donderdag 22 juni 2017

Vele soorten riviervis en haring als aas voor de beugvisserij in Holland (1708)

Om de visserij op de rivieren, meren en binnenwateren van Holland en West-Friesland te reguleren is op 18 februari 1708 een uitgebreid reglement verschenen. "Veele baatzuchtige Menschen en quaadaardige Verdervers" maken zich schuldig aan illegale vispraktijken waardoor de wateren van vis ontbloot worden en de "ruine" van de visserijen te vrezen is, aldus de aanhef.




De rivierprik is vaak genoemd als de soort die het meest gebruikt werd om de beug te azen. Uit dit plakkaat uit februari 1708 blijkt dat de kleine esselingh (alvertje), grundel (grondel), bley (bliek), ruysvoorn (rietvoorn) en kolfogen (puiloog, kolblei) ook als aas dienden. In  de maanden december, januari en februari mochten deze soorten aan de "Luyden die in Zee visschen" geleverd worden.






Haring als aas
Een attestatie uit Middelharnis, toevallig uit hetzelfde jaar 1708, gaat over een groep van minimaal drie stuurlieden die in februari of omtrent 1 maart bij Texel haring kochten om als aas te dienen (2).



Zie eerdere berichten over aas in de beugvisserij op dit weblog: 
13 juli 2012 en 26 september 2014.



Bronnen:
1. Staaten van Hollandt en West-Vrieschlandt. Placcaat op het visschen in de Rivieren, Meeren en Binnewateren, den 18 februari 1708, herhaald en uitgebreid 16 februari 1709. Hierin o.a. ook de premie die verstrekt werd voor het doden van otters.
Groot-Placcaetboeck deel V, p.1571
2. Rechterlijk Archief Middelharnis, inv. nr. 36, o.a. 2 december 1708. 






woensdag 21 juni 2017

De visschuit van Dirk van Kakum uit Middelharnis, verloren na een aanvaring bij Goeree (1688)

Op 13 april 1689 legden drie personen een verklaring af over het verlies van de visschuit van Dirk van Kakum* voor de schepenen van dienst te weten Mattheus Elsevier en Johannes Trommel. Willem Gerritsz Hotting, David Cornelisz en Jacob Fransz Lokker getuigden op verzoek van stuurman Dirk van Kakum.

Op maandagavond 29 november 1688 liep de visschuit "door de ongelukkige ontmoeting van Michiel Stevens, mede visscher alhier" aan het strand beoosten Goeree. Hotting en Lokker hebben lange tijd de schuit bewaakt en zijn toen met Van Kakum naar Goeree gegaan. Daar troffen ze een schipper van een bezaanjacht, Aren Dirks Lederkol, die vroeg of ze naar Sommelsdijk wilden varen. Ze hebben geantwoord dat ze dachten dat de "kou te stijf" was maar dat ze mee zouden varen als het "bekwaam" weer was. Ze gingen buiten de poort van Goeree kijken of het vaarbaar weer was, maar hebben het weer te "hard" bevonden en besloten over land met een wagen naar Middelharnis te reizen, temeer omdat schipper Aren Dirks door het harde weer moest blijven liggen. 
Dinsdagavond kwamen ze in Middelharnis aan. Ze hebben daar om timmermansgereedschap gevraagd in de hoop de visschuit te kunnen "recoupereren". Een visschuitje bracht de tijding dat er geen kans was de schuit daarvandaan te krijgen. De luiken waren al afgespoeld, de zeilen, enige touwen, blokken etcetera konden ze eraf krijgen en die brachten ze in Middelharnis. De schuit kwam meer en meer omhoog. De andere dag zagen verschillende mensen gedeelten van de visschuit voor de wal van Middelharnis drijven, zoals zwaarden, spillen, een stuk van de mast, stoppen en dergelijke. Daar hebben ze een deel van opgevist. Toen het zware weer woensdagavond wat was opgehouden zijn ze weer naar de schuit gevaren en vonden hem bijna ondersteboven liggende en "seer desolaat & in 't sand gewoeld te sijn".


* Dirk Michielsz van Kakum is ca. 1638 in Middelharnis geboren, zoon van Michiel Cornelisz van Kakum en Maytje Cornelisdr Clompe, gehuwd op 3 oktober 1632. Dirk van Kakum trouwde met Arentje Arense Grauwkous. Er zijn twee dochters uit dit huwelijk bekend: Maatje is ca, 1665 geboren en Leentje ca. 1674.  
Op 2 juni 1685 is Dirk van Kakum getrouwd met Neeltje Roelands Elsevier, weduwe van Aren Pietersz Sterk en een zus van de bovenvermelde schepen Mattheus Roelandsz Elsevier. Hun ouders waren Roeland Mattheusz Elsevier en Jannetje Jacobsdr Coningh, geboren ca, 1615 en gehuwd op 27 juni 1637 in Middelharnis.
Op 3 oktober 1695 trouwde hij voor de derde keer, nu met Jannetje Leendertsdr van der Braak uit Sommelsdijk, geboren ca. 1641.
Maatje Dirksdr van Kakum trouwde op 21 april 1686 met Johannes Teunisse Trommel, waarschijnlijk de bovenvermelde schepen. Leentje Dirksdr van Kakum trouwde op 11 september 1695 met Jan Leendertsz Koutijser.
(genealogische gegevens van Koene genealogie )

Stuurman Dirk van Kakum
Zijn naam komt voor op de lijst van twintig stuurlieden in Middelharnis van 1682, zie bericht van 16 november 2016. Hij wordt twee keer genoemd als taxateur van visschuiten in 1691. Kennelijk had hij enig gezag onder de stuurlieden.


bronnen:
Rechterlijk archief Middelharnis inventarisnummer 34, 13 april 1689 en taxaties op 15 maart 1691

vrijdag 2 juni 2017

Johannes Don (1791-1828) en Leentje Kanse (1795-1855)

Ouders
Johannes Don is een zoon van Hendrik Klaasz Don en Adriana Lijte (Sijte). Hij is op 15 mei 1791 geboren in Middelharnis. Hij is een kleinzoon van Klaas Don, stuurman op de gaffelschuit Catharina Beatha die in 1774 verging (zie bericht van 16 januari 2014)
Leentje Kanse is een dochter van Jacob Janse Kanse en Maria Bastiaans Hollaar. Zij is gedoopt op zondag 22 november 1795 in Middelharnis.

Huwelijk en kinderen
Johannes  en Leentje trouwden op 14 februari 1816 in Middelharnis. Ze waren 24 en 20 jaar oud. Op
 maandag 16 september 1816 is Adriana geboren, Jakob Kanse Don is geboren op 27 november 1818,  Maria is geboren op 24 april 1821, Hendrika Don op 7 oktober 1823 en Hester geboren op 18 januari 1826.

De ramp met de Catharina Elizabeth
Johannes Don was een van de bemanningsleden van de sloep Catharina Elizabeth , stuurman Leendert de Waard, die op 5 maart 1828 is vergaan. Zie bericht van 9 december 2013. Johannes was 36 jaar oud.

Nabestaanden
Leentje Kanse was 32 jaar toen ze weduwe werd. Ze bleef achter met vijf kinderen van wie de oudste elf jaar was en de jongste twee jaar oud.
Voor de nabestaanden werd een inzameling gehouden. Hieruit werden niet alleen de dagelijkse levensbehoeften bekostigd, maar ook de helft van het leer- en schoolgeld voor de kinderen In 1833 was er nog voldoende geld in kas voor twee tot drie jaar uitkeringen.



Rotterdamsche courant, 27 maart 1834




Genealogische gegevens van Pieter Koster te Haarlem, bewerkt voor Arjaentje