zaterdag 21 december 2019

De palingrederij van Middelharnis (1779-1807). Vervoer van paling naar Londen

De palinghandel op Londen is een tot nu toe onbekende episode uit de visserijgeschiedenis van Middelharnis. Op het eerste gezicht geen voor de hand liggende nering omdat de vissers van Middelharnis niet op paling visten. 
In het decembernummer 2019 van De Ouwe Waerelt een artikel waarin wordt beschreven dat enkele ventjagers en reders uit Middelharnis zich in het laatste kwart van de achttiende eeuw, naast de tarbothandel, ook op de palinghandel toelegden. Aan de orde komt de vraag wat de reden was om zich hiermee bezig te gaan houden, wie de sleutelfiguren in de palingnegotie waren, hoe de palingrederij functioneerde en welke schepen voor het vervoer ingezet werden. Aan de palinghandel kwam halverwege de Bataafs Franse periode (1795-1813) door oorlogsomstandigheden een eind. 
De laatste jaren stonden in het teken van een slepende rechtszaak van schipper Maarten Vermaas tegen boekhouder Leendert van den Tol van de ‘Paling-Rheederij van Middelharnis’.

Na een uiteenzetting over de Hollandse en Friese palinghandel op Londen in de zeventiende en achttiende eeuw volgt een beschrijving van de schepen die hiervoor gebruikt werden. Het blijkt dat de ventjagersschuiten die in Zuidwest Nederland voor handen waren door het gebruik van palingkaren ook geschikt waren om paling mee te vervoeren.


Schilderij met zes palingaken, afgemeerd aan een steiger (Dutch Mooring) in de Theems in Londen. Olieverf op doek door een anonieme kunstenaar, 19e eeuw (Fries Scheepvaartmuseum, Sneek, inv. nr. FSM G-020).


De Middelharnisse ventjagers die zich met de palinghandel bezighielden maakten gebruik van het handelsnetwerk dat ze in Londen hadden. Ze brachten namelijk ook al decennialang tarbot op de vismarkt van Billingsgate. Ze kenden de vaarroute naar Londen en waren goed geïnformeerd over de opbrengsten en over het functioneren van de Friese palinghandel. Tarbot was er niet het hele jaar. Door ook paling te vervoeren konden de schuiten alle maanden doorvaren.
De uitvalsbasis voor de palinghandel door Middelharnisse ventjagers was de vestingstad Muiden aan de Zuiderzee bij Amsterdam. Cornelis Vermaas, afkomstig uit Middelharnis, vestigde zich hier in 1784 als tussenpersoon voor de inkoop van paling en tarbot.

De schuit Jonge Johanna, omschreven als bezaanpalingschuit, is in 1779 gebouwd en heeft 27 jaar dienst gedaan voor een groep  van acht reders die gezamenlijk de ‘Paling-Rheederij van Middelharnis’ vormden.  Boekhouder was Leendert van den Tol.
Naast deze palingrederij hield ook Joost Boeter zich bezig met vervoer van paling naar Londen met een schip waar Leendert van den Tol eveneens boekhouder van was. Mogelijk was er nog een derde schuit voor dit doel in bedrijf.





Model van de Pernisse bezaanschuit Johannes Cornelis, 1804. (Maritiem Museum, Rotterdam inv. nr. M 64).

Cornelis Vermaas (1745-1807), diens broer Maarten Vermaas (1746-1826), Joost Boeter (1746-1807) en boekhouder Leendert van den Tol (1752-1808) waren de sleutelfiguren van de palinghandel op Londen. 

In het artikel wordt de loopbaan van schipper Maarten Vermaas gevolgd vanaf 1782. Hij kwam in 1803 in conflict met boekhouder Leendert van den Tol, de rijkste en machtigste man van het dorp. Het conflict leidde tot een rechtszaak, eerst voor de schepenrechtbank van Middelharnis en vervolgens voor het Hof van Holland. Met uitzondering van Maarten Vermaas overleden alle hoofdpersonen nog voor het Hof een uitspraak kon doen. Tot oktober 1809 zijn stukken in deze zaak geproduceerd. Tot een uitspraak is het nooit gekomen. Waarschijnlijk heeft de inlijving van ons land bij het Franse Keizerrijk in 1810 ervoor gezorgd dat het recht niet zijn normale loop kon nemen.

Van deze slepende rechtszaak zijn veel processtukken in de archieven bewaard gebleven. Dankzij het feit dat Maarten Vermaas zich tegen Leendert van den Tol keerde kon de geschiedenis van de palingrederij  aan de hand van deze stukken gereconstrueerd worden.

Publicatie:

Marlies Jongejan, 'De palingrederij van Middelharnis (1779-1807). Vervoer van paling naar Londen'. In: De Ouwe Waerelt, 19(2019)58, 24-31.

De Ouwe Waerelt verschijnt 3x per jaar en is een uitgave van de Historische Vereniging voor Goeree-Overflakkee "De Motte". zie:  www.demotte.nl
Losse nummers: € 8,95, te koop bij Van der Boom - Boeken en Muziek, Voorstraat 41, 3245 BG Middelharnis


Link naar de volledige tekst van het artikel

zondag 15 december 2019

Een arm Zeedorpken. Het verhaal van het vissersdorp Zwartewaal

Op zaterdag 14 december 2019 is in de Martinuskerk van Zwartewaal het boek van Nico de Vries over de geschiedenis van Zwartewaal vanaf het jaar 1000 tot 1945 gepresenteerd. Het Streekarchief Voorne-Putten en de Vrienden van het Streekarchief Voorne-Putten hebben de uitgave tot stand gebracht.
Nico de Vries, tijdens zijn werkzame leven journalist van beroep, begon zijn onderzoek in 2004 met een expositie in het Historisch Museum Den Briel over de visserij van Zwartewaal. Hij raadpleegde sindsdien niet alleen het Streekarchief Voorne-Putten maar ook archieven van andere voormalige vissersplaatsen in het Maasgebied (Maassluis, Middelharnis, Schiedam). In het Nationaal Archief vond hij in de archieven van de drie Visserijcolleges veel informatie over de visserij in de negentiende eeuw. Aanvullende bronnen op internet maakten het beeld completer.

Vanuit Zwartewaal  werd de beug- en kolvisserij bedreven, evenals vanuit Middelharnis en Pernis. De visserij van de drie plaatsen vertoont vele overeenkomsten maar er waren toch ook enkele verschillen. Zwartewaal is de oudste van de drie, de naam bestond al in de dertiende eeuw, terwijl het gebied rond Middelharnis pas in 1465 bedijkt werd. In het midden van de zestiende eeuw verdienden de meeste inwoners van Zwartewaal hun brood met rivier- en kustvisserij. Er waren - anders dan in Middelharnis- in de zestiende en zeventiende eeuw ook dorpelingen actief in de haringvisserij, de IJslandvaart (1676) en de koopvaardij. 
De gaffelschuit wordt voor het eerst vermeld in 1674 (blokschuit) en voor de visserij op IJsland werden hoekers gebruikt. In 1697 hadden zestien grote schepen Zwartewaal als thuishaven.

Ook in de tweede helft van de achttiende eeuw voeren gedurende enkele jaren hoekers uit Zwartewaal uit naar IJsland. In de zomermaanden voeren deze hoekers mee in de haringvloot. De belangrijkste nering in de achttiende eeuw was de verse vis, vooral tarbot, kabeljauw en schelvis. Voor de vissers van Zwartewaal was de visafslag van Middelharnis cruciaal als afzetkanaal.



Zwartewaalse gaffelaar die zijn beug uitzeilt. 

uit: Verzameling van vier en tachtig stuks Hollandsche schepen, 
door G. Groenewegen. Rotterdam, 1789.



Tijdens de negentiende eeuw domineerde de redersfamilie Kwak de visserij van het dorp. De Vries noemt deze periode daarom de 'Eeuw van Kwak'. In 1898 havenden in Zwartewaal nog acht sloepen en drie botters. De bemanning bestond uit ongeveer honderd man. In de winter van 1901-02  werden de laatste twee sloepen, verkocht met IJmuiden als nieuwe thuishaven. Zwartewaal was vissersplaats af.

Over de perioden dat er oorlog op zee was valt in het boek veel te lezen. De kapingen van schepen tijdens de tachtigjarige oorlog, taan het eind van de zeventiende eeuw en tijdens de periode 1795-1813 komen aan bod, evenals de omvlagging van schepen in 1782 en tijdens de Bataafs Franse periode. Zelfs de strijd tussen Patriotten en Prinsgezinden had in Zwartewaal zijn weerslag op de visserij. Reder Pieter Kruijf, aanhanger van de pattriotten, werd uit Zwartewaal verjaagd. Met zijn drie vishoekers en een gaffelschuit vestigde hij zich in Delfshaven.

'Een arm Zeedorpken' vertelt het verhaal van 
de geschiedenis van het dorp Zwartewaal. Naast de visserij komen het dorpsbestuur, het kerkbestuur, de ambachtsheerlijkheid, de armenzorg, de landbouw  en de koopvaardij ruim aan bod. Zo komen we te weten dat er in het dorp in de jaren 1560 opmerkelijk veel wederdopers woonden en dat de zoutwinning lange tijd een belangrijk bestaansmiddel was.  De Vries verbindt de kleine, lokale geschiedenis met de grote landelijke en internationale gebeurtenissen. De vissersgemeenschap was weerbaar en toonde telkens weer de veerkracht om de draad opnieuw op te pakken.

Het boek is opgezet als een doorlopend chronologisch verhaal en voorzien van een notenapparaat. Als bijlage is een overzicht van het aantal inwoners door de jaren heen opgenomen, evenals een lijst met scheepsnamen en een overzicht van de scheepsrampen

Het boek is lokaal van belang maar levert ook een bijdrage aan de geschiedschrijving van de zeevisserij vanuit de dorpen op de Zuid-Hollandse eilanden (Middelharnis, Pernis en Zwartewaal). 'Een arm Zeedorpken' is goed gedocumenteerd en verzorgd uitgegeven.






Publicatie:
Nico de Vries, Een arm Zeedorpken. Het verhaal van het vissersdorp Zwartewaal, (Brielle, 2019), 160 p.
Uitgave: Streekarchief Voorne-Putten en Vrienden van het Streekarchief Voorne-Putten 
ISBN 9789090326092
Prijs: € 14,95
Te bestellen bij het Streekarchief Voorne-Putten via E-mail  info@streekarchiefvp.nl

dinsdag 3 december 2019

Een visreis in 1822. De Nieuwe Visscherij van Zierikzee, vissloep de Hoop en schipper Jan van Dueren

Op vrijdag 29 november 2019 werd in Zierikzee de editie 2019 van de Kroniek van het Land van de zeemeermin (Schouwen-Duiveland ) gepresenteerd. Vanwege het tachtigjarig bestaan van de vereniging Stad en Lande van Schouwen-Duiveland is de kroniek deze keer in een speciale gebonden uitgave uitgebracht, waarin een uitgebreid artikel met de titel:
 'Een visreis in 1822. De Nieuwe Visscherij van Zierikzee, vissloep de Hoop en schipper Jan van Dueren’.

Jan van Dueren uit Middelharnis
Jan Franse van Dueren (1788-1850) is op 15 juni 1788 in Middelharnis gedoopt. De moeder van Jan overleed enkele weken na de bevalling. Zijn vader, Frans Janse van Dueren, was visser van beroep. Eind november 1791 is hij, met drie andere vissers, omgekomen bij de stranding van de gaffelvisschuit Jonge Laurens. Jan Franse van Dueren is op driejarige leeftijd wees geworden (zie ook het bericht op dit weblog van 9 januari 2014)
Dat zijn vader op zee omgekomen was weerhield Jan er niet van om ook visser te worden. Zijn naam staat op een lijst uit 1811, uit de tijd van de inlijving van ons land bij Frankrijk, te midden van 232 ‘pêcheurs’. Op 9 maart 1818 was Jan een van de twaalf bemanningsleden van de gaffelschuit de Eersteling. Hij zag aankomen dat deze schuit uit 1787 niet lang meer in de vaart zou blijven en keek uit naar iets anders. In Zierikzee werd tussen 1818 en 1820 een vloot van elf schepen voor de zeevisserij opgebouwd. Er was behoefte aan ervaren beugvissers die men uit Holland aantrok.

Marinus van den Nieuwendijk uit Middelharnis, een oom van Jan van Dueren, werd begin 1820 aangesteld als schipper voor de in aanbouw zijnde sloep de Vreede. Jan van Dueren is in het voorjaar van 1820 aangesteld als schipper op de nieuw te bouwen sloep de Hoop. Zijn oom zal hem van harte aanbevolen hebben. Het transport van schipper Van Dueren en ‘desselfs huishouden’ van Middelharnis naar Zierikzee had plaats op 4 september 1820. 



De eerste sloep (chaloup), tekening van Hendrik de Korte Johsz

Schipper in Zierikzee
De Hoop is gebouwd in Zierikzee door scheepstimmerman Wouter van Vliet. Het was een vissloep met één mast met als afmetingen: ruim 19 meter lang, 5,5 meter breed met een holte van 2,5 meter. In de boeken van de Nieuwe Visscherij staat de Hoop voor 18.021,71 gulden. Het was de duurste van de tien sloepen. Het schip liep in december 1820 van stapel.
Gedurende zijn loopbaan in Zierikzee verleende Van Dueren een aantal keren assistentie aan andere schepen. Dit waren riskante, maar soms goed betaalde klussen. In 1822 bracht hij een scheepje binnen. Aan deze klus hield de bemanning 30,05 gulden aan over. Op 21 november 1824 verleende de Hoop, ‘met gevaar van schip en leven’, assistentie aan een Engels brikschip dat in de stukken aangeduid wordt als de ‘3 Zusters van Shields’. Hiervoor werd 900 gulden aan loodsgeld uitbetaald. In dezelfde maand loodste de Hoop de Aurora II binnen, een smak (kustvaarder) onder Pruisische vlag. Hiermee werd 50 gulden aan loodsgeld verdiend. De bedragen die werden binnengehaald met hulp aan andere schepen kwamen deels ten goede aan de bemanning.
In 1821 en 1822 werd de sloep de Hoop uitgekozen om als haringjager te fungeren. Dit hield in dat de sloep in juni een jaagreis naar de Shetlandeilanden ondernam om de eerste haring van de Zierikzeese haringschepen over te nemen en zo snel mogelijk naar Zierikzee te brengen. Van Dueren was kennelijk een ondernemend man, die er niet voor terug schrok om een dergelijke klus op zich te nemen. Van Dueren betrok zijn bemanningsleden uit Middelharnis, Pernis, Vlaardingen, Zierikzee en Zwartewaal. Voor meer namen zie het bericht van 16 juni 2014.
De onderneming Nieuwe Visscherij werd geen succes. De schepen werden vanaf 1829 stuk voor stuk verkocht. De laatste reis van de Hoop eindigde op 16 november 1829. Het schip heeft daarna enkele jaren werkeloos in de haven van Zierikzee gelegen en is in 1835 voor 3.600 gulden verkocht aan reder Jacob Slis uit Middelharnis, evenals de Pieter Mogge die voor 3.000 gulden van de hand ging. De Hoop werd omgedoopt in Wisselvalligheid (in 1867 vergaan). Jan van Dueren keerde terug naar Middelharnis waar hij weer werk vond als visser en soms als schipper (in Middelharnis als stuurman aangeduid).

De visserij van de Hoop in 1821/22
In het artikel wordt de visserij van de sloep van december 1821 tot december 1822 uitgebreid beschreven. De vistechnieken (beug-, kol- en plompvisserij) komen aan de orde evenals de besomming op de visafslag tijdens de verschillende seizoenen, de meegenomen etenswaren en de beloning van de bemanning, het gebruik van aas etcetera. Het is duidelijk dat de schipper in Middelharnis opgeleid is. Hij brengt de vangst soms op de visafslag van Middelharnis en komt met de sloep naar het Haringvliet om op aas te vissen.

Het scheepsjournaal van de Hoop
In het archief van de Nieuwe Visscherij is een scheepsjournaal van de Hoop uit 1822 bewaard gebleven. Het journaal is geschreven door Jan van Dueren en beschrijft in 44 pagina’s een reis van elf weken en vier dagen, van donderdag 2 mei tot en met zondag 14 juli. 



Omslag van het ‘Journaal van de reis van de vischchaloup De Hoop’, 1822.

De reis in de zomer van 1822 had een tweeledig doel namelijk de visserij ter zoute en de haringjagerij. Het journaal is een interessante bron voor historisch onderzoek naar zowel de kabeljauwvisserij ter zoute als de haringvisserij met de bijbehorende haringjagerij. 

Een deel van de tekst gaat over windrichting, windkracht, koers en zeilvoering. En elke dag werd de hoeveelheid gevangen vis vermeld. De vis moest niet alleen gevangen worden maar ook gespoeld, gesneden en gezouten.

Praaien
Het aanroepen van een ander schip op zee heet praaien. Het is het belangrijkste communicatiemiddel tussen de schepen. De eerste dag van de reis, vrijdag 3 mei, praait Van Dueren al een bekende uit Middelharnis, Maarten Buurveld, stuurman van de gaffelvisschuit Jonge Arentje :

Sijlden noord noord oost tot savonds ten 4 ueren. Wende suijd over, sijlden zuijd oost ten suijden tot savonds ten 8 uuren. Zagen de Goere[e] wal.suijd suijd oost van ons. Praijden Maerten Buurveld.

Hitlandse vissers in nood

Een bijzondere gebeurtenis die in het scheepsjournaal beschreven wordt is de redding van enkele vissers van Shetland, door de vissers als 'Hitland' aangeduid. De bemanning ziet op 27 juni in de ochtend twee jollen, kleine open vissersboten. Het begint zo hard te stormen dat deze boten niet aan land kunnen komen. De bemanning van de Hoop ziet kans om enkele vissers van de omgeslagen boot af te halen en aan land te brengen. Dat de sloep Hitlandse vissers heeft gered ontging de plaatselijke (Schotse) autoriteiten niet. Enkele dagen later ontving de schipper aan boord een bedankbrief. Koning Willem I kende op 12 oktober 1822 aan Jan van Dueren een koninklijke onderscheiding toe in de vorm van een medaille van de derde grootte ter waarde van dertien gulden. 


Pagina uit het scheepsjournaal van 27 juni 1822.

De route
De sloep met twaalf bemanningsleden ging vanaf Zierikzee via Texel naar de visgronden ten noorden en ten noordoosten van de Doggersbank. Aansluitend stak de sloep over naar de Schotse oostkust en viste daar eveneens op kabeljauw om aansluitend naar Shetland te zeilen. Hier zocht schipper Jan van Dueren de haringvloot op om de eerste vangst van de twee Zierikzeese haringschepen over te nemen en als haringjager zo snel mogelijk naar Zierikzee te brengen.



De route van de Hoop. 

Ingetekend op een kaart uit :O.T. Olsen, The piscatorial atlas of the 
North Sea, English and St. George’s Channels (London 1883)



Publicatie:

Marlies Jongejan, ‘Een visreis in 1822. De Nieuwe Visscherij van Zierikzee, vissloep de Hoop en schipper Jan van Dueren’,in: Kroniek van het land van de zeemeermin (Schouwen-Duiveland), 44(2019) 20-50. 


ISBN 978-90-821374-7-7
prijs: € 7,50. Via Boekhandel de Vries in Zierikzee of uw plaatselijke boekhandel.



__________________________________________________________________________

Voor deze publicatie is onder andere gebruik gemaakt van de volgende bron:

Journaal van de jaagreis van de vischchaloup de Hoop van ’t jaer 1822 […] in eigendom toebehoord aan de Commissie van Toezigt over de Nieuwe Visserij van Zierikzee door schipper Jan van Dueren . Ten geleide, transcriptie en annotaties door Marlies Jongejan (2019)

Zeeuws Archief, toegang 5518, Commissie van Toezicht van de Nieuwe Visscherij te Zierikzee 
(1817)1818-1835, inv. nr. 294.


Te downloaden via deze link: