maandag 26 mei 2014

Maarten Abeele (1767-1841) en Lena Onderdelinden (1767-1825)

Ouders
Maarten Abeele is een zoon van Pieter Maartens Abeele en Jannetje Cornelis Leeflang. Hij is gedoopt op 8 november 1767 in Middelharnis. Zie voor de familie Leeflang het bericht van 4 november 2014.
Lena Onderdelinden is een dochter van Gerrit Gijsberts Onderdelinden en Grietje Cornelisdr Abeele. Zij is gedoopt op 8 oktober 1767 in Middelharnis. Ze is een zus van Cornelis Onderdelinden (zie berichten van 7 augustus 2013 en 5 december 2013)

Huwelijk en kinderen
Maarten en Lena zijn op 3 oktober 1790 getrouwd. Op 27 maart 1791 werd Jannetje gedoopt in 1794 Grietje en in 1796 Pieter. Deze drie kinderen zijn jong overleden. In 1799 werd Grietje geboren, in 1803 Jannetje en op 30 mei 1807 zoon Pieter.
Grietje is in 1820 in Sommelsdijk met Jacobus van Splunter getrouwd; Jannetje trouwde in 1822 in Middelharnis met Aren van der Vliet.

Stuurman Maarten Abeele
Maarten Abeele was visser, in 1809 was hij schipper op een schokkervisschuit (bericht van 25 maart 2014). In 1817 was hij visser-stuurman op de gaffelschuit Den staat. Op 22 februari 1817  is aan boord van deze gaffelschuit Pieter Bogerman overleden. Pieter was een broer van een schoonzus van Maarten (Woutrina Bogerman gehuwd met Cornelis Onderdelinden). Zie bericht van 5 december 2013. 

Vertrek naar Zierikzee, Maarten Abeele als schipper bij de Nieuwe Visscherij
In 1821 zijn Maarten, Lena en Pieter naar Zierikzee verhuisd. Grietje en Jannetje gingen niet mee, ze trouwden in Middelharnis en Sommelsdijk. Maarten Abeele werd schipper in Zierikzee op een van de nieuw gebouwde sloepen van de onderneming ‘De Nieuwe Visserij’. Deze onderneming heeft van 1818  tot 1835 bestaan (1). Pieter werd visser.
Ze woonden in wijk C, nr 191, de Oude Krepelstraat. Lena is op 5 februari 1825 (akte 21) in Zierikzee overleden, ze was 57 jaar. Maarten en Pieter verhuisden naar het adres Nieuwe Haven D207. Maarten woonde later alleen bij het gezin van Jan Franse van Duuren in op het adres D059, Lange Groendal Oostzijde. Jan was ook stuurman. In 1833 toen Pieter trouwde woonde Maarten nog in Zierikzee. 
Na de teloorgang van de visserij in Zierikzee is hij naar Sommelsdijk vertrokken. Hij is daar op 6 januari 1841 overleden, mogelijk woonde hij bij zijn dochter Grietje.

Pieter Abeele (1807-1882) en Pieternella van Hoeke (1807- ?)
Pieter Abeele is op 23 januari 1833 in Zierikzee getrouwd met Pieternella van Hoeke. Ze waren allebei 25 jaar oud. Het beroep van Pieter was varensgezel en  Pieternella was dienstbode. Op 11 juni 1833 werd de oudste zoon Maarten geboren, hij is in 1835 overleden. Neeltje Abeele werd in 1834 geboren, daarna volgden Maarten in 1836, Joost in 1838 en Leendert op 1 augustus 1839.

Vertrek naar Antwerpen
Pieter Abeele is in februari 1839 in Antwerpen gaan werken in de beugvisserij bij rederij Reijns en Co. (2) Antwerpen was buitenland geworden na de afscheiding van België. Pieter was bij de eerste vier vissers die bij de start van de vreemdelingendienst in januari 1840 toestemming kregen om zich in Antwerpen te vestigen. . Hij begon als tweede stuurman op de sloep Jonge Josephine (Jeune Joséphine) en werd al vlug stuurman.

Het gezin
Het gezin is kennelijk meeverhuisd maar er is geen vreemdelingendossier van de familieleden (adres ?).
In 1846 of 1847 werd dochter Margaretha Antonia in Antwerpen geboren. Waarschijnlijk zijn er nog meer kinderen in Antwerpen geboren. Pieter is op 19 januari 1882 in Antwerpen overleden.
Margaretha Antonia overleed op 27 februari 1888 op 41-jarige leeftijd in Antwerpen. Ze was kantwerkster en ongehuwd. Haar moeder was toen nog in leven (3).
Neeltje Abeele trouwde met een kleermaker in Goes, Kornelis Laban. Ze is in 1920 in 's-Heerenhoek overleden. Pieter Abeele gaf op 5 oktober 1868 toestemming voor het huwelijk via een brevetakte. Hij staat op deze akte als schipper vermeld.


Genealogische gegevens van Joke van Rumpt, bewerkt voor Arjaentje

1. E.W. Smit, Commissie van toezicht van de nieuwe visscherij te Zierikzee (1817)1818-1835
archiefinventaris. 1978.

2. Vreemdelingendossier Antwerpen nr. 148, januari 1840 (scan 658 via familysearch)
3. BS overlijden. Goes, akte 1888/5. uittreksel overlijdensregister Antwerpen.
4. via search.arch.be notarisakten Antwerpen.


Aren Wittekoek (1755-1808), Barbara Dinkelaar ( -1782) en Maria Bree (1756-1820)

Ouders
Aren Jansz Wittekoek is op 5 oktober 1755 gedoopt in Middelharnis, zoon van Jan Arense Wittekoek en Maartje Arends Witvliet. 
Barbara Dinkelaar is afkomstig uit Dirksland.
Maria Hendriks Bree is op 20 maart 1756 in Middelharnis gedoopt, dochter van Hendrik Bree en Maria Vrijbergen.

Huwelijken en kinderen
Aren Wittekoek trouwde op 30 april 1780 in Dirksland met Barbara Dinkelaar. Op 10 maart 1782 werd zoon Jan Wittekoek geboren. Barbara is vermoedelijk bij de geboorte van Jan overleden want Aren is op 2 oktober 1782 hertrouwd met vissersdochter Maria Bree.
Aren en Maria kregen twee kinderen. Hendrik Wittekoek, genoemd naar zijn grootvader van moederskant Hendrik Bree, werd op 10 juni 1786 in Middelharnis gedoopt. Van Hendrik Wittekoek is geen overlijdensdatum bekend. Mattheus Wittekoek is op 12 september 1790 in Middelharnis gedoopt 

De scheepsramp met de gaffelschuit van Jacob Bree in 1808, Aren Wittekoek verdronken
In de nacht van 17 op 18 december 1808 heeft Jacob Bree een groot deel van zijn bemanning verloren. Negen mannen en een jongen kwamen om. Aren Wittekoek was een van de bemanningsleden die de ramp niet overleefd heeft. Hij was 53 jaar (1). Zie hiervoor bericht op dit weblog van 20 januari 2014.
Aren was een zwager van stuurman Jacob Bree.


Nabestaanden
Maria Bree was 52 jaar toen haar man verdronk, ze bleef achter met zoon Mattheus van achttien jaar.
Maria is niet hertrouwd en op 5 januari 1820 overleden, 63 jaar oud.
Mattheus is op 1 januari 1861 op zeventigjarige leeftijd in Pernis overleden.

Jan Wittekoek (1782-1825) en Magdalena Abeele (1779-1831)
Jan Wittekoek, de zoon uit het eerste huwelijk van Aren, is in het jaar dat zijn vader overleed getrouwd. Het huwelijk was op 23 maart 1808 in Middelharnis. Hij was toen 26 jaar. De bruid was de 28-jarige Magdalena Abeele, gedoopt 2 mei 1779 in Middelharnis, dochter van Joost Cornelisz Abeele en Jannetje Teunis Stapel.
Ze kregen drie kinderen: Barbara Maria (genoemd naar de moeder en de stiefmoeder van Jan) werd op 15 juni 1808 geboren, Jannetje uit 1813 en Joost uit 1817 hebben maar kort geleefd.

Het vergaan van de gaffelschuit van Jacob Bree in 1825, Jan Wittekoek verdronken
De gaffelschuit van Jacob Bree is in oktober 1825 met man en muis vergaan. Jan was aan boord bij zijn oom Jacob Bree. Negen mannen en vier jongens zijn omgekomen. Zie bericht van 9 december 2013.
Jan Wittekoek was 43 jaar toen hij verdronk (1).

Nabestaanden
Magdalena Abeele was 46 jaar toen haar man verdronk. Ze bleef achter met dochter Barbara Maria van zeventien jaar. Magdalena is niet hertrouwd. Op 6 maart 1831 overleed ze, 51 jaar oud.
Barbara Maria Wittekoek is in 1837 in Sommelsdijk met Johannis Sluij getrouwd. Ze was toen 29 jaar.



Genealogische gegevens afkomstig van Pieter Koster te Haarlem, bewerkt voor Arjaentje

1. Huwelijksbijlage Sommelsdijk 1837 akte 2. Huwelijk van Barbara Maria Wittekoek en Johannis Sluij op 26 februari 1837. Akte van bekendheid: de oud-vissers Hendrik Koote (72), Adrianus Viskil (71) en Hendrik van Eck (71) alsmede Geert Krijger (45) schipper verklaren dat Aren Wittekoek in 1808 aan boord was bij Jacob Bree en niet is teruggekeerd. Jacob Bree en twee jongens zijn wel teruggekomen, in alle andere verklaringen gaat het om Bree en een jongen.
Tevens verklaren ze dat Jan Wittekoek aan boord was bij Jacob Bree toen zijn gaffelschuit in 1825 met volledige bemanning verging.

maandag 12 mei 2014

Diefstal en moord in 1817 en 1818 in Sommelsdijk (vervolg)

Voor de misdaden die in Sommelsdijk in 1817 en 1818 waren gepleegd (zie vorig bericht) kregen twee mannen de doodstraf en gingen drie mannen en een vrouw langdurig de gevangenis in. Twee weduwen en twee gezinnen zonder kostwinner moesten het maar zien te redden. Het leven van vijf gezinnen nam door deze ingrijpende gebeurtenis een andere wending. 
Een reconstructie waarin we echtscheiding, nieuwe huwelijken, buitenechtelijke kinderen, vertrek van het eiland en terugkeer van de gedetineerden zien.

Maarten Kranenburg (1775-1819) en Maatje de Geus (1771-1829)
Maarten Kranenburg was de oudste van de groep daders. Hij was ten tijde van het proces 43 jaar en arbeider in Sommelsdijk. Hij is gedoopt op 23 april 1775 in Sommelsdijk, zoon van Hendrik Maartensz Kranenburg en Catharina Herbertsdr Grootenboer. Op 14 juli 1803 is hij getrouwd met Maatje Sijmonsdr de Geus. Ze kregen drie kinderen: Kaatje (1804), Rebecca (1807) en Hendrik (1813).
Toen Maarten de doodstraf kreeg was Maatje ongeveer 48 jaar oud. Ze is niet hertrouwd;  Maatje overleed in Sommelsijk op 2 oktober 1829, 58 jaar oud. 
De drie kinderen zijn in Sommelsdijk getrouwd. Kaatje is op 30 april 1826 getrouwd met Cornelis de Vogel; ze is kort na haar huwelijk in oktober 1826 overleden. Rebecca is met Leendert van Groningen getrouwd; ze zijn naar Den Helder verhuisd; Rebecca is in 1886 in Anna Paulowna overleden. Hendrik is met Sijtje Kievit getrouwd; ze zijn ook naar Noord-Holland vertrokken. Hendrik overleed in Zijpe in 1864.

Hendrik Lugthart (1788-1819) en Josina Krijger (1797-1828)
Hendrik Lugthart is op 8 september 1788 in Sommelsdijk geboren, zoon van Krijn Lugthart en Cornelia Kleijn. Zijn broer Adrianus die in het proces wordt genoemd was bijna negen jaar ouder dan Hendrik, Adrianus is op 4 november 1779 geboren. Ten tijde van het proces  was Hendrik arbeider in Middelharnis.
Josina Krijger is een dochter van Jacob Krijger (visser) en Johanna Mulder. Ze is op 11 januari 1797 in Middelharnis geboren.
Hendrik Lugthart en Josina Krijger zijn op 28 juli 1815 in Middelharnis getrouwd, ze waren 28 en 18 jaar oud. Het beroep van Hendrik was bouwman en Josina was naaister. Dochter Cornelia werd op 5 maart 1816 geboren en zoon Jacob Krijger Lugthart op 14 november 1818. Jacob is maar enkele dagen oud geworden.
Toen Hendrik de doodstraf kreeg was Josina 22 jaar.
Josina is op 24 juni 1827 in Sommelsdijk hertrouwd met Arie Plooster uit Zuidland, korenmolenaar in Sommelsdijk. Ze waren 30 en 38 jaar oud. Twee kinderen, Antonius en Johanna Plooster (geboren in 's-Hertogenbosch) zijn bij dit huwelijk gewettigd. Op 5 augustus 1827 werd Adriana Quirina Plooster geboren. Josina Krijger overleed op 14 november 1828, 31 jaar oud.

Lena Hoogzant (1794-1869) en Karel Kuijpers (1786-1830)
Karel Kuijpers, zoon van Egidius Kuijpers en Maria van Aarde is ca.1786 in Westmalle geboren. Hij was koperslager van beroep. Karel is op 4 augustus 1806 getrouwd met Catharina Roelofs uit Sommelsdijk. Uit dit huwelijk zijn twee kinderen geboren, Johanna in 1807 en Maria in 1809. De jongste dochter is vermoedelijk jong overleden.
Lena Hoogzant is een dochter van Teunis Arentsz Hoogzant en Martijntje (Martina Cornelisdr) Spoor. Ze is op 18 mei 1794 in Sommelsdijk geboren. Op 7 augustus 1817 trouwde ze met Karel Kuijpers, ze waren 23 en 32 jaar oud. De geboorte van hun dochter Maria is een verhaal apart (1).  Karel Kuijpers is op 19 augustus 1830 in 's-Hertogenbosch in gevangenschap overleden, 43 jaar oud.
Lena Hoogzant (Hoogsand) is op 9 februari 1840 op 46-jarige leeftijd in Sommelsdijk hertrouwd met Willem Sulkes, 40 jaar oud en weduwnaar van Kaatje Krijtenberg. Ze was toen nog niet lang op vrije voeten. Lena is op 13 april 1869 in Sommelsdijk overleden, 76 jaar oud. Willem Sulkus is op 14 november 1871 overleden.

Leendert van der Velde (1791-1870) en Zoetje Knape (1792-1858)
Leendert van der Velde is een zoon van Wouter Hendriksz van der Velde en Elizabeth van der Kers. Hij is gedoopt op 1 mei 1791 in Sommelsdijk. Ten tijde van het proces was hij arbeider in Sommelsdijk.
Zoetje Knape is een dochter van Korstiaan Knape en Pieternella Mijnheer. Ze is op 8 juli 1792 gedoopt in Sommelsdijk.
Zoetje en Leendert zijn op 28 april 1812 in Sommelsdijk getrouwd, ze waren 21 en bijna 20 jaar oud. Zoetje was dienstbode van beroep. Op 7 juli 1812 werd Wouter geboren; hij heeft maar kort geleefd. Op 18 juli 1816 is weer een zoon Wouter geboren en enkele maanden voor het proces, op 23 januari 1819 kwam Leendert op de wereld. Waarschijnlijk zat Leendert al gevangen toen zijn zoon werd geboren. Vanaf september 1819 ging hij voor twintig jaar achter de tralies.
Zoetje is niet van Leendert gescheiden. In 1821, 1827 en 1831 beviel ze in Sommelsdijk van een kind van een onbekende vader. Zoetje (1821), Jacoba (1827, overleden 1829) en Jacob Knape (1831) zijn aangegeven door grootmoeder Pieternella Mijnheer als kinderen van haar dochter Zoetje Knape (2).
De beide zonen Wouter en Leendert zijn in Sommelsdijk getrouwd, maar niet op het eiland gebleven. Leendert is met Hubertje Krijger getrouwd en in 1868 in Rotterdam overleden en Wouter is met Johanna Zuijdhoek getrouwd en in 1887 in Kralingen overleden.
Leendert is in 1839 vrijgekomen.Zoetje Knape is in 1858 in Sommelsdijk overleden, toen was ze 66 jaar. Leendert van der Velde is op 28 december 1870 in Sommelsdijk overleden, 79 jaar oud.


Egge Lammers (1795-1864) en Maria van der Sloot (1795-1862)
Egge Lammers is een zoon van Jan Egge Lammers en Elisabeth van Heemst. Hij is op 20 december 1795 in Sommelsdijk gedoopt. Hij was ten tijde van het proces 23 jaar en daarmee de jongste verdachte. Zijn beroep was schipper.
Maria van der Sloot is een dochter van Cornelis van der Sloot en Elisabeth Bree. Zij komt uit een vissersfamilie, haar vader was stuurman op een gaffelschuit. Ze is even oud als Egge Lammers, op 14 december 1795 is ze in Middelharnis geboren.
Het huwelijk tussen Egge en Maria was op 31 januari 1817 in Middelharnis, ze waren allebei 21 jaar. Egge was schippersknecht Ze kregen twee zoons: Jan geboren in 1817 en Cornelis in 1819. Ze hebben allebei maar kort geleefd.
Maria was 23 jaar toen haar man in 1819 veroordeeld werd tot twintig jaar gevangenisstraf. Ze heeft gelijk echtscheiding aangevraagd; de scheiding is uitgesproken op 17 november 1820 door de rechtbank in Brielle.
Maria van der Sloot is op 4 augustus 1822 in Middelharnis hertrouwd met schipper Arij Benne(n)uit Goudswaard. De getuigen waren allen vissers. Ze kregen twee kinderen; Pleun op 20 oktober 1822 en Klaartje op 13 februari 1825. Arij Bennen is op 19 januari 1828 op het Haringvliet verdronken, 32 jaar oud (3).
Op 29 september 1833 is Maria van der Sloot voor de derde keer getrouwd. Deze keer met een partner uit het eigen vissersmilieu uit Middelharnis: Simon Waterman, zoon van Aren Waterman en Lena Koudijzer. In 1834 werd hun zoon Cornelis Waterman geboren. Maria en Simon zijn in 1854 naar Middelburg vertrokken alwaar vader en zoon Waterman scheepstimmerman waren. Maria van der Sloot is op 20 januari 1862 in Middelburg overleden, ze was 66 jaar oud. Simon overleed hier in 1877.
Egge Lammers is na zijn vrijlating op 14 mei 1840 in Leiden hertrouwd met Antoinetta Helena van Tol; hij was 44 en zij 21 jaar oud. Ze kregen twee dochters. Egge is op 23 januari 1864 in Leiden overleden.




Genealogische gegevens met dank aan Joke van Rumpt en Cor Koene. Zie ook:
Joke van Rumpt, Toos Koenraadt en Cor Koene. De moord op Cornelis Trommel In: Wij van Zeeland, rubriek vraagbaak, 2012, p.44-47.


1. Er is geen geboorteakte opgemaakt. Toen Maria Kuijpers in 1846 wilde gaan trouwen werd door vier getuigen, waaronder haar stiefvader Willem sulkes, een verklaring afgelegd dat Maria op 29 november 1819 in Sommelsdijk geboren was (Huwelijksbijlage bij akte 5, Dirksland 1846 ). Dit zou betekenen dat Maria in februari of maart verwekt is toen haar ouders in afwachting waren van het proces dat in april begon. Karel en Lena zaten toen, naar ik aanneem, in voorarrest. Lena was ongeveer zes maanden zwanger toen ze op 30 augustus 1819 lijfstraffen moest ondergaan. Omdat Lena daarna naar de gevangenis moest is het niet zo waarschijnlijk dat Maria in Sommelsdijk geboren is (misschien een jaar eerder dan de getuigen hebben verklaard ?). In ieder geval is ze zonder haar ouders opgegroeid.Toen Maria Kuijpers op 8 mei 1846 in Dirksland trouwde was ze 26 jaar.    
2.  Corstiaan Knape (1844) lijkt me een zoon van Zoetje uit 1821 evenals Pieter uit 1851 (?). Op 4 mei 1877 is de naam van Corstiaan veranderd in Corstiaantje want het was een meisje. Ook op 14 augustus 1864 is nog een Zoetje Knape bevallen van een dochter die ook Zoetje Knape heette; zij overleed in 1867. In 1872 overleed Pieter Knape, 21 jaar oud, zoon van Zoetje Knape. Bij zijn geboorte in 1851 was hij aangegeven als Pieter Fauël, zoon van Jan Theodorus Fauël en Zoetje Knape. Een huwelijk tussen de ouders heb ik niet gevonden.
3. Arij Benne was schippersknecht, het overlijden is aangegeven in Middelharnis (akte 15) door Aren van Donge (48 jaar, schipper) en Jilles de Ruiter (35 jaar, schipper)


donderdag 8 mei 2014

Diefstal en moord in 1817 en 1818 in Sommelsdijk

Meer armoede, meer criminaliteit
In de tweede helft van de achttiende eeuw ging het de boeren goed en in de Bataafs-Franse tijd  werd geprofiteerd van uitzonderlijk hoge prijzen. De materiële welvaart van de boerenstand, althans van degenen met de grotere bedrijven, nam aanzienlijk toe. Tegelijkertijd verkeerde de groeiende klasse van landarbeiders vaak in armoedige omstandigheden; er kwamen minder vaste arbeiders, want er werd meer en meer gewerkt met losse contracten alleen voor het seizoen. De winter was een zware tijd; het werk lag stil en vanwege de slechte verdiensten was niet iedereen in staat om voldoende reserves op te bouwen om de winter door te komen. 
De graanprijzen daalden plotseling in 1818, veroorzaakt door de toetreding van Zuid-Rusland en Oekraïne tot de Westeuropese markt; de daling duurde tot 1835. De daglonen van arbeiders daalden bijvoorbeeld in Zeeland wel met dertig tot veertig procent
In de eerste helft van de negentiende eeuw namen de sociale tegenstellingen op het platteland toe en hiermee samenhangend: meer bedelarij, een toenemend beroep op de armenzorg en ook criminaliteit. 'De criminaliteit nam toe als gevolg van de groeiende armoede onder de landarbeiders' is een stelling uit het recent verschenen standaardwerk Geschiedenis van Zeeland (1).
In 1815 werd in Middelharnis en Sommelsdijk een werkinrichting opgezet waar de armsten wat konden verdienen met spinnen en weven. Men wilde hiermee in de winter de bedelarij tegengaan. In 1816 werd in beide plaatsen het initiatief genomen tot een inrichting voor spijsuitdeling vanwege de duurte van de levensmiddelen. De inrichting was gedurende de maanden januari tot april actief. Sinds 1826 werd in Sommelsdijk twee keer per week eten uitgedeeld aan ongeveer 130 gezinnen (2).

Drie misdaden in 1815, 1817 en 1818
In de jaren 1815, 1817 en 1818 werden drie misdaden gepleegd die zeer veel stof deden opwaaien. De gewelddadige roofmoord op Cornelis Gebuis en zijn dienstmeid Neeltje Kom op een boerderij onder Nieuwe-Tonge op 17 oktober 1815 is door Jan Both beschreven. Een fruit- en viskoper uit Middelharnis, Leendert Wetsteen, heeft hiervoor op 21 september 1818 in Middelharnis de doodstraf gekregen, terwijl zijn broer Cornelis gegeseld en gebrandmerkt werd en twintig jaar gevangenisstraf kreeg. Dit was de laatste keer dat in Middelharnis de doodstraf werd voltrokken. In het vervolg gebeurde dat in Brielle (3).

Drie landarbeiders, een huisvrouw, een schipper en een koperslager, in de leeftijd van 22 tot 43 jaar, allen uit Sommelsdijk en Middelharnis, stonden in 1819 terecht voor diefstal bij twee landbouwers in 1817 en 1818 en voor de moord op een van hen. De misdrijven vonden niet toevallig in de wintermaanden plaats. Het lijkt erop dat we hier met georganiseerde misdaad te maken hebben. De daders beraamden hun plannen ruim tevoren en ze opereerden in groepsverband. 

Diefstal bij Laurens Hollander in 1817
Op 12 februari 1817 werd ingebroken in de woning van Laurens Hollander Senior, landman te Sommelsdijk. De inbraak gebeurde op een moment dat de bewoner 'den godsdienst bijwoonde en zijn huisvrouw een bezoek was gaan afleggen'. De daders waren Maarten Kranenburg en Hendrik Lugthart met Egge Lammers en Karel Kuijpers als medeplichtigen. Maarten Kranenburg had het voor die tijd astronomische bedrag van 2520 gulden weggenomen uit een verlakte kist. Het geld werd naar de boomgaard gebracht alwaar Lugthart een zakje met 63 gulden nam en Kranenburg acht Zeeuwse rijksdaalders. De rest, vier volle zakken met geld, werd bij Karel Kuijpers in bewaring gegeven. Karel haalde er 150 gulden uit en verborg de zakken in de kelder van zijn huis in een kuil onder een tegel waar hij een zak aardappelen op plaatste. 
De broer van Hendrik Lugthart, Adriaan, vertelde rond dat hij zijn broer schuldig hield aan deze misdaad. Hendrik besloot daarop om het geld, samen met Leendert Wouterse van der Velden, terug te bezorgen bij Laurens Hollander. Toen ze zich met dit doel van Middelharnis naar Sommelsdijk begaven kwam Egge Lammers hen achterna en bood zijn hulp aan. Drie van de vier zakken hebben ze bij de zoon van Laurens Hollander over de heining gegooid, waarmee een bedrag van 1290 gulden teruggegeven was. De vierde zak, vol met Zeeuwse rijksdaalders, eigende Egge Lammers zich toe. Aan Maarten Kranenburg en Hendrik Lugthart gaf hij nog enkele rijksdaalders.
Deze kwestie is pas bij het proces over de moord op Cornelis Trommel in 1819 volledig opgehelderd (4).

Roofmoord op Cornelis Trommel in 1818
Cornelis Trommel, 67 jaar en landman in Sommelsdijk, woonde geheel alleen in zijn woning met schuur. Op 6 januari 1818 werd hij als vermist bij de vrederechter in Sommelsdijk opgegeven. Toen de vrederechter, de schout en de griffier op onderzoek uitgingen, samen met de smid die de deur openbrak, merkten ze niets bijzonders op. De volgende dag keerde men terug om het huis te verzegelen en toen werd ontdekt dat een bureau en een lessenaar opengebroken waren.
Op dezelfde dag, de 7e januari, deed meester-horlogemaker Cornelis Benedictus Simons  uit Sommelsdijk aangifte. Koopman Benjamin van Leeuwen had in een herberg ter plaatse een zakhorloge vertoond aan de zoon van Simons. Dit horloge was enige tijd geleden door Cornelis Trommel gekocht. Van Leeuwen verklaarde voor het vredegerecht dat hij het horloge die ochtend van Lena Hoogzant had gekocht. Lena, de vrouw van Karel Kuijpers, werd verhoord en ontkende dat zij het horloge had verkocht, maar moest vervolgens in tegenwoordigheid van Van Leeuwen toegeven dat ze het horloge in bezit had gehad. Ze had het naar haar zeggen van Hendrik Lugthart uit Middelharnis gekregen, in ruil voor een ton aardappelen en een koperen ketel.  Hendrik Lugthart ontkende dit. De tegenstrijdige verklaringen en de weifelende houding van Lena en Hendrik deden de vrederechter besluiten om beide personen in verzekerde bewaring te houden.
Er werd een premie uitgeloofd voor degene die Cornelis Trommel zou vinden. Dit had gelijk resultaat want op 8 januari 1818 vonden twee fuseliers die met verlof in Sommelsdijk waren, een lijk (toegedekt met grond) in een wei aan de Langeweg in Middelharnis. Het land was eigendom van Cornelis Trommel. 
Jan Hoogstraten en Leendert van Antwerpen, fuseliers van het negende Bataljon Nationale Militie, verwittigden de vrederechter van het kanton Sommelsdijk Dr. Wilhelmus Gerbrandus van der Wall die geassisteerd werd door zijn griffier. De vrederechter, de griffier en drie chirurgijns (te weten Arent Laret van Klysma chirurgijn en accoucheur te Middelharnis en Gijsbert Beket en Jan Fraul chirurgijns te Sommelsdijk) begaven zich ter plaatse en lichtten het lijk uit de kuil. Alle omstanders waren het erover eens dat dit het lichaam van Cornelis Trommel was. Hij had zijn gewone kleren aan, maar zijn zilveren broekstukken en de gouden knopen van zijn hemd ontbraken. Zijn mes en zijn tabaksdoos had hij nog bij zich. De heren chirurgijns zagen dat Cornelis vele kneuzingen had en concludeerden dat hij overleden was door verstikking.(5)
De eerste die, na Hendrik Lugthart en Lena Hoogzant verhoord werd, was Josina Krijger, de vrouw van Hendrik Lugthart. Dit verhoor was aanleiding om ook Maarten Kranenburg die zich inmiddels 'heimelijk van Sommelsdijk verwijderd had'  te arresteren. Uiteindelijk werd de zaak pas in oktober opgehelderd door de uitvoerige bekentenis van Hendrik Lugthart.
De toedracht was als volgt. Maarten Kranenburg, Leendert Wouterse van der Velde,Egge Lammers  en Hendrik Lugthart hadden het plan beraamd om Cornelis Trommel om te brengen en te beroven. De rol van Lena Hoogzant was dat zij op de avond van 5 januari 1818 naar het huis van Cornelis Trommel ging om hem te waarschuwen dat de deur van zijn schuur zogenaamd open stond. Aangekomen bij de schuur werd Cornelis door Hendrik en Maarten overmeesterd en omgebracht. Hendrik Lugthart ging op de uitkijk staan en Maarten Kranenburg haalde vijf zakjes met geld bij elkaar 240 of 242 gulden en twee gouden krullen uit het huis, dat hij openmaakte met de sleutel die Cornelis op zak had. Lena was inmiddels naar huis gegaan waar ze door de beide mannen opgehaald werd om naar het huis van Hendrik Lugthart en zijn vrouw Josina Krijger in Middelharnis te gaan. Josina kreeg de opdracht om voor het gezelschap wijn, brood, spek en worst te kopen. 
Ze zijn gedrieën teruggekeerd naar het huis van Trommel om te zien wat ze nog buit konden maken. Lena heeft toen het zakhorloge en een brief meegenomen. Het bureau konden ze niet open krijgen dus hebben ze bij Lena thuis een beitel gehaald en zijn nogmaals naar het huis teruggegaan, maar ze hebben -om niet teveel argwaan te wekken- geen kostbaarheden meer meegenomen, hoewel er nog geld in de kast zat. Na gedane arbeid gingen ze naar het huis van Hendrik en Josina om spijs en drank te nuttigen. Josina lag toen al in bed.
Het gestolen geld werd in vier porties verdeeld voor Maarten Kranenburg, Hendrik Lugthart, Egge Lammers en Leendert van der Velde. Na de arrestatie van Hendrik heeft Josina zijn portie aan Leendert ter hand gesteld. De gouden knoopjes en krullen en de zilveren broekstukken zijn door Kranenburg in een doekje gewikkeld en in het tuintje van zijn zwager Leendert Kraan in Nieuwe-Tonge begraven. Dit ging allemaal buiten Lena Hoogzant om; zij had geen weet van de verdeling van de buit.




Het proces
Het Hof van Assises der Provincie Holland Zuiderkwartier had in april 1819 zes dagen nodig om tot een oordeel te komen over de diefstal bij Laurens Hollander in Sommelsdijk in 1817 en de roofmoord op Cornelis Trommel eveneens in Sommelsdijk in 1818. Vijf rechters (mrs. Hendrik van der Burgh,Benjamin Petrus van Wesele Scholten, David Westenberg, Pieter Vromans en jonkheer Jan de la Bassecour Caan), zes advocaten (Keuchenius, Buiskes, Vitringa, Fokkestaart, Dominicus en Van Gigh) en vijftien getuigen waren bij het proces betrokken.
Maarten Kranenburg en Hendrik Lugthart werden schuldig bevonden aan doodslag met voorbedachte rade en diefstal in de zaak Cornelis Trommel en schuldig aan een tweede diefstal bij Laurens Hollander.
Lena Hoogzant werd medeplichtig bevonden aan doodslag met voorbedachte rade.
Leendert Wouterse van der Velde en Egge Lammers werden schuldig bevonden aan medeplichtigheid aan de moord, braak en diefstal. Egge Lammers was bovendien schuldig aan de diefstal bij Laurens Hollander.
Karel Kuijpers werd schuldig bevonden aan de diefstal bij Laurens Hollander.

Vonnis
Het vonnis luidde dat Maarten Kranenburg, Hendrik Lugthart, Leendert van der Velde en Egge Lammers werden veroordeeld tot de galg. Lena Hoogzant moest aan de wurgpaal met de koorde gestraft worden tot de dood erop volgt. Haar man Karel Kuijpers moest met roeden worden gegeseld en kreeg vijftien jaar rasp- , tucht-, of werkhuis.
Vijf daders zouden dus de doodstraf krijgen, ongeacht hun rol in de roofmoord.

Gratieverzoek 
De veroordeelden gingen in cassatie bij het Hoog Gerechtshof in Den Haag. Hun beroep werd op 11 juni 1819 afgewezen.
Het laatste redmiddel was een gratieverzoek aan Zijne Majesteit de Koning. Hij heeft  'in hoogst deszelfs wijsheid' besloten om de doodstraf van Lena Hoogzant, Leendert van der Velde en Egge Lammers om te zetten in 'de straf van geseling en brandmerk, met den strop om den hals,en twintig jaren confinement in een der tucht- of werkhuizen'.

De vonnissen zijn in Brielle ten uitvoer gebracht. Maarten Kranenburg en Hendrik Lugthart zijn op 30 augustus 1819 daadwerkelijk aan de galg geëindigd (6). De andere veroordeelden kregen lijfstraffen te verduren en werden vervolgens voor twintig jaar opgesloten met uitzondering van Karel Kuijpers die vijftien jaar kreeg.

Zoals in die tijd gebruikelijk was werd over deze gebeurtenis een lied gemaakt. Het bestaat uit vijftien coupletten en is gepubliceerd als onderdeel van het 'Omstandig verhaal'.

10.
Dus heeft het Heilig Recht,
Hun 't Vonnis toegezegt,
Naar waarde van hun daad, zo duidelyk ten toon,
Ontvangen ze in Den Briel hun welverdiende loon;
Twee mannen; als gehoord,
In 't openbaar gestraft al met de Koord,
Drie van hun zijn genâe geschonken,
van 't Sterven vrij verklaard,
En 't levenslicht gespaard 

11.
Maar Geseling en Tucht,
Werd openbaar de vrucht, 
Van medeschuldig aan dezelfde daad,
Zo straft de Zonde zig, het zy dan vroeg of laat,
[...]


Epiloog
Karel Kuijpers is in 1830 in gevangenschap in 's-Hertogenbosch overleden. Lena Hoogzant is kort na haar vrijlating in 1840 hertrouwd.  De vrouw van Egge Lammers is van hem gescheiden; Egge is eveneens in 1840 hertrouwd. Leendert van der Velde is na twintig jaar teruggekeerd bij zijn gezin in Sommelsdijk.

Over  de hoofdpersonen volgt een afzonderlijk bericht met genealogische informatie.

1. Paul Brusse, Jeanine Dekker e.a. Geschiedenis van Zeeland, deel 3 1700-1850, o.a. p. 159, 161, 167.  Een paar Zeeuwse voorbeelden die overigens niet in het boek staan: Op 3 februari 1817 werd Marinus van Nieuwenhuyzen in Middelburg terechtgesteld wegens het plegen van een dubbele moord in Elkerzee op Schouwen. In 1821 is er een roofmoord in Sint-Kruis gepleegd. De bende van Jan Catoen was rond 1800 in Zuid-Beveland en West-Brabant actief (zie o.a. de publicaties van J.H. Midavaine in diverse tijdschriften). Via catalogus Zeeuwse Bibliotheek: Hoedekenskerke (1840), Nieuwerkerk (1844), Koewacht (1849), Nieuwvliet (1756)
Voor het algemene beeld van de situatie in de landbouw: Bieleman, Boeren in Nederland, Amsterdam 2008, p.156
2. K.Vos.Gedenkschrift ter gelegenheid van het honderdjarig bestaan van het departement Middelharnis-Sommelsdijk der maatschappij tot nut van 't algemeen uit aantn. van Jan van Schouwen Cz. . Middelharnis, 1910. p.56,57.  
3. Jan Both.Criminaliteit en rechtspraak in de hoge heerlijkheid Middelharnis 1621 - 1811. Middelharnis 2001
Deels verschenen als feuilleton in Eilanden-nieuws september 2000 - maart 2001. (link verwijst naar PDF op de website van de Streekarchief Goeree-Overflakkee).p. 30
4. Bronnen: De Wekelijksche Verzamelaar van 24 mei en 31 mei 1819. Hier vinden we een uitvoerig verslag van beide misdaden.
Omstandig verhaal van den moord, aan de persoon van Cornelis Trommel, te Sommelsdijk gepleegd; benevens de regtspleging en veroordeling van Maarten Kranenburg etc. [...] welke vonnissen op maandag den 30sten augustus 1819 in de Stad Brielle, zullen worden ten uitvoer gebracht.
Het Omstandig verhaal bevat deels dezelfde tekst als de Wekelijksche Verzamelaar, maar is bijgewerkt tot en met het gratieverzoek en uitgebreid met een lied van 15 coupletten
5. Cornelis Trommel was 67 jaar. Overlijdensakte Sommelsdijk akte 5,  8 januari 1818. Er zijn geen gegevens over zijn familieleden. Transcriptie van het proces-verbaal op p. 4  van de Genealogie Trommel
6.  Overlijdensakte Brielle 1819, nummer 70 (Hendrik Lugthart) en 71 (Maarten Kranenburg) beiden op 30 augustus 1819 overleden


donderdag 1 mei 2014

Draaien en omwoelen van sneuen, huisindustrie in Middelharnis rond 1910

Het zeer uitgebreide onderzoek van de regering naar de toestanden in de huisindustrie (drie delen van elk honderden pagina's, gepubliceerd in 1914)  geeft informatie over huisindustrie gelieerd aan de beugvisserij. 




Vergeten arbeid
Het onderzoek uit 1914 biedt een interessant doorkijkje naar een vorm van vergeten arbeid in de marge van de beugvisserij. Twee pagina's van deel 3 zijn namelijk gewijd aan 'het draaien en omwoelen van sneuen' in twee huishoudens uit  Middelharnis, een uit Maasluis en een uit Vlaardingen. In alle vier de huishoudens was het werk aan de sneuen het hoofdbedrijf van het gezinshoofd.

Een sneu is een korte lijn waar de  vishaken aan werden vastgemaakt. De sneuen werden bevestigd aan de lange beuglijnen. In de definitie van het onderzoek:
Sneuen zijn einden in elkaar gedraaid dun hennepgaren, ongeveer 75 cm lang, waaraan een hoek wordt bevestigd om in de hoekwantvisserij te worden gebruikt.


Bos met 94 sneuen en kabeljauwhoeken
Museum Vlaardingen, inv. nr. 00406.

 

Wat 'draaien' is, is uit deze definitie wel af te leiden. Maar wat is 'omwoelen' ? We vonden de volgende definitie:
Een zaak van belang is nog het omwoelen der hoekjes. Met fijn garen worden deze aan de sneuen vastgehecht. Hoe eenvoudig dit werk schijnt, zal een werkman, die dit niet deugdelijk heeft geleerd, er weinig of niets van terecht brengen. Het omwoelsel zal niet stevig om den steel van het hoekje zijn bevestigd, waardoor dit uit het verband zal slippen en met den visch verloren gaan. Zulk een man zal slippers maken, zooals de zeeman het noemt.(A. Hoogendijk, De Grootvisscherij op de Noordzee, p. 206).

De zomerbeug voor de kabeljauwvangst telde ca.3.600 sneuen, de winterbeug voor schelvis ca.7.200.  De vissersvloot van Middelharnis bestond in 1910 uit dertien sloepen. Er waren dus jaarlijks vele 
tienduizenden sneuen nodig. 


Over de twee gezinnen uit Middelharnis lezen we in het onderzoek de volgende gegevens:

Gezin 1. Man, vrouw en een ongehuwde werkneemster.
De periode van augustus tot februari is het drukst 'in tegenstelling met vroeger, toen de reeders 'swinters nog niet door eigen volk sneuen lieten klaarmaken.' De man werkt in deze maanden van 6 uur vm tot 10 uur nm. De vrouw werkt in de middag van 2-6 mee. De werktijden van de ongehuwde vrouw, die voor fl. 3,75 per week in dienst is, worden niet apart vermeld, ze zal waarschijnlijk dezelfde uren als de man werken.
In de winter worden 6.000 of 7.000 sneuen per week geheel klaargemaakt inclusief het bevestigen van een haak aan elke sneu. Er zijn twee varianten: sneuen die voor fl. 9,- per 1.000 of voor fl. 11,- per 1.000 aan de reders worden verkocht. De winst is 1,85 resp 2,00 per 1.000. Er wordt 13-14 gulden per week verdiend in het drukke seizoen.
De rest van het jaar wordt er 5 dagen per week gedurende 8 uur per dag gewerkt.

Gezin 2. Vader en zes kinderen
De vader en zes kinderen (van een uit dertien personen bestaand gezin) houden zich in opdracht van bovenvermelde man bezig met het 'omwoelen van hoeken en sneuen'.  De vader is los werkman aan de schepen en heeft ongeveer 17 weken per jaar werk voor 8 gulden per week. 
Van december tot maart werkt de man 15,5 uur per dag aan de sneuen met zijn zoon, die zeeman is en in deze periode thuis is. Een gehuwde inwonende zoon werkt van 6 uur vm tot 8 uur nm. Een zoon van 19 jaar, die kuiper is, werkt tussen de middag en na zijn werk mee, ook drie schoolgaande zoons van 10, 12 en 14 helpen mee. 
Met vereende krachten verwerken ze 16.000 stuks per week in de drukke tijd. Met 1.000 stuks wordt 85 cent verdiend; het gezamenlijke uurloon is 8,5 cent. In de slappe tijd van juli tot december worden 2.000 stuks per week verwerkt; men werkt dan elke avond twee uur.
Per jaar verdient dat gezin ongeveer 500 gulden met dit werk, dat in de keuken geschiedt van de f 2 per week doende woning.


© Marlies Jongejan

bron:
Onderzoekingen naar de toestanden in de Nederlandsche huisindustrie. 's-Gravenhage, 1914. Deel 3, p. 145-146