donderdag 15 december 2016

De bemanning van de gaffelschuit de Luijpaart, vergaan op 1 januari 1740

In de nacht van 31 december 1739 op 1 januari 1740 is de gaffelvisschuit de Luijpaart uit Middelharnis gezonken. Vijf opvarenden kwamen om. De andere zes opvarenden zijn gered: stuurman Willem Dirks Roij en de matrozen Aren Witvliet, Hendrik van Dalen, Hendrik Schoonejongen, Jan Teeuwitsz Elzevier en Jan Jacobsz Rijke.
De oorzaak van de ramp was een aanvaring met een gaffelschuit uit Zwartewaal. Deze gaffelschuit heeft in de nacht vijf matrozen overgenomen en is de volgende morgen teruggekeerd om de overige opvarenden te redden. Alleen de stuurman bleek nog in leven. Matroos Dirk Frater en de vier achtergebleven jongens werden niet meer gevonden.
De geredden zijn door de Zwartewaler schuit 
François (stuurman IJsbrand Pietersz van der Meer) afgezet op Texel en gingen over land naar Middelharnis, waar zij op 6 januari 1740 een verklaring aflegden voor het College van Schout en Schepenen.
Alleen de naam van de omgekomen matroos is bekend:

Dirk Willemsz Frater (1700-1740)

Van de vier jongens in de leeftijd tussen tien en zestien jaar zijn de namen niet bekend.



De Luijpaart is op de rivier van Hull aan komen drijven. Op 5 maart 1740 machtigde Jacob Bane, boekhouder van de schuit en koopman in Sommelsdijk, de heer Johan Turlij minor, koopman in Rotterdam. om de schuit te reclameren. In de akte  staan vier specifieke kenmerken van de schuit genoemd, brandvlekken, een ingezet stukje hout en een deel van de oranje doek van de Prinsenvlag dat hersteld was. (Notarieel Archief Middelharnis, inv. nr. 5809, akte 79)


Gegevens afkomstig van Pieter Koster te Haarlem, bewerkt voor Arjaentje

Bronnen:
Rechterlijk Archief Middelharnis, inv. 40, akte 1, 29 en 36



De bemanning van de Zwartewaalse schuit legde drie weken later, op 29 januari 1740, een verklaring af.
Hierin wordt niet gerept over een aanvaring. De schuit die in moeilijkheden kwam (De Luipaart dus) zou geen lichten op gehad hebben.

050 Archief ambacht Zwartewaal, inv. nr. 450, schade aan vissersschepen 1704-1757, verklaring van 29 januari 1740. De verklaring is onder ede bevestigd op 29 september 1741.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten