Abel Koningh is een zoon van stuurman Aren Abels Coningh (1) en Annetje Neels Visscher. Hij is gedoopt op 28 december 1681 in Middelharnis. Zijn grootouders van vaderskant waren Abel Jacobs Coningh (ca.1610- ) en Leentje Arens.
Cornelia Koningh is een dochter van Pieter Leenderts Koningh en Joosje Leenderts Houwer. Zij is gedoopt op 11 april 1683 in Middelharnis.
Huwelijk en kinderen
In 1720 moest Abel voor baljuw en leenmannen van Middelharnis verschijnen. In de criminele rol is het volgende opgetekend:
Genealogische gegevens van Pieter Koster te Haarlem, bewerkt voor Arjaentje
Huwelijk en kinderen
Abel en Cornelia trouwden op 19 maart 1705 in Middelharnis. Ze waren 23 en 21 jaar oud.
Op 14 juni 1705 werd Aren gedoopt. Hij heeft maar kort geleefd want op 15 augustus 1706 is weer een Aren gedoopt. Pieter is omstreeks 1709 geboren. Annetje is op 16 december 1711 gedoopt, Jacob op 4 november 1714. Hij is voor 1719 overleden. Cornelia is op 8 april 1718 gedoopt, Jacob op 22 oktober 1719. Hij leefde ook maar kort, evenals Jacob die op 22 december 1720 is gedoopt. Op 26 maart 1723 is opnieuw een zoon met de naam Jacob gedoopt.
Stuurman Abel Arensz Koningh
Stuurman Abel Arensz Koningh
Op 28 december 1705 kocht Abel Koningh de helft in een visschuit van David Thijsse van der Vlugt. De andere helft was in het bezit van Pieter Pietersz de Kin.
Op 1 oktober 1708 is Abel Koningh vermeld op een lijst van 21 stuurlieden van visschuiten. In 1709 verwierf hij op 27 oktober de helft en nog 1/32 part in de visschuit de Meestoof van Willem Kalis den Ouden, terwijl hij zijn helft in de visschuit de Dolphijn aan Willem Kalis overdroeg.
Abel was op 25 maart 1711 stuurman van de gaffelschuit de Liefde. Tijdens de Spaanse Successieoorlog vocht de Republiek aan de kant van Engeland tegen Spanje en Frankrijk. Vissersschepen vielen vaak ten prooi aan Franse kapers. De Liefde werd op papier verkocht aan Johan Seeman, een schipper uit het Deense Helgoland, om onder neutrale vlag te kunnen varen. De feitelijke eigenaar werd een viskoper uit Londen met de naam George Wensley. De schuit had ten tijde van de verkoop zes eigenaren/reders: Abel Koningh zelf, Jacob van der Hoet (overleden, namens hem verscheen IJsbrandt Bilderbeecq), Aren Bijl, Johannis van der Linde, Willem Calis (als lasthebbende van Job Jobse Kievit) en de weduwe van Jan Spiljaert. De gaffelschuit was 56 voet lang,15,75 meter uitgaande van Amsterdamse voet.(2)
In 1720 moest Abel voor baljuw en leenmannen van Middelharnis verschijnen. In de criminele rol is het volgende opgetekend:
Op 4 november 1720 zagen twee stuurlieden uit Middelharnis in het Goereese Gat een gestrand koopvaardijschip van Franse nationaliteit liggen. Het bleek, dat het zwaar gehavende schip voor anker lag en dat er een vijftal Goereeërs aan boord waren. We weten dit, omdat de commies van recherche te Hellevoetsluis namens de Raden der Admiraliteit op de Maas verzocht de betreffende stuurlieden uit Middelharnis te arresteren en in hechtenis te nemen. Zij zouden enige goederen van het schip hebben meegenomen, maar erger nog: zij hadden de kabels gekapt en getracht het schip binnen te slepen, dit overigens onder protest van de Goereeërs. Er schijnt ook te zijn geruzied met de Goereeërs, maar de verklaringen hierover spreken elkaar tegen. De hele bergingsoperatie - die eigenlijk niet was toegestaan - liep uit op een fiasco, want het fregat sloeg op het strand aan stukken. Het was niet alleen onverantwoord het schip door twee kleine gaffelscheepjes op sleeptouw te nemen; er speelde nog iets anders. Recent had men van overheidswege bekend gemaakt, dat er in Frankrijk op vrij grote schaal de pest heerste. De Hollandse autoriteiten waren - terecht - als de dood voor besmetting. Het betreden van het schip zou een gevaar voor de volksgezondheid kunnen opleveren. De Goereeërs zouden er dus ook wel niets te zoeken hebben gehad, maar de berging van een schip leverde vanzelfsprekend een aardig centje op. Uiteindelijk werden drie vissers opgepakt: Willem Pijl (41) en Abel Coning (39), beiden stuurman en Leendert Coutijzer (57), bootsgezel op de schuit van Abel Coning. Uit de verhoren komt naar voren, dat Willem tien matrozen, waaronder vier jongens, aan boord had. De schuit van Abel had acht opvarenden, waaronder de stuurman (Abel) en de jongens van 11, 14 en 20 jaar. De zaak werd in eerste instantie aangehouden, maar later vinden we er niets meer over terug. De mannen werden niet veroordeeld, althans niet in Middelharnis. Wellicht hebben zij zich elders nog moeten verantwoorden (3).
Genealogische gegevens van Pieter Koster te Haarlem, bewerkt voor Arjaentje
1. Over Stuurman Aren Abels is het volgende opgetekend. Hij zat op zaterdag 15 november 1687 met zijn scheepsvolk in huis om hoekhaken aan het want te winden toen hij plots Pieter Teunen ging slaan met een glazen fles, waardoor diens hoofd zeer bloedde. Hij moest 100 pond betalen of anders enige tijd op water en brood. Uit: Jan Both, Criminaliteit en rechtspraak in de hoge heerlijkheid Middelharnis 1621-1811, scan 69
2. Archief Gemeente Middelharnis, inv. nr. 4, Resolutieboek 1 oktober 1708
Rechterlijk Archief Middelharnis, inv. nr. 24, 28 december 1705, 25 maart 1711
3. Uit: Jan Both, Criminaliteit en rechtspraak in de hoge heerlijkheid Middelharnis 1621-1811, scan 63,64