zondag 22 maart 2015

Marinus van den Nieuwendijk (1767- 1831), Sara Stuurman (1771-1819 ), Klazina Troost (1800-1873)

Ouders
Marinus van den Nieuwendijk is een zoon van Arend Klaasz van den Nieuwendijk en Maatje Isaacze Bleijker. Zie bericht van 13 januari 2014. Marinus is geboren op 26 september 1767. Zijn vader is in 1774 omgekomen bij het vergaan van de schuit van Klaas Don.
Sara Stierman of Stuurman is een dochter van Aren Stierman en Engeltje Horreman. Zij is geboren ca. 1771.

Huwelijken en kinderen
Sara Stierman en Marinus van den Nieuwendijk zijn op 8 april 1792 in Middelharnis getrouwd. Op 1 september 1793 werd Arend gedoopt. Op 9 augustus 1795 is Engeltje gedoopt en Maatje  is op 25 februari 1798 geboren. Arendje is in 1799 geboren; Lieven en Arend, een tweeling, zijn op 26 juli 1802 geboren. Op 14 juli 1806 is opnieuw een zoon met de naam Arend geboren.
Sara Stuurman is op 22 maart 1819 in Middelharnis overleden, 47 jaar oud. 
Marinus hertrouwde op 21 april 1823 op 55-jarige leeftijd. De bruid was de 22-jarige Klazina Troost. Klazina is op 22 oktober 1800 geboren, dochter van Jan Troost en Dirkje van der Ham. Op 5 juni 1824 werd zoon Jan geboren en op 10 januari 1829 Klasina (zij heeft maar kort geleefd).

Maatje van den Nieuwendijk trouwde op 30 oktober 1817 met Reinier Soost uit Amsterdam, ze waren 35 en negentien jaar oud. Hun oudste zoon heette Marinus van den Nieuwendijk Soost. 


Engeltje van den Nieuwendijk (1795 -1838) en Arij van der Meijde (1791-1863)
Engeltje van den Nieuwendijk trouwde op 14 januari 1815 met Arij van der Meijde. Arij van der Meijde is een zoon van Abraham van der Meijde en Jasperijntje Gouman. Hij is gedoopt op 16 februari 1791. Cornelis van der Meijden, een van de vissers uit Middelharnis die naar Antwerpen is vertrokken (zie bericht 5 juli 2014), is een broer van Arij.
Op 6 oktober 1815 is Elizabeth van der Meijde geboren. Zij heeft maar kort geleefd, evenals Marinus die in 1817 geboren is. In 1819 is Sara geboren, in 1822 Elisabeth, in 1823 Maatje, in 1826 Abraham, in 1830 Jasperina. Katharina, in 1833 geboren, is maar twee jaar oud geworden. Katharina die in 1836 geboren werd is na zestien dagen overleden. Op 26 september 1837 werd een dochter doodgeboren. 
Engeltje overleed op 23 februari 1838, 44 jaar oud. Arij bleef met vijf kinderen achter.

Klazina Troost hertrouwd met Arij van der Meijde
Marinus van den Nieuwendijk is op 2 oktober 1831 overleden in Middelharnis.
Klazina Troost is op 10 maart 1839 hertrouwd met Arij van der Meijde, de weduwnaar van Engeltje van den Nieuwendijk, schoonzoon van Marinus. Ze waren 48 en 38 jaar oud. Op 14 augustus 1840 is Marinus geboren, hij is op 6 oktober 1840 overleden.
Arie van der Meijden is op 16 juni 1863 in Rotterdam overleden, 72 jaar oud. Clazina Troost is eveneens in Rotterdam overleden, 18 mei 1873, 72 jaar oud

Marinus van den Nieuwendijk, schipper vissloep De Vreede in Zierikzee
Marinus van den Nieuwendijk was vanaf 1820 schipper van de sloep De Vreede van de onderneming De Nieuwe Visscherij in Zierikzee. Stuurman was zijn schoonzoon Arij van der Meijde.(1).
Er was ook een Klaas van den Nieuwendijk aan boord, vermoedelijk de oudste broer van Marinus, geboren in 1760 (2).
Al vrij snel na zijn aantreden, in november 1820, liep Marinus een beenbreuk op. Hij kreeg een uitkering van 6 gulden per week gedurende 15 weken omdat hij niet kon werken. Arij van der Meijde werd tijdelijk schipper. Marinus heeft zijn functie in juli 1821 neergelegd. Maarten Abeele volgde hem op.



Archief Nieuwe Visscherij, foto Isaac van der Male



Genealogische gegevens afkomstig van Pieter Koster, bewerkt voor Arjaentje 

1. Archief Nieuwe Visscherij, inv. nr. 396
2. Klaas van den Nieuwendijk gehuwd met Adriaantje Dubbeld. Klaas is op 22 oktober 1827 in Middelharnis overleden, 67 jaar oud.





woensdag 18 maart 2015

Stuurmansmerken uit Middelharnis, 1708 en 1735

Merktekens van stuurlieden zijn vaak  min of meer herkenbare figuren, symbolen of afkortingen die gebruikt werden om tonnen en andere voorwerpen die bij de visschuit hoorden te merken. Het anker was een veelgebruikt symbool. Het merk werd ook als handtekening in officiële documenten gebruikt. Stuurmansmerken zijn te vergelijken met gildetekens. 
Twee archiefstukken met merktekens van stuurlieden uit het archief van Middelharnis:

Lantarengeld
In 1708 bracht een aantal stuurlieden het probleem van de slechte verlichting van het havenhoofd en de Kaai onder de aandacht van de halsheren. Het verzoek om meer lantarens te plaatsen werd ondertekend door dertien personen.


Gemeentearchief Middelharnis, inv. nr. 4, 20 november 1708

Dit is het merck van:

Jacob van der Valck, mij present voort jaere 1708
Michiel Cornelisz van Kakum
Cornelis Jacobsz Koningh
Steven van Kakum
Aren van Heest
Pieter Bastiaensz Brij
Bastiaen Cijsje
Jan Ruijter
Barend Jansz [Waterman]
Jan Schoonejongen
Leendert van de Roovaert
Gleijn Mercij
Dirck Floore [van Eck]




Contract over aannemen van bemanningsleden
Op 18 september 1735 tekenden tien stuurlieden een overeenkomst waarin ze afspraken geen bemanningsleden aan te nemen die nog onder contract staan bij een ander.

GA Middelharnis, inv. nr. 426, 18 september 1735


Dit merck is gestelt bij:

Pieter Abelsz Coningh
Hendrik Visser
Arent Abelsz Coningh
Jacob Tijsse Stapel
Frans van Duuren
Aren Hendriksz Pas
Bastiaan Thomasz Visser 
Machiel Leendertsz van de Roovaart 
Cornelis Kanse
Bastiaan Cijsje


In het document van 1735 valt op dat Machiel van de Roovaart als enige zijn naam schrijft. Aren Hendriksz Pas gebruikt de afkorting AH. Het anker is in verschillende verschijningsvormen een veelvoorkomend symbool. 


Was het merk zo algemeen bekend dat het niet nodig werd geacht dat stuurlieden een handtekening zetten of konden ze niet schrijven ? Dit is de vraag die in de studie van Annette de Wit over vissersgemeenschappen in de zeventiende eeuw wordt gesteld. U.J. Mijs beschouwt de merken als een teken dat de stuurlieden geen handtekening konden zetten. De Wit oppert het idee dat het merk zodanig met de identiteit van de stuurman is verbonden dat hij het vanzelfsprekend vond om hiermee te ondertekenen. Degene die het stuk opmaakte schreef de namen erbij. Zij constateert dat de alfabetiseringsgraad onder stuurlieden en vissers in de loop van de zeventiende eeuw steeg.

© Marlies Jongejan, november 2023


Verantwoording:

Annette de Wit. Leven, werken en geloven in zeevarende gemeenschappen; Schiedam, Maassluis en Ter Heijde in de zeventiende eeuw. Amsterdam, 2008. p. 230
A.P. van Vliet. De Zeeuwse zeevisserij in de jaren 1568-1648. Middelburg, 2003. p.80,afbeelding haringmerken Brouwershaven, 1657
U.J. Mijs. De vischafslag van Middelharnis. Middelharnis, 1897.p.11

N.B. het merk van Aren Boon(e) in: Str. VPR 110-1027 van 31-10-1701








maandag 16 maart 2015

Kapers op de Hollandse kust. Roman over een zeeman uit Hellevoetsluis 1651-1652

In 2014 verscheen de roman 'Kapers op de Hollandse kust', geschreven door Tom Wensink uit Hellevoetsluis. Het verhaal gaat over de jaren die voorafgaan aan de Eerste Engelse Oorlog (1652-1654), jaren van oplopende spanningen tussen Engeland en de Republiek.

Voor de lezers van weblog Arjaentje heb ik uit het boek een aantal aspecten rond de visserij en Middelharnis gelicht.

Hellevoetsluis
De hoofdpersoon van de roman is Tomas Hidde Heuseveldt, een jonge zeeman uit Hellevoetsluis.Hellevoetsluis is een dorp in opkomst. De Maasmonding heeft last van verzanding waardoor steeds meer schepen het Goereese Gat opzoeken. Bovendien heeft de Admiraliteit op de Maeze de onderhoud- en reparatiefaciliteiten voor schepen uitgebreid. Hiervoor zijn nieuwe scheepshellingen aangelegd. De VOC kamers van Delft en Rotterdam laten hun schepen in Hellevoetsluis afbouwen en de Compagnie heeft hier ook de nodige magazijnen en opslagloodsen gebouwd.
Van oudsher is het loodswezen een belangrijke activiteit die vanuit Hellevoetsluis wordt ondernomen. De hoofdpersoon Tomas Heuseveldt begint hier zijn carrière. Zijn vader Hidde is beurtschipper en tevens een zeer ervaren zeeloods. Tomas treedt op 22-jarige leeftijd in zijn voetsporen als hij door de Admiraliteit op de Maeze in Rotterdam benoemd wordt tot zeeloods in het Goereese Gat. Een loods aan boord nemen is hier altijd verplicht. Voor zijn opleiding moet hij een maand op het wachtschip van de Admiraliteit op de rede van Goeree werken waar hij ook met wapens om leert gaan.
Voor een handelsrelatie van zijn vader gaat hij in Londen poolshoogte nemen van de stand van zaken met betrekking tot de handel tussen Engeland en de Republiek. Daarna vertrekt hij naar Middelburg op verzoek van dezelfde handelsrelatie om stukken af te leveren bij de Admiraliteit van Zeeland.

Bezoek aan Middelharnis (1)
De reis naar Middelburg begint met de oversteek van Hellevoetsluis naar Middelharnis.Tomas wordt op 17 januari 1651 door veerbaas Willem van Beveren overgezet.
In de haven van Middelharnis wacht Bruno Vandermaes hem met het beurtschip Mathilda op. Door de storm zijn ze genoodzaakt een dag te blijven liggen en Tomas maakt van de gelegenheid gebruik om de haven, de lijnbaan en de herberg aan te doen.
Door zijn werk als loods kent hij enkele vissers en hij wordt direct herkend door Thijs Put, zoon van stuurman Dirk Put. De familie Put woont op het Vingerling en Tomas brengt hier de avond door. Hij heeft in het bijzonder belangstelling voor dochter Gemma, die wanten een das en een muts voor hem heeft gebreid. De romance ontwikkelt zich in de loop van het jaar 1651 en Tomas steekt, voor zover zijn werk het toelaat, nog vele maken over naar Middelharnis. In juli 1652 trouwen ze en gaan in Hellevoetsluis wonen. Opmerkelijk is de vermelding dat Gemma zo goed kan schrijven.
Wat betreft het vissersbedrijf in Middelharnis is een aantal details minder waarschijnlijk. Zo zou er een visafslag op het dorp zijn. De vis werd echter van oudsher niet in het dorp verhandeld, maar door (veelal Antwerpse) ventjagers overgenomen. De vissers hielden zich voor zover bekend niet met haringvisserij bezig; ingezouten haring in tonnetjes hadden de vissers, zoals Dirk Put, dus niet in voorraad. Er werd uitsluitend verse vis in de bun aangevoerd die niet met netten gevangen was maar met de beug.


De carrière  van Tomas
Tijdens zijn bezoek aan Middelburg neemt de loopbaan van Tomas een hoge vlucht als hij wordt gevraagd als opperstuurman op de Bruijnvisch. Dit is een schip dat de opdracht heeft vissers en handelsvaarders voor de Hollandse en Zeeuwse kust tegen kapers te beschermen. Later wordt de Bruynvisch toegevoegd aan het eskader van admiraal Tromp.



Jeronymus van Diest II. De Royal Charles opgebracht
op de rede van Hellevoetsluis, juni 1667

Hoeker uit Maassluis opgebracht (2)
Op 2 januari 1651 wordt een hoeker uit Maassluis weggestuurd van de Engelse visgronden door een fregat van de Engelse marine. Besloten is dat buitenlandse vissers hier niet meer mogen komen. De stuurman zet koers naar huis maar drijft door aanhoudende storm af en wordt onder de kust van Norfolk opnieuw aangehouden. Deze keer door een brik, een particuliere kaper, die de hoeker naar Great Yarmouth dirigeert. De bemanning wordt door soldaten  opgevangen en naar de gevangenis gedirigeerd. De lading schelvis en kabeljauw wordt  in beslag genomen. Na enkele dagen krijgen ze het schip terug en mogen ze vertrekken. Het fragment over de hoeker begint met een beschrijving van de beugvisserij.
In Middelharnis heeft Tomas overigens gehoord dat ook vissers uit Middelharnis niet van zee zijn teruggekeerd (3).
Er zijn ook vissers die een commissiebrief aanvragen om als kaper te mogen varen. De kaapvaart verdient beter dan de visserij. Naarmate de oorlogsdreiging toeneemt worden meer vissers gevraagd om in dienst te treden bij de marine. Zodra het op zee te gevaarlijk wordt volgt een uitvaarverbod voor vissers.


Kapers op de Hollandse kust. Mare Liberum, een vrije zee.
Hellevoetsluis, 2014, 376 p. Met verklarende woordenlijst.
ISBN 978-90-822603-0-4



1.p 94-113, 332
2.p.41-44 ,54-58, 110,300-301
Over reder Margje Koijs p. 298
3. In de literatuur over Middelharnis is dit gegeven niet terug te vinden.