vrijdag 22 mei 2015

Vissers uit Middelharnis in armoedige omstandigheden, de bemanning van de Jonge Cornelis van Arie Pietersz Jongejan in 1807

Op 27 juni 1807 verklaarden:

Den geweezen stuurman Arie Pietersz Jongejan en zijne Matroozen:

Teunis Joostz Abeele
Jan Pietersz de Bloeme
Marinus Jacobsz Breeman
Cornelis Dubbeld
Jacob Dirksze van Eck
Maarten Anthonijsz van Gelderen
Gerrit Jansz Muije
Jan Stekker de Jonge
Melchior Turnhout
Stoffel Maartensz Vermaas


door de continuele stremming der zeevisscherij, zig in zodanigen armoedigen staat bevinden, dat, zij allen onvermogend en buiten staat zijn om eenige proceskosten te supporteeren en draagen (2).

Arie Jongejan was stuurman van de gaffelschuit de Jonge Cornelis.(1) Nadat de visserij met de gaffelschuit van Arie Pietersz Jongejan was stilgelegd heeft Jacob Bree de schuit en een deel van de bemanning overgenomen. Gerrit Muije, Melchior Turnhout en Stoffel Vermaas zijn met de  Jonge Cornelis van stuurman Jacob Bree in december 1808 verongelukt. Zie bericht van 20 januari 2014

Meer over Arie Pietersz Jongejan in het bericht van 31 juli 2013.



1. Rechterlijk archief Middelharnis, inv. nr. 18. Jacob Bree heeft vanaf 24 oktober 1806 parten verworven in de Jonge Cornelis
2. Rechterlijk archief Middelharnis, inv. nr. 31, attestatie van 27 juni 1807

vrijdag 15 mei 2015

Jan van de Rovaart (1791-1875), stuurman op een nieuwe sloep van Middelharnis in 1822

Grootouders, ouders
Jan van de Rovaart is op 3 juli 1791 in Middelharnis gedoopt. Hij is een zoon van Jacob Adriaansz van de Roovaart en Adriana Gerritse Verhagen.
Zijn grootouders van vaderskant zijn Adrianus van de Roovaart en Cornelia Visser. Zie het bericht van 31 oktober 2014 op dit weblog.

Huwelijken
Jan trouwde op 6 oktober 1813 met Adriaantje van Hoften (1787-1832). Zoon Jacob, geboren 15 janauri 1814, heeft maar kort geleefd, evenals dochter Aagje uit 1815. In 1817 is weer een dochter Aagje geboren. 
Adriaantje van Hoften is in 1832 overleden. Jan hertrouwde op 18 november 1833 met Trijntje van der Velde (1787-1851). 
Na het overlijden van Trijntje in 1851 trouwde Jan in 1852 voor de derde keer. Samen met zijn derde vrouw Huibertje Langbroek (1789-1873), weduwe van Klaas Don, is hij heel oud geworden. Huibertje overleed in 1873 op 84-jarige leeftijd en Jan in 1875, 83 jaar oud.

Stuurman op een gaffelschuit in 1821
In september 1821 kwam de gaffelschuit van Jan van de Rovaart tijdens een storm in moeilijkheden.





Stuurman op een nieuwe sloep in 1822
In het Flakkee's maandblad van april 1822 het volgende bericht:
Heden mogten wij ons verblijden in de aankomst der nieuw gebouwden sloep visschuit die gevoerd zal worden door stuurman Jan van de Rovaart.
Op 20 juli 1822, eveneens vermeld het Flakkee's maandblad:
Van de drie  visch sloepen welke van hier gedurenden deze zomer ter zoute visch-vangst zijn uitgerust, zijn er alreede 2 binnengekoomen te weeten stuurman Aren Jansz de Waard met 220 tonnen zoutevisch en Jan van de Rovaard met 250 tonnen zoutevisch en 100 stuks versche kabeljauw, beide na een reis van zeve weeken

De boot van Jan van de Rovaart omgeslagen juli 1828.
Jan van den Bogaard en DaniĆ«l van Gelderen zijn in juli 1828 verdronken toen de boot die bij de sloep van Jan van de Rovaart hoorde omsloeg.  Zie de beide berichten van 5 juli 2014 over dit ongeval.




In juli 1822 waren er drie sloepen in gebruik
- de Vrouwe Aplonia gebouwd in 1817, stuurman Maarten Langbroek (1789-1847)
- de sloep van stuurman Aren Jansz de Waard (1784-1864) 
- de sloep van Jan van de Rovaart
Een  vierde sloep was in aanbouw
Opmerkelijk is het gebruik van de woord sloepvisschuit in het Flakkee's maandblad.


Simon Stapel (1757-1826) en Aren Stapel (1767-1829), stuurlieden op de gaffelschuiten van Middelharnis

De naam Stapel is nauw verbonden met de bloeitijd van de visserij met gaffelschuiten in Middelharnis in de tweede helft van de achttiende eeuw.
De twee laatste stuurlieden uit deze familie waren Simon en Aren. Zij waren ook in de nadagen van de gaffelschuiten, nog tot ongeveer 1825, actief als stuurman. 
Op de nieuwe sloepen die vanaf 1817 geleidelijk in de plaats kwamen van de gaffelschuitendeel voer een jongere generatie stuurlieden. 

Zie voor de gegevens over de ouders, Gerrit Stapel en Maatje Stapel, het bericht van 6 november 2014.

Simon Stapel, Maatje Abeele (1761-1787) en Huibertje van Heest (1770-1816)

Simon is op 7 november 1784 met Maatje Jans Abeele getrouwd, dochter van Jan Willemsz Abeele en Jannetje Pas. ze kregen in 1786 een dochter Maatje, gedoopt op 23 april 1787. Enkele maanden later overleed Maatje Abeele, ze is begraven op 9 augustus 1787.
Na het overlijden van zijn vrouw trouwde Simon in 1791 met Huibertje van Heest. Huibertje is een dochter van Dirk Michielsz van Heest en Leuntje Gerritsz Verhage. Ze kregen vijf kinderen: Leuntje in 1793, Gerrit in 1795 (overleden in 1813, 18 jaar oud), Kaatje in 1798, Jannetje in 1801 (overleden 1827, 26 jaar oud) en Dirk in 1806.

Maatje Stapel trouwde in 1807 met Aren Janse de Waard. Aren was in 1822 stuurman op een sloep. Zij kregen acht kinderen, waaronder Johannis de Waard die in 1863 op de Antwerpse sloep Josephine is omgekomen. Aren Janse de Waard is een broer van Leendert de Waard, stuurman van de sloep die in 1828 is vergaan. Hun broer Johannis was eveneens stuurman.
De oudste zoon van Maatje en Aren was Jan de Waard, geboren op 11 maart 1809. Zijn vrouw Suzanna Ruitenberg is op 28 december 1881 in Antwerpen overleden. Mogelijk zijn Jan en Suzanna naar Antwerpen geƫmigreerd.

Aren Stapel en Adriaantje Smit (1773-1845)
Aren trouwde in 1795 met Adriaantje Smit, dochter van Leendert Smit en Lena Dubbeld.
Hun dochter Maatje, geboren in 1795, trouwde in 1815 met Maarten Buurveld. Maatje is in 1816 overleden. Maarten Buurveld is een zoon van Leendert Buurveld, de stuurman van de gaffelschuit die in 1813 is vergaan. Maarten werd eveneens stuurman op een gaffelschuit (vermelding in 1822).

Simon Stapel onder Oostenrijkse vlag in 1782
Simon is op 23-jarige leeftijd stuurman geworden. Van de groep stuurlieden die in 1782 onder Oostenrijkse vlag ging varen was hij met vijfentwintig jaar de jongste.

Simon en Aren Stapel onder Deense vlag in 1798
In 1798 voeren de schuiten van Simon en Aren Stapel, zoals alle gaffelschuiten van Middelharnis, onder Deense vlag (6).

De Jonge Maatje gekaapt in 1798
De gaffelschuit de Jonge Maetje staat in de transportakten van schepen op z'n vroegst vermeld op 28 oktober 1791. Lambertus Kolff verkocht op die datum 1/8 part. De naam van Simon Stapel als stuurman van deze schuit is op 12 juni 1796 en op 24 november 1797 vermeld (1). Op 14 april 1798 is de Jonge Maetje met als stuurman Simon Stapel op zijn reis met kooptarbot naar Engeland door een Engelse kaper genomen, prijs verklaard en verkocht. Adrianus Quirinus Kolff was in het bezit van 1/16 part (2).


Simon en Aren Stapel, stuurlieden in de Bataafs Franse tijd
Aren Stapel en Simon Stapel voeren in 1805 onder Pruisische vlag. Het schip van Simon was in 1805 de Paulina en Helena; Aren was stuurman van de Martha en Maria (ook al in 1799), de schuit waar voorheen zijn vader op voer. Beide schuiten zijn in september 1805 gekaapt. De kaping werd door de Prize Court onrechtmatig verklaard (3).
Simon Stapel van de Paulina Helena en tien bemanningsleden verklaarden, bijna een jaar na het voorval, voor de vrederechter van Sommelsdijk dat ze op 21 juli 1810 door een bewapende Engelse kotter voor Scheveningen zijn aangehouden. Enkele manschappen zijn in een sloep naar de gaffelschuit gekomen en hebben de vissers gedwongen om vis af te staan. In ruil daarvoor kregen ze een mand met gebruiksvoorwerpen zoals een dozijn kleine schotels, twee waterpotten, vier kleine glaasjes en enkele kwispeldoren. Bij thuiskomst op 27 juli 1810 zijn ze –allen tot op het hemd ontkleed - door de douane gevisiteerd. De verkregen voorwerpen hebben ze ingeleverd.  Ze verklaren de Engelse wal niet te hebben aangedaan en niet in een Britse haven te zijn geweest, dat ze sedert 1805 niet meer in Engeland zijn geweest. Ze zijn toen wederrechtelijk opgebracht en na verloop van vier weken weer vrijgelaten. Sindsdien hebben ze de Engelse wal niet meer gezien en zich niet met handel of het overvaren van passagiers beziggehouden. Ze hebben zich in alle opzichten volgens de wet gedragen en zich alleen met het vangen van vis beziggehouden. Op 21 juli 1810 is niemand van de bemanning aan boord van het Britse vaartuig geweest. Deze verklaring werd waarschijnlijk afgelegd om zich in te dekken tegen verdere vervolging door de Franse douane (4).
Hij nam rum aan van Engelsen als betaling voor een partij tarbot en spiering. Op 12 juni 1812 had hij samen met Cornelis Langbroek contact op zee met de Engelsen. Hierover is hij uitgebreid verhoord. Er werd hem gevraagd waarom hij niet gevlucht is voor de Engelsen. Zijn verklaring was dat er geen wind was en dat het tij tegen zat.
Voor het transport van militairen en goederen met de  Paulina Helena voor het Franse leger ontving hij een bedrag van 26 gulden (4).


Simon en Aren Stapel in 1821 en 1822
De laatste berichten uit de lange loopbaan van de beide broers dateren uit 1821 en 1822.
De gaffelvisschuit van Simon Stapel werd in februari 1821 bijna overvaren door een hoeker. Het gevaar werd door het hulpgeroep van de wacht afgewend.







Het volgende bericht betreft Aren Stapel en is van 24 februari 1822, eveneens in het Flakkees maandblad.

In Scheveningen en Zwartewaal zijn door de stormen vissersschepen verloren gegaan. In Middelharnis heerste dankbaarheid over de behouden thuiskomst van de vloot. Jacob Bree die tijdens de storm op zee was is veilig teruggekeerd. Drie matrozen van de schuit van Aren Stapel zijn op miraculeuze wijze aan de dood ontsnapt

kunnen wij als een treffend bewijs van Goddelijke bewaring aanmerken dat bij stuurman Arend Stapel door eene stortzee drie matrozen werden overboord geslagen, doch gelukkig weder op de schuit werden geworpen. Terwijl de stuurman meende dat hij in een klap van al zijn volk was beroofd geworden, en hoezeer de visscherij door de sobere winsten in merkelijk verval is en zelfs een persoon het gebruik van een zijner voeten voor altoos moet missen, hebben wij toch stoffe van dankbaarheid dat niemand onzer is achter gebleven.


Simon Stapel is op 4 augustus 1826 overleden, 69 jaar oud. Beroep: stuurman
Aren Stapel is op 15 april 1829 overleden, 62 jaar oud. Beroep: stuurman



Genealogische gegevens van Pieter Koster, bewerkt voor Arjaentje


* Journaal Jan van Dueren mei-juli 1822 vermeldt Maarten Buurveld en Jan Smit. Verkoop de Jonge Arentje in Rotterdamsche courant 27 september 1823.

1
. Rechterlijk Archief Middelharnis. Inventarisnr. 18. klapper

2. J. Verseput. Van Visschershaven naar jachthaven, p.27. en National archives, HCA 32/699/238  
3.Brown, Mysteries of neutralization, 140,141 en meerdere pagina's. 
dossiers: 
HCA32/1623/4774 HCA32/1573/3946
4. E. H. Wind. Het Vredegerecht van Sommelsdijk en Napoleons continentaal stelsel (november 1806-april 1814) (Rockanje 1988) V-55, akte 87, 17 juni 1811
5.. Marco Kuiper. Verandering en verval, de visserij van Middelharnis in de Franse tijd. Leiden, 2009. 22,26.
6. Vermelding Aren Stapel: Archief voormalige gemeente Middelharnis, inv. nr. 9. Resolutieboek, 25 juni 1798

woensdag 6 mei 2015

Scheepsrampen en ongevallen in de visserij van Middelharnis in de zeventiende eeuw

Over de scheepsrampen en ongevallen in de visserij van Middelharnis in de periode 1717-1923 is de afgelopen jaren veel informatie opgediept. Zie het boek Vergeten vissers van Middelharnis en de overzichtspagina op dit weblog.

Over de zeventiende eeuw zijn weinig gegevens beschikbaar. Op deze pagina de informatie die bekend is.


ca. 1620-1626 diverse kapingen
In de twintiger jaren van de zeventiende eeuw zijn diverse schepen met opvarenden uit Middelharnis in handen van kapers gevallen. 
De vissers namen het initiatief om tot een soort verzekering te komen om de kosten van losgelden te betalen en om nabestaanden te ondersteunen in geval van scheepsrampen. Ook reders die hun schepen verloren kregen een tegemoetkoming. De magistraat van Middelharnis vaardigde in 1626 een keur uit waarin bepaald werd dat bij de verkoop van vis per afslag 10 cent verzekeringspremie werd geheven (2). Zie ook de tekst op Arjaentje van 3 januari 2014.
In de periode 1626-1637 zijn bedragen uitbetaald die in de resolutieboeken van het dorp zijn verantwoord.

Aliaen Boot ( -1633)
1633 Betaelt aan de wedue van Aliaen Boot visser die van de vijanden op zee dootgschoten is ... vijftich gul. (1)


Jacob IJemantsz ( -1633)
1633 Betaelt aan Trijn Schotters ouer het affleggen vant dode lichaem van Jacob IJemantsz v schell. Hij overleed als gevolg van verwondingen aan zijn been door een vijandelijke beschieting (1)


Leendert Dircxz Post ( -1637)

1637 Betaelt aan de wedue van Leendert Dirkcxz Post, stierman, die bij de duijnkerkers is gevangen geweest... Alsoo Leendert Dirxcz Post in de gevangenis is overleden... (1)


Willem Roij ( -1637)

15 juli 1637 werd het lichaam geschouwd van Willem Roij die door een Duinkerker kaper is doodgeschoten. Dokter Hubertus de Bye constateert dat 'den zelven Roij met een musket cogel in sijn 's lincker schouder nederwaerts was geschooten welcke wonde den docter ende chirurgijn verclaerde doodelijck te wesen' (2)

1641 Drie visschuiten uit Middelharnis door Duinkerkers genomen
In mei 1641 zijn drie visschuiten uit Middelharnis belaagd door Duinkerker kapers. Leendert Andriesz en Maerten Cornelisz Canse verklaarden dat de Duinkerkers drie visschuiten uit Middelharnis hebben genomen. Ze hebben twee schuiten zien branden en gezien dat de derde schuit, die van Pieter Arensz Visser in de grond werd gehakt. De twee brandende schuiten waren van de stuurlieden  
Cornelis Jacobsz Coninck en van Gerrit Jansz Coninck(2)

Pieter Arensz Visser ( -1641)
Stuurman van een visschuit die in mei 1641 door een Duinkerker kaper in de grond werd gehakt. Hij was gehuwd met Pietertje Jansdr

Cornelis Jacobsz Coninck ( -1641)

Stuurman van een visschuit die in mei 1641 door een Duinkerker kaper in brand werd gestoken. Hij was gehuwd met Leentje Jansdr 

Gerrit Jansz Coninck ( -1641)
Stuurman van een visschuit die in mei 1641 door een Duinkerker kaper in brand werd gestoken.


1677 
In april 1677 voerden de diaconie en het burgerlijk armbestuur correspondentie over de huisvesting van vissersweduwen en hun kinderen. Ze hebben hun man verloren door het 'blijven van visschuiten'. (4)

Drie schuiten in twee jaar met man en muis vergaan
Tannegje Cornelis Blok dichtte in 1688 (zie ook tekst van 5 mei 2015 op dit weblog)

Om dat drie Schuiten hier van daen , binnen twee Iaren zijn gebleven,
En al het Volk in Zee vergaen, daer lieten zy haer leven (3)
De tijdsbepaling is onduidelijk. "Onlangs" staat er in het gedicht. Mogelijk gaat het toch over de jaren 1676-1677, zie hierboven.

Stuurman n.n. (  -1688) 
Een Nieuw Lied, gemaakt over het verongelukken van een Stierman, van een Visschuit van Middelharnis, geschied op den 1 Ianuary, 1688. Vier schuiten kwamen na enige dagen terug (3).
Op 1 januari 1688 vielen er zware buien bij een harde noordenwind (5).








1.
U.J. Mijs. De vischafslag van Middelharnis. Middelharnis, 1897. Bijlage D. 
Bron: Resolutieboeken Middelharnis
2. Rechterlijk archief Middelharnis, inventarisnummer 20,19 mei 1641
folio 197 en 198. Zie ook: J.C.. Both. Middelharnis tijdens de Tachtigjarige oorlog. In: De Ouwe Waerelt, 8(2008),22, 38-43
3. Een nieuw-liedboekje, genaamt het dubbelt Emausje, bestaande in eenige nieuwe liedekens. Terneuzen, J.G.A. Thompson, 1854. naar de laatste uitgave herdrukt.
Zie op Google books. Een nieuw lied-boekje
4. Archief van het burgerlijk armbestuur van Middelharnis, inventarisnummer 989, 11 april 1677
5. J. Buisman. Duizend jaar weer, wind en water in de lage landen. Dee 5, p. 143.


Tannetje Cornelis Blok (1660-1690) en haar liedboek 'het dubbelt Emausje'


Over Tannetje (Tannetge) Blok is bekend dat ze geboren is op 3 januari 1660  in Middelharnis, dochter van Cornelis Blok*.  Ze is op 5 maart 1690 overleden.

Tannetje Blok schreef stichtelijke liederen en gedichten waarvan er 37 bewaard gebleven zijn in een bundel met de titel : het Dubbelt Emausje. Het voorwoord is geschreven door ene M.D. , dat moet Marinus van der Daff geweest zijn. Het nawoord is door M.D.K. ondertekend. Oorspronkelijk is het werk in twee delen verschenen. 
Het eerste deel bevat o.a. een lied over de watersnood van 26 januari 1682, 'Wat grooter nood, wat droever tyd'.  In 1683 sloot ze het eerste deel af met het motto dat ze aan alle gedichten meegaf  'Leerd Sterve'.  
Het tweede deel bevat ook liederen die naar de actualiteit van de jaren tachtig van de zeventiende eeuw verwijzen. Zoals 'Een nieuw lied, van de schade die er in het jaar 1684 door de Rupzen aan de Vrugten is geschied'. 
En: 'Een nieuw lied gemaakt over de Miserie en Plage die in 't jaar 1685 onder de Beesten is geweest'. 
Tevens: 'Een nieuw lied, gemaekt over het gaan van onse Hollandsche vloot na England'. 
In de 'Zamenspraak tussen een zeeman en landman' vermeldde Tannetje het omkomen van een zeeman: 'toen wij weer sijn 't huijs gekomen/misten wij een van ons maets'.





De dichtkunst van Tannetje Blok heeft weinig aandacht gekregen in de literatuurgeschiedenis. Als haar werk al eens genoemd werd dan kwamen er geen positieve bewoordingen aan te pas, zoals in een overzichtswerk van J.C.W. Le Jeune uit 1828.




Uit: Jacob Carel Willem Le Jeune. 
Letterkundig overzigt en proeven 
van de Nederlandsche volkszangen. 1828

Le Jeune eindigt met de kwalificatie: 'van de honderd en vijftig nog volgende regels is er geen een het uitschrijven waard'.

Bij Johannes Gouw komt Tannetje er in 1871 al niet beter van af. Hij noemde Tannetje een 'boerinnetje van Middelharnis' . Zelf noemde ze zich een Boere-meisje.


Uit: Johannes Gouw. De volksvermaken. Haarlem, 1871, p.413
De liederen van Tannetje Blok zijn door haar lezers ongetwijfeld wel gewaardeerd. Het 'Dubbelt Emausje' beleefde vele herdrukken, zelfs nog tot honderdvijftig jaar na het overlijden van Tannetje. Ook komt het boekje in diverse bibliotheken en particuliere verzamelingen voor.

De dichteres Tannetje Blok is niet geheel vergeten. Op de website van het Cultuurplein Goeree-Overflakkee prijkt haar naam tussen andere overleden Flakkeese auteurs. Op deze website ook de tekst van het gedicht over het verongelukken van een stuurman:
Een Nieuw Lied, gemaekt over het verongelukken van een Stierman, van een Visschuyt van Middelharnis, geschied op den 1 january, 1688.
Het lied is tamelijk recent voorgedragen, ik weet niet meer door wie en bij welke gelegenheid.


Van het liedboekje van Tannetje Blok zijn verschillende edities bewaard gebleven. Een aantal edities is te bekijken via Google books

1. Een nieuw lied-boekje, genaamd het Dubbeld Emausje, bestaande in enige nieuwe liedekens. Zwolle, weduwe F. Clement, z.j.
Dit lijk me een van de vroegste drukken. Zie op Google books. Een nieuw-liedboekje

2. Een nieuw lied-boekje genaemt het Dubbeld Emausje, bestaande in enige nieuwe liedekens/ gemaakt, en in druk uitgegeven door Tannetge Kornelis. Het eerste deel.
Den 11e druk, verbeterd en vermeerderd met het Geestelyk maagden-ciercel &c. en van veel fouten gezuiverd. Zwolle, Dirk Rampen, tussen 1725 en 1750. 96 p.


3. Een nieuw Liedt-boekje genaamt het dubbelt Emausje.
Dordrecht, Johannes 't Hooft, 1737. 10e druk.
Zie op Google books Nieuw lied-boekje

4. 11e druk. Dordrecht, H. Walpot, 1742


5. 12e verbeterde en uitgebreide druk. Dordrecht, Adriaan Walpot, 1762.
Zie op Google books Een nieuw liedt-boekje

6. Een nieuw liedtboeckje genaemr het Dubbelt Emausje, bestaande in eenige nieuwe liedekens. 11e druk, verm. en verb. en van veel fouten gezuivert. Amsterdam, S. en W. Koene, 1801

7. Een nieuw-liedboekje, genaamt het dubbelt Emausje, bestaande in eenige nieuwe liedekens. Terneuzen, J.G.A. Thompson, 1854. naar de laatste uitgave herdrukt.
Zie op Google books. Een nieuw lied-boekje


* Mogelijk Cornelis Flips Block.
Verscheen februari 1657 voor het gerecht van Middelharnis, weduwnaar samen met Neeltje Teunisdr, weduwe. Met dank aan Joke van Rumpt