donderdag 25 februari 2016

Hendrik Matze (1740-1821), Anna Matze (-1763) en Jannetje Buijtendijk(1751-1834)

Ouders
Hendrik Ariens Matze is een zoon van Arij Leenderts Masse en Lijsbeth Hendriks Don. Hij is op 17 januari 1740 in Middelharnis gedoopt. Arij Leenderts Matse was stuurman op de Melkmeijd.
Hendrik is op 15 november 1762 in Middelharnis getrouwd met Anna Arijsz Matse. Zij is korte tijd na het huwelijk overleden. Ze is op 18 mei 1763 in Middelharnis begraven.
Jannetje Lievens Buijtendijk is een dochter van Lieven Leendertsz Buijtendijk en Neeltje Joachims de Korte. Ze is op 7 februari 1751 in Stad aan 't Haringvliet gedoopt.

Huwelijk en kinderen
Hendrik is negen jaar na het overlijden van zijn eerste vrouw hertrouwd met Jannetje Buijtendijk op 22 mei 1772. Ze waren 32 en 21 jaar oud.
Op 22 mei 1773 werd Lieven gedoopt, op 15 september 1772 Arie, op 27 september 1778 de tweeling Gerrit en Neeltje. Tien jaar later, op 7 oktober 1787 werd de jongste zoon Leendert gedoopt.

Hendrik Matze, ventjager 
In 1782 was Hendik Arijsz Matze eigenaar en stuurman van de bezaanbunschuit Jonge Maria. Op 11 juli 1782 werd de schuit verkocht aan Abraham van Dongen uit Emden met als doel om de vishandel onder Pruisische vlag voort te zetten. De Jonge Maria had twee bemanningsleden. Op 24 januari 1783 kocht hij de ventjagersbezaanbunschuit de Jonge Anna.
Op 19 mei 1785 verkocht hij als eigenaar/stuurman zijn ventjagersbezaanbunschuit de Jonge Maria. Op 24 september 1790 verkocht hij 1/32  part in de bezaanschuit Jonge Anna

Schepen, horlogemaker en chirurgijn
Ten tijde van zijn overlijden op 14 september 1821 was Hendrik horlogemaker van beroep. Deze aanduiding staat ook vermeld in een stuk in het rechterlijk archief van 1805. Op dat moment was hij tevens schepen (3), evenals in 1798 (4).  De liste civique van 1811 vermeldt hem als chirurgijn.

Kinderen
Lieven trouwde in 1805 met Cornelia Troelja (Trouilla). Lieven was ten tijde van de inlijving bij Frankrijk in dienst van Marine. Hij is op 11 augustus 1812 in Den Helder overleden.
Arie trouwde in 1803 met Burgtje den Boer. Zijn kleindochter Burgje Matze (dochter van Hendrik Matze en Arendje Hoogmoed) trouwde met Leendert Boon. Leendert kwam om met de ramp van de Wisselvalligheid in 1867. Haar broer Hendrik Matze (1845-1867) was hoogstwaarschijnlijk ook aan boord van deze sloep. Zie bericht van 24 juni 2013.

Genealogische gegevens afkomstig van Pieter Koster te Haarlem, bewerkt voor Arjaentje 



1. Rechterlijk archief Middelharnis, inv. nr. 17, klapper, vermelding van 1760 tot en met 1764, scheepstype niet vermeld.
2. idem, inv, nr, 17 folio 188v en klapper, inv.nr. 18, klapper
3. Op heden den 13 juli 1805 verscheen Hendrik Matze, 65 jaar, horlogemaker en thans ook comptoirmeester van den afslag op de visch, folio 79 verso
4. Op 17 maart 1798 verschenen voor Hendrik Matse en Hendrik Monté, schepenen van Middelharnis, Leendert Koudijzer, stuurman etc. RA Middelharnis inv. Nr 30, 17 maart 1798

dinsdag 16 februari 2016

Joost Boeter (1746-1807) en Marrigje Leeflang (1747-1813)

Ouders
Joost Pietersz Boeter is een zoon van Pieter Jansz Boeter en Trijntje Joosten Goudswaard. Hij is op 18 december 1746 in Middelharnis gedoopt.
Marrigje Cornelisse Leeflang is een dochter van Cornelis Maartensz Leeflang en Aletta Imans Bette. Ze is op 19 november 1747 in Middelharnis gedoopt.
Zie het bericht van 4 november 2014 over Maarten Leeflang, de broer van Marrigje. Hij was stuurman.

Huwelijk en kinderen
Joost en Marrigje trouwden op 21 april 1771 in Middelharnis, ze waren 24 en 23 jaar oud.
Op 29 september 1771 werd Pieter gedoopt, op 13 december 1772 Aletta, op 29 oktober 1775 Trijntje (zij is voor 1781 overleden) en op 19 oktober 1777 Cornelis. Op 7 januari 1781 werd opnieuw een dochter met de naam Trijntje gedoopt. Maria is op 21 september 1783 gedoopt en Willemtje op 26 juni 1785.

Huwelijken van de kinderen
Aletta trouwde in 1796 met Pieter Jansz van der Sloot, een broer van Cornelis van der Sloot (zie bericht van 2 januari 2016). 
Cornelis Boeter werd binnenschipper, hij trouwde met Johanna Kok en is in 1813 overleden.
Trijntje ging op 13 april 1804 in ondertrouw met Frans van de Roovaard, van beroep hoefsmid. Trijntje overleed op 15 mei 1804 zonder dat het huwelijk gesloten was.

Ventjager
Joost Boeter was ventjager. In 1782 ging hij met zijn ventjagersbezaanbunschuit de Jonge Cornelis (de schuit is waarschijnlijk naar zijn zoon Cornelis genoemd) onder Oostenrijkse vlag varen. Joost Boeter werd volgens een aantekening in de transportakte inwoner van Gent, maar zijn naam is niet in het poortersboek van Gent vermeld. Zie het bericht van 27 januari 2015.

In 1785 en 1790 staat hij vermeld als stuurman van de ventjagersschuit de Jonge Catharina en in 1791 voer hij op gaffelschuit de Jonge Jannetje van den Tol.
Hij was de compagnon van Cornelis Vermaas. Ze vervoerden en verhandelden paling en tarbot van de Zuiderzee en de rede van Texel naar Londen en naar Antwerpen.

Joost is overleden op donderdag 12 november 1807 in Middelharnis, 60 jaar oud, enkele maanden na zijn compagnon Cornelis Vermaas.De weduwe van Joost Boeter verkocht op 27 december 1809 een zestiende part in de gaffelschuit de Jonge Jannetje van den Tol, stuurman Thomas de Waard (1.)


Genealogische gegevens afkomstig van Pieter Koster te Haarlem, bewerkt voor Arjaentje



1. Rechterlijk archief Middelharnis, inv. nr. 17,18,19 en 31.

maandag 15 februari 2016

Willem de Bloeme (1755-1830) en Aagje Abeele (1758-1836)

Ouders
De familie de Bloeme behoort tot de oudste vissersfamilies van Middelharnis. Het contract over de oprichting van de visafslag in 1598 is ondertekend door Cornelis Thoniszoon, de waarschijnlijke stamvader van de familie De Bloeme.
Willem Jansz de Bloeme is een zoon van Jan Cornelisz de Bloeme en Ingetje Jacobse Kabos. Hij is op 10 oktober 1755 in Middelharnis gedoopt. Willem was de jongste van het gezin. Zijn vader is twee keer getrouwd geweest, uit beide huwelijken zijn in totaal twaalf kinderen geboren. Willem en zijn oudere broers Aren en Jan werden visser, zijn zussen trouwden eveneens met vissers. Zijn oudste halfbroer Teunis geboren 1729 was o.a. collecteur van de visafslag.
Aagje Abeele is een dochter van Jan Willemsz Abeele en Jannetje Pas. Ze is op 10 september 1758 in Middelharnis gedoopt. Zie het bericht over haar ouders op 4 november 2014.

Huwelijk en kinderen
Willem en Aagje trouwden op 16 juni 1780 in Middelharnis. Ze waren 24 en 21 jaar oud.
Op 27 juni 1781 werd Jan geboren. Mattheus is op 30 mei 1784 gedoopt, hij is voor 1789 overleden. Joost is gedoopt op 20 mei 1787, Mattheus op 11 januari 1789 en Teunis op 21 juli 1793. Het jongste kind was Jannetje, geboren op 27 april 1797.

Huwelijken van de kinderen
Jan de Bloeme (1781-1856) werd visser. Hij trouwde op 2 april 1809 met Klaartje Koert, een dochter van stuurman Herman Koert. Zie bericht van 3 november 2014.
Joost de Bloeme (1787-1868) was van beroep koopman ten tijde van zijn huwelijk op 11 februari 1813 met Elisabeth van Dijk.
Mattheus de Bloeme (1789-1852) werd visser. Hij trouwde met Adriana Vermaas, een kleindochter van Maarten Vermaas (zie bericht van 14 april 2015). Mattheus heeft korte tijd gevaren op de vissloep De Vreede uit Zierikzee. Zie bericht van 1 juni 2015 over Mattheus en Adriana.
Jannetje de Bloeme (1797-1872) trouwde op 27 augustus 1820 met Willem van Dijk, een broer van bovenvermelde Elisabeth. Willem was mandenmakersknecht.
Teunis (1793-1828) bleef ongehuwd. Hij was schoenmaker van beroep.

Wilem de Bloeme, stuurman onder Deense vlag
In 1791 heeft Willem de Bloeme de eed als stuurman afgelegd. In 1796 en ook nog 1803 was hij stuurman van de gaffelschuit de Bruinvisch. In 1798 was hij een van de 29 stuurlieden uit Middelharnis die de Deense vlag voerde (2).  

Onder Pruisische vlag en toch gekaapt. 
In januari 1804 ging hij onder Pruisische vlag varen. Hij kreeg een paspoort om naar Emden te reizen (1). Op 23 juni 1804 is de Bruinvisch door de Engelsen gekaapt. Het schip is prijs verklaard en in Engeland geveild (3).

Koopman, tapper en tagrijn
In 1811 staat Willem als visser vermeld; in 1813 als koopman en in 1814 als tapper. In 1830 was zijn beroep scheepstagrijn, handelaar in tweedehands scheepsbenodigdheden.



Genealogische gegevens afkomstig van Pieter Koster te Haarlem, bewerkt voor Arjaentje


1. Rechterlijk Archief Middelharnis, inventarisnummer 31, 21 januari 1804. Met signalement
2. Archief voormalige gemeente Middelharnis, inv. nr. 9. Resolutieboek, 25 juni 1798
3. HCA32/1369/539

zaterdag 13 februari 2016

Gaffelschuiten uit Middelharnis en Zwartewaal als kanonneerboten (1798)

Vordering van gaffelschepen in 1798
In juni 1798 zijn in Middelharnis en in Zwartewaal gaffelschuiten gevorderd om ten dienste van de Bataafse Marine als kanonneerboten ingezet te worden. De vissersvloot van de beide plaatsen voer onder neutrale Deense vlag, maar dat voorkwam niet dat de schepen gevorderd werden.
Het idee om gaffelschuiten te bewapenen was afkomstig van de Oranjegezinde Jan Hendrik van Kinsbergen. Hij had het plan in 1793 ontwikkeld als onderdeel van een heel aantal maatregelen om de Nederlandse kusten en handelsschepen tegen de Fransen te beschermen. Dat zijn plan -na de Bataafse omwenteling- gebruikt zou worden om met de Fransen tegen de Engelsen te strijden had hij waarschijnlijk niet voorzien. Als representant van het oude regime heeft hij na de omwenteling ontslag gekregen.
Waarschijnlijk zijn de gaffelschuiten niet ingezet in de strijd. De gevreesde invasie van de Engelsen vond niet in het zuidwesten van Holland plaats maar in Noord-Holland (Brits-Russische invasie 27 augustus 1799 - 19 november 1799).

De gaffelschuiten achtte hij sterk genoeg 'om achtponders te kunnen voeren' met vijftig manschappen aan boord.


Beschryvinge van het gebeurde ten tyde van den inval der Franschen in ons land,
benevens de middelen van defensie,
aangewend door [...] J.H. van Kinsbergen, vice-admiraal
van Holland en West-Friesland [TWEEDE DEEL] 1793


De held van de Zwarte Zee en van de Doggersbank
Van Kinsbergen heeft bij twee gelegenheden naam gemaakt als zeeheld. Toen zich in de Republiek onvoldoende mogelijkheden voordeden tot actieve dienst ter zee, trad Van Kinsbergen in Russische dienst. Daar kreeg hij het opperbevel in de strijd tegen de Turken, die hij in 1773 tot tweemaal toe versloeg in de Zwarte Zee. In 1775 keerde hij terug naar de Republiek als ‘held van de Zwarte Zee’.
Tijdens de Vierde Engelse Oorlog (1780-1784) escorteerde de Nederlandse marine een koopvaardijvloot naar de Oostzee. Op 5 augustus 1781 kwam het tot een zeeslag met de Britten bij de Doggersbank, een zandbank in de Noordzee. Van Kinsbergen was een van de admiraals onder schout-bij-nacht A.J. Zoutman. Met name door het optreden van Van Kinsbergen hield de vloot stand, al werd het doel, de ongehinderde doorvaart van de koopvaardijschepen naar de Oostzee, niet bereikt. Van Kinsbergen werd nu ook ‘held van de Doggersbank’. (overgenomen uit: Biografisch woordenboek Gelderland )



Jan Hendrik van Kinsbergen (1735-1819)

vrijdag 5 februari 2016

Verzoekschrift van reders en stuurlieden van Middelharnis aan de Koning van Holland (1807)

Lodewijk Napoleon werd in juni 1806 benoemd tot Koning van Holland. Hij was de broer van Napoleon Bonaparte, Keizer van Frankrijk.




De nieuwe koning kreeg in januari 1807 een verzoekschrift van een tiental stuurlieden (tevens reders) uit Middelharnis. 
Het verzoek betrof de herziening van de verouderde keuren van de visafslag en het verlagen van het afslagrecht op de visafslag van Middelharnis.  
In 1806 hadden de belanghebbenden bij de visserij het gemeentebestuur verzocht om het afslagrecht (nogmaals) te verlagen. De Municipaliteit had beleefd laten weten het verzoek niet in te kunnen willigen. 

De stuurlieden zochten het hogerop, en met succes.

Jacob Bree
Leendert Buurveld
Florus van Eck
Marinus Haverstadt
Michiel van Heest
Bouwen Janse Kom
Maarten Leeflang
Jacob van de Roovaart
Adrianus Verhage en
Jan de Waard

verzochten, naast de herziening van verouderde keuren, ook de beperking van het afslagrecht tot de vis die daadwerkelijk binnen het Goereese Gat verkocht was. 

Het gemeentebestuur van Middelharnis kreeg van de koning de gelegenheid om advies uit te brengen over het verzoek. Uiteraard betoogden de lokale bestuurders opnieuw dat het onwenselijk was om de bestaande toestand te veranderen. 

Het Koninklijk besluit in deze kwestie van 10 september 1808 (medegedeeld in een schrijven van de Landdrost van 20 september 1808)  stelde de vissers gedeeltelijk in het gelijk. Het afslagrecht werd verlaagd en er kwam een commissie die een voorstel moest maken om de keur te moderniseren.


bron:
U.J. Mijs. De vischafslag van Middelharnis. Middelharnis, 1897. 62-63