donderdag 23 april 2015

Vaten olijfolie opgevist door vissers uit Middelharnis in 1792, vaten brandewijn in 1760, katoen in 1825 en vaten petroleum in 1880

In de reeks op Arjaentje over incidentele verdiensten van vissers zoals het binnenhalen van een potvis, vrachtvervoer, passagiersvervoer, loodsdiensten en reddingen tot slot enkele berichten over het opvissen van lading die door andere schepen is verloren.


april 1792:
Door visser Bastiaans Jacobsz Visser zijn twee vaten met olie van olijven opgevist en in Middelharnis aangebracht. Pieter van den Tol viste ook een vat op. 
In het krantenbericht staan de opschriften waar de vaten mee gemerkt waren exact vermeld. De rechthebbende die de lading verloren had kon zich melden bij de substituut-strandvonder A. Mosselmans in Middelharnis.
De vissers waren verplicht dergelijke vangsten aan te geven. Er heeft vast een beloning voor de vinders aan vast gezeten. 

Rotterdamsche courant, 3 april 1792

De afwikkeling verliep niet altijd vlekkeloos. Uit onderstaande kwestie blijkt dat strandvonder Adriaan van Driel van Middelharnis in 1760  niet gelijk genegen was om de door vissers opgeviste vaten brandewijn in te leveren.


Streekarchief Voorne-Putten

In 1825 werd een aanzienlijke hoeveelheid bengaalse boomwol (katoen) uit zee gevist.
De publieke verkoping was op 14 december 1825 (Nederlandsche staatscourant, 5 december 1825)

Op 24 oktober 1863 werden de goederen verkocht die door drie stuurlieden van een verlaten bark gehaald waren. Ze hadden de bark in volle zee aangetroffen en ze namen de kettingen, ankers, rondhouten, blokken en touwen mee. De publieke verkoop op last van de strandvonden Jan Abram van den Broek bracht 393,50 gulden op. De drie stuurlieden waren Arend de Koning (Lucretia Adelaïde), Abram van Eck (Wisselvalligheid) en Maarten Buurveld (Vrouw Pietertje). (Bron: NAM 42, akte 236)

Op 10 januari 1880 liep de vissloep Onbestendigheid, stuurman Daniël van Eck, in Maassluis binnen met 190 vaten petroleum die bij Egmond opgevist waren (Vlaardingsche Courant, 14 januari 1880).
Op 12 januari 1880 liep de Ulbo (Jan Smit) met 118 vaten binnen in Hellevoetsluis en de Dankbaarheid (Hendrik Langbroek) met 186 vaten eveneens in Hellevoetsluis (Het Vaderland, 14 januari 1880).
De Zeemanshoop (Hubrecht van den Hoek) bracht 200 vaten aan (Staten Slis en Kolff).*
Tal van andere vissers brachten petroleum aan, opgevist bij Egmond, Katwijk, Noordwijk en zelfs tussen Schouwen en Goeree.
De strandvonder van Middelharnis (q.q. de burgemeester) plaatste op 16 januari 1880 een oproep in de Nederlandsche Staatscourant om de rechtmatige eigenaar van 315 vaten petroleum te achterhalen. De petroleum kwam uit de V.S.

Nederlandsche Staatscourant, 16 januari 1880


* deze staten vermelden alleen petroleum bij de Zeemanshoop en de Ulbo.

Beschier Faasse verhaalde van het opvissen van kokosnoten in 1886. Dit is in de schriftelijke bronnen niet vastgelegd. (Eilanden-nieuws, 24 oktober 1956)

Geen opmerkingen:

Een reactie posten