geboren op 03-06-1790 als zoon van Gerrit Lammers en Jacoba Hoeksteen. Hij diende in het 88e Cohorte.

Pieter Langbroek is niet geboren op 23-11-1783, maar kort voor zijn doopdatum op 23-11-1781 als zoon van Aren Langbroek en Ariaantje Jansdr Romp. Hij diende in het 124e Regiment Infanterie van Linie.

Dirk Lugthart is geboren op 13-05-1786 als zoon van Jasper Krijnsz Lugthart en Heijltje Gijsbertsdr onder de Linden. Hij diende in het Regiment Pupillen van de Garde en in het 123e Regiment Infanterie van Linie.

Melchert van Oostvoorne is niet geboren op 01-09-1792, maar kort voor zijn doopdatum op 01-07-1792 als zoon van Jan Melchertsz van Oostvoorne en Cornelia Abrahamsdr van der Meulen. Hij diende in het 72e Regiment Infanterie van Linie. Hij was sluiswachter van beroep. Hij trouwde met Josina Jacoba Zorn. We vermoeden dat er in de omgeving van Utrecht en Amsterdam nog nageslacht van Melchert is.

Maarten Rooij is geboren op 19-07-1788 als zoon van Abraham Maartensz Rooij en Jannetje Thomasdr Visser. Hij diende in het 125e Regiment Infanterie van Linie.

Cornelis Stierman is geboren op 04-09-1790 als zoon van Lieven Arensz Stierman en Maatje in ’t Velt. Hij zat in het 124e Regiment Infanterie van Linie.

Johannes Wittekoek is geboren op 20-05-1790 als zoon van Jacob Wittekoek en Arentje van Eck. Hij maakte deel uit van het 7e Regiment Lichte Lanciers. Johannes trouwde op 15 september 1815 te Dinteloord met Hester van den Nieuwendijk. Uit hun huwelijk werden voor zover we weten negen kinderen geboren, die veel nageslacht hebben voortgebracht.

Overleden in Franse hospitalen
De volgende personen zijn overleden in Franse hospitalen (2)

Teunis de Dubbelde
Pierre Krijger
Nicolas van der Valk

Met uitzondering van Piet Krijger (er zijn er meer met die naam) komen deze namen niet voor op de lijst van 1811. Het is mogelijk dat zij al voor 1810 vrijwillig in dienst gegaan zijn. 



1. Marco Kuiper. De visserij van Middelharnis tijdens de Franse Tijd. Leiden, 2009. p. 32 over de rekrutering.
Hierin opgenomen: Bronbewerking Gemeentearchief Middelharnis. inv. nr. 583. De liste Civique van 8 juli 1831, bijlage 2. Aanvullend verstrekt door Marco Kuiper: Bronbewerking Gemeentearchief Middelharnis. inv. nr. 507-508, trekking voor de Marine.

2. GaHetna.nl - indexen - Landmacht. Index op de overlijdensakten van Nederlanders in Franse hospitalen  1792-1815. 



Titel:

Jan de Ruiter. Geloot voor Napoleon, Bevelanders in het leger van Napoleon 1811-1814. Goes, 2013. (uitgeverij Het Paard van Troje).

woensdag 19 februari 2014

Pieter Leendert Slis (1816-1904) en Tijsje Overwater (1823-1879)

Ouders
Pieter Leendert Slis is een zoon van Jacob Slis (1787-1861) en Leentje van der Slik (1789-1871). Hij is geboren op 22 oktober 1816 in Middelharnis. Jacob Slis was in 1811 veerman en binnenschipper, evenals zijn vader Johannis Slis (1746-1826). De vader en grootvader van Johannis waren landhouwers.
Pieter Leendert was de oudste zoon van Jacob en Leentje. Hij is genoemd naar zijn grootvader Pieter Leendertsz van der Slik, die boekhouder (reder) was en lid van het dorpsbestuur. Leentje had een zus die Maatje heette, gehuwd met Cornelis Koomen,verder waren er geen erfgenamen.
Twee broers van Pieter Leendert Slis zijn jong overleden. Zijn broer Johannes Aren (1821-1889) is in 1845 en 1846 actief geweest als reder. Ten tijde van zijn huwelijk in 1849 met Leentje van Es was hij bouwman, evenals zijn schoonvader. Zie ook bericht van 1 februari 2014 over de nazaten van Johannes Aren.
Tijsje Overwater is op 1 april 1823 in Middelharnis geboren, dochter van Jacob Overwater (ca.1794-1862) en Dirkje van Rossum. Jacob Overwater was korenmolenaar.

Huwelijk en kinderen
Pieter Leendert en Tijsje trouwden op 6 december 1843. Ze waren 27 en 20 jaar oud. Het beroep van Pieter Leendert was ten tijde van het huwelijk "pachter van het afslagrecht", hij pachtte het recht op de visafafslag al vanaf 1834 en bleef in functie tot de afslag in 1857 werd opgeheven.
Zoon Jacob Johannes werd op 14 november 1846 geboren. In 1849 werd Adriaantje geboren, in 1852 Leentje, in 1854 Pieter Leendert, in 1857 Dirk, in 1860 Johannes Cornelis, in 1863 Titia Jacoba en in 1866 Maria Cornelia.
Jacob Johannes (overleden 1940) werd reder en trouwde in 1873 in Sommelsdijk met Maria Lena de Graaff, dochter van een landbouwer. Ze woonden eerst aan het Vingerling en later in de Voorstraat. 
Leentje trouwde in 1875 met Klaas van Schouwen, landbouwer.
Adriaantje was 42 toen ze in 1891 met de 28-jarige schipper Cornelis Nuije trouwde. 
Johannes Cornelis werd koopman en eigenaar van een zeevishandel in Nieuwediep (1880 toen hij twintig was naar Helder verhuisd) ; hij is in 1902 toen hij 41 jaar was in Amsterdam gehuwd met Maria Magdalena Jeannetta Moll uit Den Helder, dochter van een kleermaker. Johannes Cornelis is in 1940 overleden
Dirk Slis was ongehuwd. Hij was reder, wedstrijdzeiler en consul voor de ANWB voor het eiland (hij wordt in De Kampioen rond 1904 genoemd i.v.m. de eerste wegwijzers). Dirk is in 1914 naar Zwitserland vertrokken en woonde later in een villa in Scheveningen. In 1942 is hij in Den Haag overleden. Hij was nog wel betrokken bij de mensen in zijn geboortedorp:


Vooruit, 18 augustus 1917

Zoon Pieter Leendert was ongehuwd, hij woonde bij zijn broer Jacob Johannes in. Hij is in 1911 op 57-jarige leeftijd in Den Haag overleden. 
Ook Titia Jacoba (overleden 1963,100 jaar oud) en Maria Cornelia (overleden 1954) zijn nooit getrouwd. De dames Slis zijn altijd in het ouderlijk huis aan de Kaai blijven wonen.
Tijsje Overwater overleed op 10 mei 1879, 56 jaar oud, Pieter Leendert overleed 9 juli 1904, 87 jaar.

De acht kinderen van Pieter Leendert en Tijsje hebben allemaal de kindertijd overleefd. Adriaantje was 42 jaar toen ze overleed en Pieter Leendert 57 jaar. De anderen hebben, evenals hun vader, een hoge leeftijd bereikt.

De rederij
De eerste vermelding van Jacob Slis als reder is in 1828. Hij liet toen de sloep Pieter en Johannes bouwen. De MH1 Waakzaamheid met schipper Arij van der Struijs 
was in 1834 de eerste sloep die voor de haringvangst werd uitgerust, gevolgd door de MH2 Zeeland in 1838. Het was een onderneming waarvoor Jacob Slis stuurlieden van buiten het dorp aantrok (zie tekst van 5 december 2013). 
In 1844 wordt Pieter Leendert Slis voor het eerst genoemd als reder en in 1845 en 1846 treden Pieter Leendert en Johannes Aren samen op als reder. Beide zoons worden vervolgens niet meer genoemd: van 1847 tot en met 1860 is Jacob als reder vermeld (1). 

De reders Slis uit Middelharnis genoten aanzien in de Nederlandse visserijsector. Ze hadden door de jaren heen diverse adviserende functies. In 1842 was Jacob lid van het "Collegie der kleine of kustvisscherij voor de provinciën Noord- en Zuid-Holland" ; in 1849 was Jacob nog steeds lid van het college van de kleine visserij en was Pieter Leendert lid van het "Collegie der IJslandsche en Kabeljauw-visscherijen voor de provincie Zuid-Holland". Een door de regering  ingestelde commissie die moest onderzoeken of de bestaande wetten inzake de visserij konden worden ingetrokken (of moesten worden aangepast) vroeg Pieter Leendert Slis, reder en viskoper, uit Middelharnis naar zijn mening (2). De liberalisering die toen landelijk werd ingezet leidde in 1856 indirect tot het afschaffen van het monopolie van Middelharnis op de visafslag.
P.L. Slis was jurylid bij het beoordelen van de inzendingen van de eerste internationale visserijtentoonstelling die in 1861 in Amsterdam werd gehouden.
Na de dood van zijn vader in 1861 staat Pieter Leendert lange tijd alleen aan het hoofd van de rederij. De firma wordt uitgebreid met een zeilmakerij, een mandenmakerij en een kolenhandel.
Pieter Leendert krijgt direct met veel tegenslag te maken: de Eben Haëzer en de Vrouwe Aplonia zijn in december 1863 met volledige bemanning vergaan, gevolgd door de Wisselvalligheid in 1867. 
Bij het huwelijk van visser Simon Vogelaar en Elizabeth Born (Sommelsdijk, 1871 akte 10) was P.L. Slis getuige, een teken dat hij zich betrokken voelde bij de gewone visser. Rond 1875 heeft de rederij -in navolging van Kolff- visserswoningen laten bouwen: de tien huusjes van Slis in de Verlengde Vissersstraat (bericht van 21 maart 2012).

In 1880 begon  zoon Johannes Cornelis Slis een zeevishandel in Nieuwediep. Het gerucht ging dat de hele rederij met vissers en al naar Nieuwediep zou gaan.

Vlaardingsche Courant,16 juni 1880
Nieuwsblad , gewijd aan de belangen van de Hoeksche Waard,
Kralingen, IJsselmonde en Vlaardingen 19 juni 1880



In 1887 wordt de naam van de firma P.L. Slis en Zoon. Jacob Johannis zat al sinds 1870 in de zaak.  In 1890 trad ook Dirk toe tot de firma. Op het hoogtepunt van de rederij 1894-1896 waren tien sloepen in bedrijf (Kolff had er elf). Jacob Johannes was evenals zijn grootvader en vader landelijk actief in de visserijbranche. In 1906 was hij al 25 jaar lid van het College voor de Zeevisscherijen. In zijn tijd vond de bekende ramp met Luctor et Emergo 1910 plaats.
Johannes Cornelis Slis die in Nieuwediep een zeevishandel had samen met een compagnon G.F. van Oterendorp, verplaatste zijn activiteiten in 1898 naar IJmuiden.  In 1911 nam hij, samen met zijn broer Jacob deel, in de oprichting van de 'IJsfabriek voor de Vischhandelvereeniging' te IJmuiden (4). De firma P.L. Slis & Zoon werd in 1917 ontbonden. De laatste sloep, MD 8 Albatros met kleinzoon P.L Slis uit Rotterdam als reder, is in 1919 voor het laatst uitgevaren.



Maas- en Scheldebode, 25 april 1917


Onze Eilanden, 5 juli 1919



Naamgeving van sloepen
Een aantal sloepen is naar familieleden genoemd:

1829 Pieter enJohannes
MD 2 1867 Maria Cornelia, dochter van P.L.Slis Jz.
MD 6 1879 Titia Jacoba, dochter van P.L. Slis Jz.
MD 4 1904 Theodora Emmerentia, kleindochter van Jakob Johannes (3)


Bronvermelding:
 1. De sloepen van Middelharnis, 1834-1923. Handgeschreven overzicht, auteur onbekend. Aanwezig in Maritiem Museum Rotterdam. Incompleet tot 1887.
2. Bron: Nederlandsche residentie- en 's Gravenhaagsche stadsalmanak voor 1849. Den Haag, Belinfante, 1849. 24e jrg. p.376. Idem vol. 15, 1842, p.246

Verslag over de zeevisscherijen, uitgebragt door de commissie benoemd bij Koninklijk Besluit van den 9den februarij 1854, no.7. p.84-89 van bijlage 1 (scan  327) het vraaggesprek met P.L. Slis.Bijlage xxix en xxx bevatten cijfers over de export van vis naar België. Bronnen zijn via Google books te raadplegen (zoekactie Slis Middelharnis)
3. De oudste zoon van Jakob Johannes heette Pieter Leendert Slis (1874-1943). Hij was bankier en trouwde in 1902 in Rotterdam met Anna Jacoba Drost. In 1903 werd hun dochter Theodora Emmerentia (overleden 1983 in Ouddorp) geboren (vernoemd naar de moeder van Anna Jacoba).
4. Het Vaderland, 4 augustus 1911.

Zie ook:
Fons Grasveld. Het lot van de MD3 Anna. Met medewerking van Jan van de Voort.. Hilversum 2014
Hierin op p. 25 een plattegrond met de panden van Slis


Sjoerd de Meer. Beschilderd dundoek uit Middelharnis
Scheepshistorie 17 (2014) 33-47.

En: Cor Koene Genealogie Aren Cornelisz van der Slik

maandag 17 februari 2014

Cornelis Kolff (1776-1830) en Hermina Johanna Kolff (1784-1859)

Ouders
Cornelis Kolff is op 5 januari 1776 in Middelharnis geboren. Hij is een zoon van Adrianus Quirinus Kolff (1745-1826) en Hendrina van der Hoeven (1749-1823). Zijn vader was wijnkoper en reder en had daarnaast een aantal bestuurlijke functies, vooral in polderbesturen.  Broers van Cornelis, Gualtherus en Cornelis Geertruyus, zijn op jonge leeftijd naar Rotterdam vertrokken.
Adrianus Quirinus Kolff heeft in 1768 het pand aan de Voorstraat met wagenhuis en pakhuis aan de Achterweg gekocht om hier zijn bedrijf te beginnen.
Hermina Johanna Kolff is op 19 april 1784 in Middelharnis geboren, dochter van Lambertus Kolff (1749-1823) en zijn achternicht  Constantia Margaretha Kolff (1752-1811). Haar broer Lambertus Kolff van Oosterwijk (1779-1836) was reder en notaris in Middelharnis. Een andere broer, Willem Hendrik, werd wijnkoper in Gouda. Haar broer Gualtherus Kolff (1781-1820) is in 1811  getrouwd met Maria Hendrina Friderichs (1793-1858). Ze kregen in 1817 een dochter die in 1819 overleed. Gualtherus was 39 jaar toen hij overleed. Zijn weduwe werd boekhandelaar (1). 


Lambertus Kolff (1749-1823)



Adrianus Quirinus en Lambertus waren zoons van Gualtherus Kolff (1711-1789) en Alida Vosmaer (1712-1789). Een andere zoon, Cornelis Kolff, werd wijnkoper in Gouda. Lambertus was meer de bestuurder en Adrianus meer de ondernemer, hoewel ook Lambertus aandelen in schepen had en boekhouder was (reder, voerde administratie over schepen). Adrianus Quirinus was een man van de Verlichting, groot voorstander van de koepokinenting, een van de oprichters van het departement Middelharnis-Sommelsdijk van de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen en de eerste penningmeester van het Nut. 

Gualtherus was van de tweede generatie Kolff in Middelharnis, Zijn vader, Cornelis Kolff (1685-1759) is in Maassluis geboren en overleden. Hij was van 1710 tot 1741 notaris in Middelharnis.


Cornelis Kolff (1685-1759) scan uit het boek van
 C.J. Hameeteman, Middelharnis een eeuw in foto's en herinneringen
(1996). p.12.


Huwelijk en kinderen
Cornelis en Hermina Johanna zijn op 27 juni 1804 in Middelharnis getrouwd. 


Opregte Haarlemse Courant, 4 juni 1804

Op 11 april 1805 werd dochter Hendrika Adriana geboren, zij is maar een half jaar oud geworden. Ze kregen twaalf kinderen. Lambertus uit 1806 is in 1836 overleden, Adrianus Quirinus uit 1808 is maar vijf jaar oud geworden evenals Adrianus Quirinus uit 1814. Constantinus Margaretus uit 1810 stierf in 1811, Adrianus Quirinus uit 1823 is in 1842 overleden, Maria Lambertina, geboren in 1825, overleed binnen het jaar.
Vijf kinderen zijn als kind en twee als (jong) volwassene overleden. Cornelis Kolff overleed op 22 september 1830.
Alida Jacoba Kolff, geboren in 1820, is met een geneesheer getrouwd en in 1909 in Rotterdam overleden. Dochters Hendrika Adriana Kolff (1816-1865) en Constantia Margaretha Kolff (1812-1860) trouwden niet. Ze woonden tot hun overlijden in Middelharnis (2).
Gualtherus Constantinus Marius Kolff (1819-1890) was rentmeester, koopman en lid van de firma Wed. C. Kolff. Hij is ook een tijd reder geweest. In 1880 vertrok hij naar Rotterdam.  Arnoldus Catharinus (1827-1901) werd reder en touwslager in Middelharnis.

De firma Wed. C. Kolff en Zn.
Cornelis Kolff was net als zijn vader wijnkoper van beroep De firma heette fa. C. Kolff A.Q z. en Comp. De firma pachtte de Bank van Leening. Cornelis Kolff werd in 1825 kassier van de spaarbank van het Nut. Uit voorzichtigheid werd belegd in Nederlandse staatsschuld. De waardepapieren verloren ten tijde van de Belgische opstand in hoog tempo hun waarde. Kort na de dood van Cornelis moest zijn zoon Lambertus, die hem als penningmeester was opgevolgd, concluderen dat er een nadelig saldo was. Men besloot de Spaarbank in 1831 te liquideren. "De spaarbank was door de Belgen vermoord" (3).




Hermina Johanna Kolff (1784-1859)
bron: www.kolff.nl


De wijnhandel was een constante in de activiteiten van de firma.  In de achttiende eeuw hadden diverse leden van de familie Kolff aandelen in vissersschepen en voerden de administratie over een aantal schepen (boekhouder).  In de negentiende eeuw ontstond er een andere bedrijfsvoering waarbij de reder zijn intrede deed die volledig eigenaar was van een schip. De oude naam boekhouder werd nog lang gebruikt.

In 1817 werd de eerste vissersboot van het type sloep, de Vrouwe Aplonia, deels voor rekening van de vader van Cornelis (de firma A.Q. Kolff) gebouwd.  De sloep werd in Vlaardingen gebouwd door de firma Hoogendijk. In april 1826 werd de eerste vissloep die in Middelharnis zelf gebouwd was in gebruik genomen: de Lucretia Adelaïde (zie bericht van 10 januari 2013 in het blogarchief).  Reder van deze sloep was Lambertus Kolff van Oosterwijk. Op 6 maart 1829 liep de Vrouwe Pietertje van stapel, gebouwd opdracht van Lambertus Kolff van Oosterwijk op de werf van scheepstimmerman Adr. van der Staal en 7 maart 1829 de Vrouw Hermina Johanna, boekhouder C. Kolff A.Q. zoon, gebouwd op de werf van Jan Peeman.
In het bericht in de Rotterdamsche Courant hieronder wordt het vergaan van de Catharina Elizabeth gememoreerd, de sloep die in oktober 1827 van stapel liep in Middelharnis en in maart 1828 vergaan is. Lambertus Kolff van Oosterwijk was ook van deze sloep de reder.



Rotterdamsche Courant, 19 maart 1829

Anderhalf jaar na de ingebruikname van de sloep Vrouw Hermina Johanna is Cornelis Kolff overleden. Toen Cornelis overleed (22 september 1830) waren de drie zoons vierentwintig, elf en bijna drie jaar oud. De firma werd voortgezet door Hermina Johanna Kolff onder de naam Wed. C. Kolff & zn. De oudste zoon Lambertus trad op als reder van de Vrouw Aplonia en de Vrouw Hermina Johanna. Hij overleed in 1836 (4).
In 1842 was de fa. Wed. C. Kolff en Zoon eigenaar van de MS3 Dankbaarheid, met schipper Hendrik Langbroek. In 1843 kwam daar de MS 5 Middelharnis schipper Maarten Langbroek bij, deze sloep werd door de reders Gualtherus en Lambertus Kolff gexploiteerd.  Van 1843 tot en met 1851 worden ook Gualtherus en Lambertus als reder genoemd, apart van de firma Wed. C. Kolff en Zoon. Gualtherus Constantinus Marius Kolff en zijn neef Lambertus Constantinus Catharinus Kolff van Oosterwijk (1820-1877) waren kennelijk voor eigen rekening actief als reder. De laatste was burgemeester en secretaris van Stad aan 't Haringvliet (vanaf 1843), Middelharnis (vanaf 1852) en Den Bommel (vanaf 1859). Hun namen (met vermelding "reder") staan ook in de advertenties die in 1865 gezet zijn voor inzameling ten behoeve van de nabestaanden van de bemanning van de Lucretia Adelaïde. In 1872 ontbreekt de naam van Lambertus onder de advertenties die toen geplaatst werden. 
Tussen 1865 en 1912 zijn drie sloepen van de rederij met volledige bemanning vergaan, Lucretia Adelaïde (1865), Zeemanshoop (1895) en Anna (1912).
Rond 1875 zijn in opdracht van de rederij 56 visserswoningen gebouwd: de Vissersstraat.(zie bericht van 21 maart 2012). In 1902 werd met twee sloepen van Kolff de IJslandvaart beproefd (zie bericht van 7 oktober 2012).

Arnoldus Catharinus Kolff was tot ongeveer 1885 de man van de rederij. Een zoon van Gualtherus Constantinus Marius, Cornelis Kolff (1850-1931) werd ook lid van de firma. en was gehuwd met Anna Elisabeth van den Broek. Hij is in 1918 naar een villa in Hilversum verhuisd (5).
Naast reder was Arnoldus Catharinus touwslager en koopman. Arnoldus werd opgevolgd door zijn zoon Cornelis Kolff (1860-1923) die de rederij tot 1923 heeft voortgezet samen met zijn neef Cornelis. Ze werden de oude en de jonge Cor genoemd. Rond 1890 waren er elf sloepen van rederij Kolff in bedrijf, waarmee Kolff net iets groter was dan rederij P.L. Slis. 
Rederij en wijnhandel waren de kernactiviteiten maar ook de spaarbank van het Nut kwam weer terug in de familie. Cornelis ACzn werd in 1895 boekhouder van de Nutsspaarbank.
Een overzicht  van de activiteiten van de firma rond 1930: drankenhandel (groot- en kleinhandel), groothandel in levensmiddelen, agentschap van de Nederlandsche Bank, Nutsspaarbank, verzekeringen (voor Tiel-Utrecht en voor Mees) en administratie (rentmeesterschap) voor polderbesturen. Het beheer van het Vissers Weduwen Fonds was ook onderdeel van de firma.

Arnoldus Catharinus Kolff (1827-1901) en Adriana Lumina Heerma van Voss (1829-1919) 
Arnoldus Catharinus trouwde op 25 augustus 1859 met Adriana Lumina Heerma van Voss, dochter van Ulbo Jetze Heerma van Voss en Jacoba Johanna Fercken. Zoon Cornelis werd op 2 juli 1860 geboren. Ulbo Jetze uit 1861 is in 1880 overleden, Hermina Johanna uit 1863 is nog geen twee jaar oud geworden.
Zoon Gualtherus Hendrikus uit 1870 werd directeur van de Nutsspaarbank en woonde in Epe.
Hermina Johanna is in 1865 geboren (1961 in Oostburg overleden). Zij is in 1894 met Arend Mijs getrouwd, geboren in Oudenbosch, zoon van Ds. Jacob Mijs en Agatha Wilhelmina Heerma van Voss (zus van Adriana Lumina). Jacob en Agatha zijn de ouders van de latere burgemeester Ulbo Jetze Mijs.
Jacoba Johanna Kolff geboren in 1867 trouwde met een landbouwer uit Tholen.
De jongste dochter Agatha Wilhelmina Jetske Heerma Kolff is in 1872 geboren en in 1953 in Oostburg overleden. Zij was ongehuwd.

Cornelis Kolff (1860-1923) en Johanna Hendrika Mijs (1861-1933)
Johanna Hendrika Mijs is ook een dochter van bovenvermelde Ds. Jacob Mijs en Agatha Wilhelmina Heerma van Voss, een zus van Arend Mijs en van Ulbo Mijs.
Cornelis en Johanna Hendrika zijn op 13 augustus 1885 getrouwd. Op 18 november 1886 werd zoon Arnoldus Catharinus geboren, hij werd ingenieur. Adriana Lumina is in 1891 geboren, zij werd onderwijzeres
Agatha Wilhelmina werd  in 1889 geboren, zij kwam in de zaak van haar vader.

Agatha Wilhelmina Kolff (1889-1951) 
Agatha was ongehuwd. Ze werd na het overlijden van haar vader directrice van de Wed. C. Kolff & Zoon en Spaarbank. Ze gaf leiding aan de vier mensen die op het kantoor werkten en aan het overige personeel zoals een reiziger/ vertegenwoordiger en pakhuisknechts. We lezen veel over deze laatste jaren van de firma op de website van de Familievereniging Kolff, waaronder deze tekst over het Vissers Weduwen Fonds.
Ter ondersteuning van de weduwen en verwanten van op zee gebleven vissers bestond te Middelharnis het Vissers Weduwen Fonds. Het beheer ervan was tenslotte in handen van onze nicht Agaath (1889-1951), de dochter van de in 1923 gestorven Jonge Cor. Het kapitaal moet wel ongeveer twee ton hebben bedragen. De uitkeringen lagen tussen één en twee gulden per week. Nog tot na de Tweede Wereldoorlog nam de jongste bediende van de Firma Kolff op zaterdagmiddag, als al het andere werk op kantoor was gedaan, het door 'juffrouw Kolff' klaargelegde bedrag van ongeveer honderd gulden mee op de fiets de uitkeringen bij de weduwen thuis te bezorgen.
Naar dit fonds van de vissers en de reders samen dat vanaf 1882 is gevuld, is door Fons Grasveld onderzoek gedaan. Zie hiervoor  p. 138-148 van het hieronder vermelde boek.


Naamgeving van sloepen
Een aantal sloepen is naar familieleden genoemd.
            1829 Hermina Johanna
            1849 Adriana Hendrika, echtgenote van G.C.M. Kolff, gehuwd in 1848
            1859 Tweelingen, G.C.M. en Hendrikus Adrianus, kinderen van G.C.M. en A.H.
            1865 Hendrika Adriana, dochter van A.H. Kolff-Kolff en G.C.M. Kolff
MD 12 1865 Twee Cornelissen, Cornelis GCMzn en Cornelis ACzn
MD 13 1868 Adriana Lumina, echtgenote van Arnoldus Catharinus
MD 15 1869 Ulbo, Ulbo Jetze Kolff (1861-1880) z.v. A.C. Kolff en A.L. Heerma van Voss
MD 11 1882  Hendrika Adriana (2)
MD 10 1896 Johanna Hendrika, echtgenote van Cornelis ACzn
MD 3  1902 Anna, echtgenote van Cornelis Kolff GCMzn
MD 7  1907 Burgemeester Mijs, zwager van Cornelis ACzn

Genelaogische gegevens van http://www.kolff.nl/ , bewerkt voor Arjaentje.

Bronnen en literatuur:

De sloepen van Middelharnis, 1834-1923. Handgeschreven overzicht, auteur onbekend. Aanwezig in Maritiem Museum Rotterdam. Incompleet tot 1887
J.C. Both. Burgemeester Mijslaan in Middelharnis, in: De Ouwe Waerelt, 13(2013)37, 22-25
J.C. Both. Lambertus Kolff, regent voor het leven; Middelharnis in de Bataafs/Franse tijd.
PDF op website SGO
Zie ook:
Fons Grasveld. Het lot van de MD3 Anna. Met medewerking van Jan van de Voort. Hilversum 2014. p. 20-32., 146-148
Hierin op p. 25 een plattegrond met de panden van Kolff



1..Via Google books vinden we Wed. G. Kolff rond 1840 terug op lijsten van intekenaren op boeken met als beroep boekhandelares . Overigens vermeldt de Burgerlijke stand , overlijdensakte 22, 1820 dat Gualtherus en Maria Hendrina gescheiden waren.

2.. Hendrika Adriana Kolff (1816 -1865) dochter van Cornelis en Hermina Johanna overleed op 48-jarige leeftijd in 1865. Per abuis zijn haar initialen als A.H. vermeld.

Vermelding in: Stemmen voor waarheid en vrede, vol. 2. 1865.

3. K.Vos.Gedenkschrift ter gelegenheid van het honderdjarig bestaan van het departement Middelharnis-Sommelsdijk der maatschappij tot nut van 't algemeen uit aantn. van Jan van Schouwen Cz. . Middelharnis, 1910. p. 38
4. Lambertus Czn. was de auteur van een van gedichten die ter gelegenheid van het vergaan van de sloep van Jacob Bree is gemaakt. Zie tekst van 22 februari 2013, met link naar E-book
5. Grasveld, p. 147

Gegevens over de sloepen 1825-1853 in: Nationaal Archief, toegang 3.11.04. Commissie van de kleine Visscherij, inv. nrs. 65-70.



Constantia Margaretha Kolff (1810-1843)
Eva Lassing heeft in Ouwe Waerelt nr. 23 van 2008 een artikel geschreven "Borduren voor Koning en vaderland, een grote verloting van handwerken in Middelharnis , 1831". De verloting was een opmerkelijk initiatief van Constantia Margaretha Kolff, dochter van de notaris Lambertus Kolff van Oosterwijk (nichtje van Hermina Johanna). Ze bracht bijna 10.000 gulden bijeen uit het hele land met het verkopen van loten. De opbrengst was voor de koning / staatskas als bijdrage in de kosten van de herovering van België.

dinsdag 11 februari 2014

Steun aan verdrukte broeders, collecte in 1902 in Middelharnis voor de Boeren in Zuid-Afrika

Met de oorlog die de Boerenrepublieken Transvaal en Oranje Vrijstaat tussen 1899 en 1902 met Groot-Britannië uitvochten werd in Nederland intens meegeleefd. Deze (tweede) Boerenoorlog was het gevolg van de al tientallen jaren bestaande spanning tussen de Boeren en de Britten. Het gebied was van strategisch belang voor het Britse rijk. Het kiesrecht voor Britse onderdanen in de Boerenrepublieken was een belangrijk strijdpunt. 
Lange tijd overheerste in Nederland onverschilligheid tegenover de Zuid-Afrikaners, maar naarmate de Boeren vanaf 1880 meer in het gedrang kwamen werd de emotionele betrokkenheid sterker. De Nederlandse regering bleef neutraal, maar de bevolking was dat allerminst. Er werd veel geld ingezameld en zo'n 2000 Nederlandse vrijwilligers vochten mee aan de kant van de Boeren.
"De Nederlandse pro-Boer beweging had [een] conservatieve, nationalistische, humanitaire, liberale, radicale en socialistische onderstroom als achtergrond", aldus de historicus G.J. Schutte. Iedereen in het verzuilde Nederland had wel een reden om sympathie op te brengen voor de Boeren. De grootste pro-Boer organisatie was Het Christelijk Nationaal Boeren-Comité dat een antirevolutionaire achtergrond had. Tot juli 1902 zamelde dit comité fl. 200.000 vooral ten behoeve van de slachtoffers in Britse concentratie- en krijgsgevangenkampen (1).


De strijd van het Broedervolk tegen de Britten werd op de voet gevolgd. Ook in de kolommen van de anti-revolutionaire Maas- en Scheldebode vinden we vanaf de oprichting van de krant in 1886 honderden artikelen over Zuid-Afrika. We weten daardoor o.a. dat de strijd van de Boeren financieel ondersteund werd met de opbrengst van collectes in de kerken op Goeree-Overflakkee. 


Maas- en Scheldebode, 8 juni 1900


Maas- en Scheldebode, 29 maart 1901

Huis-aan-huis collecte
In 1902 ging men in Middelharnis met een lijst langs de deur om bijdragen voor de broeders in Afrika in te zamelen. Welke organisatie hier achter zat is niet duidelijk.  
Burgemeester Ulbo Mijs was de eerste intekenaar; hij zette de toon met een inleg van tien gulden. De beide reders Kolff en Slis spanden de kroon met een bijdrage van elk 25 gulden. De opbrengst was 403 gulden en 66 cent. 




MD14 Paul Kruger
Er zijn, anders dan in veel steden, geen tastbare herinneringen aan deze tijd. Een Paul Krugerstraat of een Transvaalplein ontbreekt in Middelharnis. Er werd in deze tijd nauwelijks gebouwd.
Wel werd een sloep vernoemd naar de president van Transvaal.
In november 1900 kreeg de nieuwe stalen sloep MD14 van rederij Kolff de naam Paul Kruger. Het schip werd gebouwd bij Gebr. van der Windt in Vlaardingen.
De sloep is in april 1918 verkocht. Voor de vrachtvaart ingezet voor A. Jordens Jr. in Rotterdam, kapitein J.H. Kolkman onder de naam Asam. Op 11 september 1939 als V1008 gevaren voor de Kriegsmarine in Kiel. In mei 1956 opgelegd in Hamburg, juli 1956 gesloopt.
(bron: Marhisdata, ASAM - ID 1462).
Bron: intekenlijst, Archief Gemeente Middelharnis. Inv. nr. 1863.

1. G.J. Schutte, Nederland en de Afrikaners. Adhesie en aversie: over stamverwantschap, Boerenvrienden,  Hollanderhaat, Calvinisme en apartheid. Franeker, 1996. p. 73-79

Maarten Bossenbroek. De Boerenoorlog. Amsterdam, 2012

zaterdag 1 februari 2014

Nel Slis (1913-2001)

Op 2 september 2013 was het honderd jaar geleden dat Nel Slis in Ooltgensplaat werd geboren. Het Persmuseum organiseerde een kleine herinneringsborrel voor deze bijzondere journaliste  in het bijzijn van haar biograaf Caroline Studdert. De biografie onder de titel "Hellcat of The Hague" is in 2013 verschenen.

De levensloop van Nel Slis vinden we op de website Parlement en Politiek van het Parlementair Documentatiecentrum. Ook de onderstaande typering komt van deze site:
Vitale assertieve journaliste die na de Tweede Wereldoorlog als correspondente van Associated Press in Den Haag en in Brussel tientallen jaren de schrik was van veel voorlichters en bewindslieden. Intelligente vasthoudende, maar nogal ongeremde persoonlijkheid die met haar zware doorgerookte stem iedere buitenlandse politicus in zijn eigen taal hard kon ondervragen. En steeds probeerde de eerste te zijn die het nieuws de wereld inzond en daar vaak in slaagde. Voor wie haar begreep een hartelijke vrouw, die eenmaal geschonken vertrouwen nooit beschaamde en die ook reçu was in de wereld van de klassieke muziek.


Neeltje Adriana Slis (1913-2001)
foto van de website Parlement en Politiek

Over haar veelbewogen carrière is informatie te vinden op websites en in twee boeken (zie de verwijzingen onder dit bericht).  Voor Arjaentje zal ik de nadruk leggen op haar familie en haar jeugd op Flakkee.

Ouders
Neeltje Adriana Slis werd op 2 september 1913 in Ooltgensplaat geboren, dochter van Johannes Aren Slis en Lena Koert. Lena was de tweede vrouw van J.A. Slis.
Johannes Aren is in 1900 getrouwd met van Lena Krijntje Kardux. Uit dit huwelijk is in 1901 dochter Adriaantje geboren. Lena Krijntje Kardux overleed in februari 1904.
Op 2 mei 1906 zijn Johannes Aren Slis en Lena Koert in Middelharnis getrouwd, dertig en 29 jaar oud. Neeltje Adriana (Nel) was hun enige kind. Lena Koert is  jong overleden, op 8 december 1917. Ze was toen veertig jaar.
Johannes Aren trouwde in 1924 opnieuw, nu met Leentje Mosselman die weduwe was. Zij had een dochter. 

Grootvader en overgrootvader
Johannes Aren Slis is op 29 december 1875 in Middelharnis geboren, zoon van Dingeman Slis (1852-1942)  en Arjaantje Akershoek.  Johannes Aren had twee broers, Leendert en Jacob.
Dingeman Slis was een zoon van Johannes Aren Slis (1821-1889) en Leentje van Es (1824-1906).  Johannes Aren was dus genoemd naar zijn grootvader Johannes Aren Slis, een jongere broer van de reder Pieter Leendert Slis (1816-1904). Johannes Aren en Leentje hadden zes kinderen: Dingeman. Jacob , Kommertje, Leentje, Klaasje en Maria Cornelia.      

Johannes Aren Slis (1876-1956), een hereboer die nooit een vinger in de klei stak
J.A. Slis behoorde tot de rijke liberale elite van het eiland. Volgens Nel was het familiekapitaal verkregen door scheepvaartactiviteiten. Het zou zo gegaan kunnen zijn dat met de opbrengst van de erfenis van reder Jacob Slis (1787-1861) land is gekocht door de grootvader van Johannes Aren.
De vader van Nel was een van de eerste autobezitters van het eiland. Nel typeerde haar vader als "een hereboer die nooit een vinger in de klei stak". Kort na het overlijden van zijn tweede vrouw Lena Koert is hij met Jaan en Nel van Ooltgenplaat naar de Stationsstraat  in Midddelharnis verhuisd. Hij liet het bedrijf aan een zetbaas over en verkocht in april 1918 de gebouwen in Ooltgensplaat (Langstraat). Hij wijdde zich volledig aan bestuursfuncties en aan zijn grote liefde: de hengstenfokkerij. In de Maas- en Scheldebode zien we J.A. Slis als lid van de liberale kiesvereniging, gemeenteraadslid van Ooltgensplaat, voorzitter van de Hengstenvereniging Oostflakkee, aandeelhouder van de suikerfabriek, bestuursld van het Groene Kruis, van de gasfabriek en van het Hoefijzerverbond (kinderherstellings- en vacantiekolonies).  Hij was veel op reis naar Groningen en Oldenburg om hengsten te kopen die hij in advertenties in de krant aanbood. 

Jeugd
Neeltje Adriana was vier jaar oud toen haar moeder eind 1917 overleed. Ze groeide op met haar halfzus Adriaantje en een huishoudster. Toen haar vader in 1924 voor de derde keer trouwde kreeg ze een stiefmoeder en stiefzus.
Nel heeft het huiselijk leven in de woning aan de Stationsstraat niet als prettig ervaren. Ze was vaak te vinden bij haar vriendin Jenneke van Buuren, een dochter van notaris P.A. van Buuren die op de Voorstraat woonde. Jenneke was twee jaar ouder dan Nel. Met mevrouw van Buuren (Catharina Adolfina de Graaff) kon ze het ook heel goed vinden.  De notariswoning werd haar tweede thuis waar Nel goede herinneringen aan bewaarde.  Ze handwerkten veel en er werd voorgelezen. In de zomer gingen ze zwemmen en tennissen en in de winter schaatsen.
Nel ging in 1925 naar de HBS in Middelharnis. In het tweede schooljaar toen ze dertien was is ze overgestapt naar het Kennemer Lyceum in Overveen nadat ze eerder voor het Christelijk Lyceum in Zeist was afgewezen. De reden van de overstap is niet duidelijk. Was de HBS in Middelharnis niet goed genoeg ? Ze kreeg in Overveen les van beroemdheden als Jac. P. Thijsse en Anton Pieck. Toen ze in de hoogste klas van de middelbare school zat woonde ze al zelfstandig op kamers. Ze deed in 1932 eindexamen.
Met de familie van haar moederskant kreeg ze meer contact vanaf haar 21e. Ze erfde toen een stuk land dat eigendom van haar moeder Lena Koert was geweest. Een zus van haar moeder, Krijntje Koert, woonde met haar man Iman Slis (geen naaste familie) in Utrecht  waar Iman apotheker was. Deze tante en oom namen Nel onder hun hoede. 

Frankrijk, Utrecht, Zwitserland, Rome, Finland, Verenigde Staten, Engeland
Na haar eindexamen ging ze naar Frankrijk waar ze een cursus aan de Sorbonne volgde en in 1935 naar Oxford en München, eveneens om cursussen te volgen. Ook werkte ze enkele maanden bij oom Iman in de apotheek in Utrecht en studeerde ze korte tijd farmacie. Vervolgens ging ze een driejarige verpleegstersopleiding in Zwitserland volgen (1935-1938) en studeerde ze psychiatrie in Rome. Ze werkte als verpleegster in Lausanne, Geneve en Metz.
In maart 1940 ging ze als verpleegster voor het Nederlandse Rode Kruis in Finland werken. Ze is in oktober/november 1940 met een Fins vrachtschip via de Noordelijke IJszee naar de VS gereisd. Vanuit de VS is ze in 1941 als verpleegster naar Engeland gegaan. Vanaf januari 1943 werkte ze bij de Luisterdienst van de BBC in London, het begin van haar journalistieke loopbaan.

Den Haag en Brussel
In 1945 werd ze journaliste bij het Amerikaanse persbureau Associated Press. Tot 1979 is ze hier in dienst geweest. Ze schreef over alle Nederlandse onderwerpen waar men in de V.S. belang in stelde. Gedurende een periode van tien jaar (1963-1973) woonde en werkte ze in Brussel voor AP en richtte ze zich op Europese kwesties.
Hoewel zij het eiland al voor het eind van haar middelbare schooltijd verliet is Nel zich altijd een "flakkeeënaar" blijven voelen, aldus Piet Wackie Eysten die in 2002 haar levensschets schreef. Soms publiceerde ze onder het pseudoniem Len Koert, naar de naam van haar moeder. Op de foto met Joseph Luns draagt ze een bloedkoralen halssnoer, vast een erfstuk van Flakkee.

Op 17 december 2001 is Nel in Den Haag in een verpleeghuis overleden. Op 18 december 2001 hebben Volkskrant, Trouw en NRC een In Memoriam aan haar gewijd.



Nel Slis met links collega H. Kersting en rechts Joseph Luns, 2 september 1963
website IISG
http://search.socialhistory.org/Record/1074203



Boekje uit 1953 door Nel Slis
Met tekeningen van Hugh Jans.


Geraadpleegde bronnen:
In 2002 is een levensschets verschenen, geschreven door de zoon van Jenneke van Buuren.
Piet Wackie Eysten. Nel Slis, journaliste: een levensschets.

In 2013  verscheen de biografie van Nel Slis van de hand van Caroline R. Suddert onder de titel: "Hellcat of The Hague".Het is een Engelstalig boek dat ook gepubliceerd is als E-book. De auteur  heeft een weblog waarop concepten van de eerste hoofdstukken te lezen zijn. Hellcat of The Hague,

Maas- en Scheldebode. Zoekactie J.A.Slis Dz.

Zie ook: E. Lassing-van Gameren, Kwartierstaat Nel Slis. In: Nieuwsbrief Genealogisch Centrum Goeree-Overflakkee. 12(2007)3, p.5-6

Websites:
Parlement en politiek
Volkskrant archief, in memoriam18 december 2001
Trouw archief, in memoriam artikel 18 december 2001
NRC archief, in memoriam artikel 18 december 2001



Het archief van Nel Slis archief is ondergebracht bij het Persmuseum, beheerd door het IISG. Voor inhoudsopgave: archief Nel Slis