maandag 13 augustus 2012

Een zeiltje op tafel en een bloem voor het raam

Burgemeester Ulbo J. Mijs van Middelharnis was een sociaal voelende burgervader. Hij stelde in 1900 aan de vooravond van de invoering van de Woningwet een onderzoek in naar de toestand van de 175 goedkoopste huurwoningen zijn gemeente. Zie voor een samenvatting van dit onderzoek de canon op de website van het Streekarchief Goeree-Overflakkee.

Het meest schrijnende gegeven was dat de eeuwenoude kelderwoningen aan de Nieuwstraat anno 1900 nog steeds verhuurd werden. De woningen waren veel te laag en te vochtig en er kwam bijna geen daglicht binnen.

Mijs heeft de 175 gezinnen ingedeeld naar de mate van zindelijkheid: 106 gezinnen beoordeelde hij als zindelijk, 42 als matig zindelijk en 27 als onzindelijk.

'Groote onzindelijkheid kwam slechts in enkele gevallen voor. In het algemeen weten de bewoners met geringe hulpmiddelen het woonvertrek tot een gezellig interieur in te richten. De vloer wordt in de regel met matten belegd, op de muren plakt men voor eigen rekening een goedkoop behangselpapier; op de tafel is een zeil gelegd, voor het raam staat een bloem en op deze wijze krijgt het geheel een aantrekkelijk aanzien. dat bij het binnentreden steeds aangenaam aandoet.'


Voor de negentiende eeuw waren het alleen de rijken die planten hielden, op landgoederen en in botanische tuinen. In de eerste helft van de negentiende eeuw werden veel bloemententoonstellingen gehouden waardoor de kennis van planten onder de bevolking toenam. Rond de grote steden vestigden zich bloemisterijen. Vanaf ongeveer 1880 werden kamerplanten massaal geteelt in Aalsmeer en omstreken. In 1886 alleen al werden er 500.000 bloemen in potten geteeld die in de grote steden werden verkocht. Door de massaproductie daalde de prijs en kwam de kamerplant binnen het bereik van brede lagen van de bevolking.
De populairste planten waren planten die veel bloemen gaven: de geranium (pelargonium), de begonia en de cyclaam. Een manier om met bescheiden middelen het bestaan in de armoedige huizen wat op te fleuren. De omstandigheden waren rond 1900 in veel woningen nog ongunstig voor kamerplanten. In koude huizen met weinig licht gedijen ze slecht.


Bericht uit Middelharnis in de Vooruit van 30 juni 1913




Literatuur:
De geschiedenis van de kamerplant, p. 23-24, 38-39, 86-87
Speciaal nummer van het Tijdschrift voor Volkscultuur, 1991.

zondag 5 augustus 2012

Visserijgeschiedenis van Middelharnis in het Streekmuseum Goeree-Overflakkee

Vrijdag 3 augustus waren we in het Streekmuseum om de expositie over de visserij te bekijken. We werden rondgeleid door voorzitter Rinus van Dam en dat gaf zoveel stof tot gesprek dat we er anderhalf uur doorgebracht hebben.

Het Streekmuseum heeft in de vaste opstelling plaats ingeruimd voor de visserijgeschiedenis, maar dit seizoen komt het onderwerp uitgebreider aan bod. Uit het museum van Vlaardingen zijn diverse voorwerpen in bruikleen verkregen zoals een model van de MD 28 en een stoppekistje met inhoud. Het stoppekistje vond ik erg aandoenlijk, het bevat persoonlijke eigendommen van een bemanningslid en wat eigen proviand bijv wat snoep. Een paar vierkante decimeter voor privé spulletjes.
Het museum van Vlaardingen heeft ook een opengewerkt model van een Middelharnisse sloep, van dit model was een foto aanwezig waardoor je inzicht krijgt in de indeling van een sloep. Zo zijn de slaapvertrekken van de bemanning en de schipper te zien en de bun waar de vis levend in bewaard werd.
Vissers brachten souvenirs mee uit Engeland: er ligt een rolling pin, een blauwe glazen zoutfles die ook wel als deegroller werd gebruikt en op de schoorsteenmantel staan een paar stenen hondjes uit Staffordshire.

Ook aan de vissersvrouw wordt aandacht besteed met een uitvergrote foto van een winkelierster voor haar winkeltje op de Oostdijk.

Ontroerend is de brief die in de vitrine ligt van het kofjekokertje Hansje Auperlée aan zijn moeder. Hansje is overboord gevallen en verdronken toen hij  zijn tweede reis maakte. Hij was 13  jaar.

De vissers van Middelharnis waren gespecialiseerd in de beugvisserij, er werd met lange lijnen gewerkt en niet met netten. In deze tijd zou deze methode weer levensvatbaar zijn omdat het een duurzame vorm van visserij is. Als je op internet zoekt op long-line fishing en sustainability dan zie je dat er veel initatieven zijn om het vissen met deze methode te bevorderen. Er zijn wel nadelen voor het milieu, vooral voor vogels
'Longline fishing is less destructive than bottom trawling and uses less fuel. Regulations have made it more sustainable, but it is still not the commercial fishing method recommended by conservation groups. One of the largest effects of longline fishing is the killing of seabirds. Albatrosses, petrals and other seabirds can become tangled in the lines, or become snared by or ingest the hooks. Read more: http://www.livestrong.com/article/182159-effects-of-long-line-fishing/#ixzz22gFKksnJ'.
Jammer dat de beugvisserij en het bijbehorende vakmanschap in Middelharnis honderd jaar geleden teloor gegaan is.





De tentoonstelling is nog tot en met 31 oktober 2012 te zien. Openingstijden zie:
Streekmuseum Goeree-Overflakkee

'Daer hei je de vloote' , bedelarij in Middelharnis

Bedelarij is van alle tijden en van alle windstreken. Ook in Middelharnis is het voorgekomen dat arme mensen de huizen van de rijken langs gingen om te bedelen om een aalmoes. De jaren veertig en vijftig van de negentiende eeuw was een extreem moeilijke periode voor de bevolking van Middelharnis. De armoede nam door de hoge prijzen van de levensmiddelen, de aardappelmisoogsten en de neergang van de visserij van jaar tot jaar toe. Op grote schaal werd hout en aardappelen gestolen bij de boeren.
In 1851 meldt het verslag van de gemeente Middelharnis dat bedelarij voorkomt.
'Door den achteruitgang der vroeger zo zeer bloeiende visscherij is de toestand van het armwezen niet voordeelig immers de armoede neemt toe en de welvaart is de laatste jaren zeer verminderd'. Bedelarij wordt  reeds jaren door de ' Ingezeetenen niet zoo sterk tegengegaan als wenschelijk is'.(1)

Het is de vraag in welke mate bedelarij in de periode ervoor of erna ook voorkwam. Maar begin van de twintigste eeuw bestond het nog (of weer), getuige Arjanus Faasse in zijn boek 'Zee en eiland' . Hij heeft het over 'een vloot van arme tobbers'.

In die groep mensen getypeerd met de 'vloote' manifesteerde zich een triest deel van de maatschappelijke zorg van die dagen. Er was wel een Burgerlijk Armbestuur [...] en er waren Diaconieën, maar ondanks deze maatschappelijke en kerkelijke instanties moesten deze mensen wekelijks het dorp rond om hun hand op te houden voor een aalmoes. Met of zonder stok, recht of krom, maar meestal krom of geborgen richtten zijn hun schreden naar de woningen van de gegoede burgermensen en naar de 'patriciërshuizen' van burgemeester, dokter, en soms ook naar de dominee, maar die had over het algemeen zelf ook niet te veel. Bij deze notabelen ontvingen ze dan uit handen van een gedienstige met of zonder kapje en schortje wat centen om in hun nooddruft geholpen te worden. Het waren de maatschappelijk zwakken, die leefden beneden het bestaanminimum, die zich nog niet konden wenden tot één of ander lichaam om 'noodzakelijk levensonderhoud'. Het was een gemengde groep die door het dorp schoof, de brutaalsten voorop. Van de vrouwen waren sommigen proper gekleed, met de gerimpelde handen onder het bonte schort liepen zij al zuchtende mee, anderen soms meer slordig of onnozel. Enkele mannen liepen onderling ruzie te maken, maar allen waren dankbaar voor de genoten hulp. Dat bleek bij het in ontvangst nemen van de gift in overdreven plichtplegingen, soms met een houterige buiging gepaard gaande. Weer anderen liepen onderweg de begroting al op te maken, als ze met beverige handen de centen liepen te tellen. 'Daer hei je de vloote' zeiden de mensen en het was geen zilvervloot maar een groep eerbare mensen die 'niet door eigen schuld' behoeftig waren geworden. [...] Ook deze vloot is evenals de vissersvloot geschiedenis geworden.(2)

Voorstraat Middelharnis ca. 1900. waar de meeste notabelen woonden.

Rond 1900 ging het met de visserij na een bloeiperiode van enkele decennia opnieuw slecht, de bedrijfstak was op weg naar het definitieve einde. Veel oudere vissers die te oud waren om nog elders aan de slag te gaan hadden het slecht. Pensioenen waren er nauwelijks en de AOW bestond nog niet. Dit gold ook voor veel landarbeiders. De gemiddelde leeftijd nam toe er kwamen in verhouding steeds meer ouderen, maar voorzieningen voor deze groeiende groep waren er niet. Ze waren afhankelijk van familie en van de armenzorg. Dat deze zorg niet toereikend was bewijst het bestaan van 'de vloote'.


In 1909 hield de strenge winter zeer lang aan. Het Rotterdamsche Nieuwsblad wist op 17 maart 1909 te melden dat een behoeftige inwoner van Middelharnis van de honger een van de straat opgeraapte broodkorst opat.


(1) J.C. Both. De hongerwinter van 1845/1846. In: Eilanden-nieuws, 22 november 1991
(2) Arjanus Faasse, Zee en eiland, Middelharnis, ca. 1962, p. 39-40