In 1852 nam het Nederlandse parlement de 'Wet tot regeling der gemeenschappen door Electro-magnetische Telegrafen' aan. Deze wet bepaalde dat de Nederlandse staat het telegraafnet ging aanleggen en exploiteren. De telegraaf maakte een nieuwe vorm van communiceren mogelijk, niet langer beperkt door afstand of tijd. Het staatsbelang was gelegen in de militaire informatie van en naar alle vestingen en het gelijktijdig afkondigen van overheidsmaatregelen in alle landsdelen. Het aan te leggen telegraafnet volgde in eerste instantie het spoorwegnet: de steden in de latere Randstad en plaatsen op de route naar België en Duitsland. Daarnaast werd voorzien in een secundair net naar Middelburg/Vlissingen, Den Helder en Harlingen. De telegraaflijnen waren indertijd van ijzerdraad en hingen 5-7 meter boven de grond. Een kabel door het water aanleggen was een kostbare aangelegenheid, bovendien raakten zeekabels met storm snel beschadigd.
Niet de overheid maar het bedrijfsleven werd de grootste gebruiker van de telegraaf. Handel en scheepvaart konden al snel niet meer zonder dit medium (1).
Spoedig waren alle geplande lijnen gereed, behalve die naar Brouwershaven, via Brielle en Hellevoetsluis. Deze lijn, met een kantoor in Dirksland, is aangelegd door de particuliere Rotterdamsche Telegraaf-Maatschappij in 1854 . Op Overflakkee had vanaf 1854 alleen Dirksland een telegraafkantoor, dat voor alle gemeenten op Goeree-Overflakkee dienst deed. Het halen en brengen van telegrammen met een bode van en naar Dirksland was duur en tijdrovend.
Verzoekschriften voor meer telegraafkantoren
Op 27 november 1869 richtten de burgemeesters van het oostelijk deel van Flakkee zich middels een brief en een advertentie tot de Ministers van Binnenlandse Zaken en Financiën met het verzoek om de postvoorziening te verbeteren. In de tekst wordt ook gepleit voor telegraafkantoren in Middelharnis en Oude-Tonge, 'de plaatsen waar de meeste handel en het grootste vertier is.' (2)
In de vergadering van de Tweede Kamer van 22 december 1869 pleitte de afgevaardigde Van Kerkwijk op basis van het verzoekschrift en van persoonlijke lobby van de gemeenten voor een rijkstelegraaflijn op Flakkee. 'Middelharnis heeft een grooten vischhandel en vormt met Sommelsdijk een bevolking van 5 à 6 duizen zielen. Te Oude Tonge wordt wekelijks een groote koornmarkt gehouden', aldus de argumentatie van Van Kerkwijk. Maar ook dit pleidooi was tevergeefs.
Zierikzeesche Nieuwsbode, 30 december 1869 |
Het ingediende verzoek vond geen gehoor bij de regering. Uit onvrede over het isolement van de regio is bij K.B. van 29 april 1870 nr. 11 de vereniging 'Levensquaestie' opgericht (Nederlandsche Staatcourant, 28 mei 1870) ook omschreven als de 'Vereeniging tot bevordering der verbetering der gemeenschapsmiddelen tusschen dit eiland en den vasten wal'. Op door deze vereniging ingediende verzoeken, die betrekking hadden op alle communicatiemiddelen (veerdiensten, post en telegraaf), kwam zelfs geen antwoord uit Den Haag.
Telegraafkantoor Middelharnis-Sommelsdijk
Begin januari 1871 kwam in Middelharnis-Sommelsdijk de 'Commissie tot oprichting van een Telegraafkantoor' tot stand. De commissie bestond uit Pieter Leendert Slis (scheepsreder), Willem Matthias van den Broek (rentmeester), beiden uit Middelharnis, David de Graaff en Arend Dingeman Mijs uit Sommelsdijk (landbouwers). Slis was de secretaris en drijvende kracht van de Commissie. Er was weliswaar een kantoor in Dirksland, schreef hij op 10 januari 1871 aan de gemeenteraad van Middelharnis, doch
het tijdverlies daarmede gepaard gaande verijdelt somwijlen het doel van de draadberichtenZe verzamelden in korte tijd 200 handtekeningen van medestanders. Pogingen om financiële steun van de beide gemeenten te verkrijgen liepen, ondanks de welwillende toon van de correspondentie, niet uit op concrete toezeggingen. De commissie zette desondanks voortvarend door. Op 28 februari 1871 sloten de leden van de commissie een overeenkomst met de Rotterdamsche Telegraaf-Maatschappij. De verwachte omzet aan telegrammen was 1.200 gulden per jaar. De commissieleden stelden zich gezamenlijk garant voor een eventueel tekort en ze stelden een pandje ter beschikking als telegraafkantoor. Op 1 april 1871 is het Telegraafkantoor Middelharnis-Sommelsdijk geopend. Het was alle dagen open van 9-12 en van 2-7. Op zondag kon men ook terecht van 8-9 en van 2-5. Na vijf jaar werd de overeenkomst door de beide gemeenten voortgezet.(2)
Vanaf april 1871 konden de reders van Middelharnis dus eindelijk beschikken over een geregelde telegraafverbinding. Belangrijke havens in het handelsnetwerk van de rederijen als Nieuwediep (Den Helder), Vlaardingen, Antwerpen, Vlissingen hadden al veel langer een telegraafkantoor.
Gebruik van de telegraaf
Voor de vissersgezinnen betekende de komst van de telegraaf dat nieuws over het wel en wee van de sloepen hen sneller bereikte. Een voorbeeld van slecht nieuws via de telegraaf dateert uit 1876. Vanuit Hellevoetsluis bereikte Middelharnis een 'onrustbarend telegraphisch bericht'. Drie personen, waaronder stuurman Jan de Korte, waren overboord geslagen van de vissloep Onbestendigheid.
De Tijd, 18 november 1876 |
Hendrik de Korte beschreef de gang van zaken aan het begin van de 20e eeuw. Als een lid van de bemanning omgekomen was, werd de reder vanuit IJmuiden per telegram verwittigd. Hij gaf het bericht aan de predikant door die het droeve bericht op zijn beurt aan de familie overbracht (3).
De komst van de telegraaf moet van grote invloed geweest zijn op de gang van zaken in de rederijen. De reder kon over meer informatie beschikken over markten en prijzen dan vroeger. De telegraaf maakte het mogelijk om op afstand instructies te geven en zo meer invloed uit te oefenen op de vloot. Een voorbeeld van telegrafische instructie stamt uit Vlissingen uit november 1887. Twee sloepen uit Middelharnis kwamen daar op een middag de haven binnen met elk ongeveer 3800 stuks schelvis. Ze kwamen niet naar Vlissingen om hun vangst te verkopen maar om orders te krijgen. Slechts enkele Vlissingers konden wat vis bemachtigen. De volgende morgen vertrokken de sloepen weer omdat ze orders gekregen hadden hun vangst elders op de markt te brengen.
De reders konden nu handelen op afstand. Dit betekende meer controle op de stuurlieden, die minder autonoom naar eigen inzicht konden handelen dan vroeger. Aan de andere kant kon de informatie waarover de reder beschikte tot een optimale besomming leiden. Daar kon de hele bemanning profijt van hebben.
Vlissingsche Courant, 10 november 1887 |
In 1883 kwam een einde aan de Rotterdamsche Telegraaf-Maatschappij. Het Rijk nam de lijn over. In 1886 werd een nieuw post- en telegraafkantoor in Middelharnis gebouwd (Algemeen Handelsblad, 18 december 1885, aanbesteding).
De Tijd, 2 juni 1883 |
1. Woud, Auke van der. Een nieuwe wereld. Het ontstaan van het moderne Nederland (Amsterdam 2006) 342-354, De Tijd, 2 juni 1883.
2. Archief Gemeente Middelharnis, inv. nr. 1702, Dossier inzake de oprichting van een post- en telegraafkantoor aan het Zandpad, 1870-1876.
3. Eilanden-Nieuws 20 augustus 1947, deel 9 van ''Iets over de visserij" door Hendrik de Korte.