woensdag 23 maart 2022

'Een tak van nijverheid zal geheel te gronde gaan.' De visserij van Middelharnis 1830-1863

In het maartnummer van 2022 van De Ouwe Waerelt is weer een uitgebreid artikel verschenen over de visserij van Middelharnis. Deze keer worden de jaren 1830-1863 beschreven. Het is de tweede episode in de geschiedenis van 100 jaar visserij met bunvissloepen in Middelharnis. Voor het onderzoek is gebruik gemaakt van bronnen uit het Nationaal Archief en uit het Streekarchief Goeree-Overflakkee.


De mobilisatie van 1830.  Vertrek van de schutterijen van Brielle, Vlaardingen, Maassluis 

en Middelharnis van Brielle naar Breda, 8 maart 1831. Rotterdam, Atlas van Stolk, AS 6860.


De Belgische Opstand van 1830 luidde drie decennia van onzekerheid en malaise in. Handel met het opstandige gebied was streng verboden, waardoor de belangrijkste afzetmarkt voor verse zeevis wegviel. Dit was gelukkig tijdelijk. Na de wapenstilstand van 1833 trok de vishandel weer aan. De volgende klap kwam in 1842. De nieuwe staat België legde een hoge invoerheffing op voor buitenlandse zeevis. De Hollandse vis werd te duur voor de Belgische consument. Daar kwam bij dat de Nederlandse regering de subsidies voor de zeevisserij in de jaren vijftig geleidelijk afschafte, tot groot ongenoegen van de reders. 

De visserij van Middelharnis had daarnaast ook nog te kampen met plaatselijke problemen: de slechte bereikbaarheid van de haven en de teloorgang van de sinds 1598 bestaande visafslag. Ook was het een tegenvaller dat de tarbotvisserij, die vroeger voor veel inkomsten zorgde, verdween. Vanaf 1842 tot ver in de jaren vijftig leefden veel vissersgezinnen in armoedige omstandigheden. Een nieuwe bloeiperiode brak pas in 1863 aan met de verlaging van de Belgische invoerrechten.

De onzekerheden over de afzet van verse vis naar België en de teruglopende verkoop van tarbot naar Engeland raakten de Middelharnisse visserij in haar bestaansrecht. Het vergde veel aanpassingsvermogen om het bedrijf steeds voort te zetten en een relatief grote vloot in stand te houden. Het belangrijkste antwoord van de reders was diversificatie. De vloot werd aangevuld met voor Middelharnis nieuwe scheepstypes. Andere vormen van visserij, in het bijzonder de haringvisserij, werden daardoor mogelijk. In 1843 nam het aantal haringschepen toe tot vijf, een aanzienlijk aantal op de totale vloot van negentien schepen. 


Het gezigt van de haringvisscherij op zee,aquarel door Arij Stolk ca. 1840.
Streekmuseum Goeree-Overflakkee

De verouderde vloot, de premies, de eigen vishandel en het schakelen tussen verschillende vormen van visserij maakten de rederijen net rendabel. De vissers hadden minder keuzemogelijkheden dan de reders. Het vissen op deel maakte dat elke beweging in de marktprijzen gelijk effect had op hun inkomsten. Een aantal vissers vertrok naar Antwerpen om daar voor de Nationale Visserij te werken en enkele vissers zochten hun heil in Hellevoetsluis.

De aanwezigheid van een goed florerende visafslag voor verse vis met alle bijbehorende bedrijvigheid onderscheidde Middelharnis sinds 1598 van andere vissershavens in de regio. Aan de betekenis van Middelharnis als regionaal centrum voor de handel in verse zeevis kwam met de opheffing van visafslag in 1857 definitief een eind.



downloadlink:


Marlies Jongejan, '‘Een tak van nijverheid zal geheel te gronde gaan’. De visserij van Middelharnis 1830-1863', in: De Ouwe Waerelt 22(2022) 65, 12-23.




De Ouwe Waerelt verschijnt 3x per jaar en is een uitgave van de Historische Vereniging voor Goeree-Overflakkee "De Motte". zie: www.demotte.nl. Losse nummers: € 9,95. abonnement/lidmaatschap € 30,- per jaar.

dinsdag 8 maart 2022

De MD 8 Willem de Zwijger (1875-1899)

Tussen 1857 en 1871 werd de vissersvloot van Middelharnis volledig vernieuwd. Er kwamen zeventien nieuwe sloepen in de vaart. Deze sloepen waren vrijwel gelijk aan de sloepen van de eerste generatie (die tussen 1817 en 1832 in gebruik genomen werden). Alle sloepen hadden één mast. De officiële naam van het scheepstype was bunvischsloep

In 1875 werd de eerste bunvissloep met een tweede mast in gebruik genomen: de Willem de Zwijger. 
De tweede mast was een bezaansmast, dat wil zeggen een korte achtermast. 


Sloepen met een korte achtermast in de haven van Middelharnis, circa 1898.
links MD 2 Maria Cornelia, midden MD 8 Willem de Zwijger, 
rechts 
MD 5 Onbestendigheid. (Streekarchief  Goeree-Overflakkee)


De Willem de Zwijger werd op de werf van Peeman in Middelharnis gebouwd. Jeroen van de Rovaart Peeman bouwde de sloep voor eigen rekening. Het was een langdurig project. Meestal duurde de bouw van een sloep minder dan een jaar. De kiel van de Willem de Zwijger werd op 23 mei 1873 gelegd, de stapelloop was vrijdag 30 juli 1875.

Vlaardingsche Courant, 25 mei 1873

Vlaardingsche Courant, 4 augustus 1875

Op woensdag 15 september 1875 maakte de sloep een geslaagde proefvaart naar Moerdijk. Familie, vrienden en kennissen van Peeman maakten het feestelijke reisje mee.



Nieuwe Brielsche Courant, 19 september 1875

De Willem de Zwijger heeft ruim twee jaar voor Peeman gevaren (1875-76, 1876-77 en de winter van 1877-78). In 1878 ging de scheepswerf failliet. De sloep werd daarom op 10 juli 1878 publiek verkocht. Reder Pieter Leendert Slis kocht de Willem de Zwijger.

Heldersche en Nieuwedieper Courant, 23 juni 1878.

In 1883 kreeg de sloep het visserijnummer MD 8. Volgens Van Keulen's Almanak uit 1888 was het een schip van 68 ton.(1). In bovenstaande verkoopadvertentie staat 86 ton. Dit zal het bruto-volume zijn geweest.

De eerste stuurman van de Willem de Zwijger was Jeroen Langbroek Mz. Na de verkoop aan Slis in 1878 trad de 22-jarige Jan van den Hoek aan. Hij werd in het najaar van 1892 opgevolgd door Gerrit Langbroek. In 1897 werd Abraham Langbroek stuurman.

In de winter van 1879-80 bleef de sloep zonder nader bericht bijna drie weken weg in plaats van de gebruikelijke tien tot veertien dagen. Schade aan de mast bleek de oorzaak van het lange uitblijven waarover men zich in Middelharnis zeer ongerust maakte (Vlaardingsche Courant, 25 februari 1880). 
Op 5 januari 1882 is de Zeemanshoop, een sloep uit Hellevoetsluis, overzeild door de Willem de Zwijger en gezonken. De gehele bemanning van de Zeemanshoop werd gered en in Nieuwediep aangebracht.
In januari 1884  kwam het Engelse smakschip Joseph & Sara in volle zee in moeilijkheden. Het vaartuig was mastloos en zwaar lek. Jan van den Hoek redde de bemanning met de Willem de Zwijger. Jan van den Hoek ontving van de Engelse regering een zeekijker als beloning.

De bemanning van de Willem de Zwijger verdiende in de topjaren 1880-1885 veel geld. Met de Onbestendigheid, de Titia Jacoba, de Nijverheid en de Hendrika Adriana behoorde de Willem de Zwijger tot de sloepen met de hoogste besommingen. In de winter 1882-83 verdienden de matrozen van de Willem de Zwijger zelfs 933 gulden.


Vlaardingsche Courant, 23 augustus 1899

Na het winterseizoen van 1898-99 verkocht rederij Slis de sloep onderhands aan A. de Jong in Scheveningen. De sloep werd voor de haringvisserij ingericht.

© Marlies Jongejan, februari 2024



1. Van Keulen's almanak voor de zee-visscherij (Noordzee, Zuiderzee en Schelde).  Amsterdam, H.G. Bom,1887, 258 (eerste jaargang, niet verder verschenen).