dinsdag 21 februari 2017

Abel Arensz Koningh (1681- ) en Cornelia Pieters Koningh (1683- )

Ouders
Abel Koningh is een zoon van stuurman Aren Abels Coningh (1) en Annetje Neels Visscher. Hij is gedoopt op 28 december 1681
 in Middelharnis. Zijn grootouders van vaderskant waren Abel Jacobs Coningh (ca.1610-  ) en Leentje Arens.
Cornelia Koningh is een dochter van Pieter Leenderts Koningh en Joosje Leenderts Houwer. Zij is gedoopt op 11 april 1683 in Middelharnis.


Huwelijk en kinderen
Abel en Cornelia trouwden op 19 maart 1705 in Middelharnis. Ze waren 23 en 21 jaar oud. 
Op 14 juni 1705 werd Aren gedoopt. Hij heeft maar kort geleefd want op 15 augustus 1706 is weer een Aren gedoopt. Pieter is omstreeks 1709 geboren. Annetje is op 16 december 1711 gedoopt, Jacob op 4 november 1714. Hij is voor 1719 overleden.  Cornelia is op  8 april 1718 gedoopt, Jacob op 22 oktober 1719. Hij leefde ook maar kort, evenals Jacob die op 22 december 1720 is gedoopt. Op 26 maart 1723 is opnieuw een zoon met de naam Jacob gedoopt.

Stuurman Abel Arensz Koningh
Op 28 december 1705 kocht Abel Koningh de helft in een visschuit van David Thijsse van der Vlugt. De andere helft was in het bezit van Pieter Pietersz de Kin.
Op 1 oktober 1708 is Abel Koningh vermeld op een lijst van 21 stuurlieden van visschuiten. In 1709 verwierf hij op 27 oktober de helft en nog 1/32 part in de visschuit de Meestoof van Willem Kalis den Ouden, terwijl hij zijn helft in de visschuit de Dolphijn aan Willem Kalis overdroeg.
Abel was op 25 maart 1711 stuurman van de gaffelschuit de Liefde. Tijdens de Spaanse Successieoorlog vocht de Republiek aan de kant van Engeland tegen Spanje en Frankrijk. Vissersschepen vielen vaak ten prooi aan Franse kapers. De Liefde werd op papier verkocht aan Johan Seeman, een schipper uit het Deense Helgoland, om onder neutrale vlag te kunnen varen. De feitelijke eigenaar werd een viskoper uit Londen met de naam George Wensley. De schuit had ten tijde van de verkoop zes eigenaren/reders: Abel Koningh zelf, Jacob van der Hoet (overleden, namens hem verscheen IJsbrandt Bilderbeecq), Aren Bijl, Johannis van der Linde, Willem Calis (als lasthebbende van Job Jobse Kievit) en de weduwe van Jan Spiljaert.  De gaffelschuit was 56 voet lang,15,75 meter uitgaande van Amsterdamse voet.(2)

In 1720 moest Abel voor baljuw en leenmannen van Middelharnis verschijnen. In de criminele rol is het volgende opgetekend:


Op 4 november 1720 zagen twee stuurlieden uit Middelharnis in het Goereese Gat een gestrand koopvaardijschip van Franse nationaliteit liggen. Het bleek, dat het zwaar gehavende schip voor anker lag en dat er een vijftal Goereeërs aan boord waren. We weten dit, omdat de commies van recherche te Hellevoetsluis namens de Raden der Admiraliteit op de Maas verzocht de betreffende stuurlieden uit Middelharnis te arresteren en in hechtenis te nemen. Zij zouden enige goederen van het schip hebben meegenomen, maar erger nog: zij hadden de kabels gekapt en getracht het schip binnen te slepen, dit overigens onder protest van de Goereeërs. Er schijnt ook te zijn geruzied met de Goereeërs, maar de verklaringen hierover spreken elkaar tegen. De hele bergingsoperatie - die eigenlijk niet was toegestaan - liep uit op een fiasco, want het fregat sloeg op het strand aan stukken. Het was niet alleen onverantwoord het schip door twee kleine gaffelscheepjes op sleeptouw te nemen; er speelde nog iets anders. Recent had men van overheidswege bekend gemaakt, dat er in Frankrijk op vrij grote schaal de pest heerste. De Hollandse autoriteiten waren - terecht - als de dood voor besmetting. Het betreden van het schip zou een gevaar voor de volksgezondheid kunnen opleveren. De Goereeërs zouden er dus ook wel niets te zoeken hebben gehad, maar de berging van een schip leverde vanzelfsprekend een aardig centje op. Uiteindelijk werden drie vissers opgepakt: Willem Pijl (41) en Abel Coning (39), beiden stuurman en Leendert Coutijzer (57), bootsgezel op de schuit van Abel Coning. Uit de verhoren komt naar voren, dat Willem tien matrozen, waaronder vier jongens, aan boord had. De schuit van Abel had acht opvarenden, waaronder de stuurman (Abel) en de jongens van 11, 14 en 20 jaar. De zaak werd in eerste instantie aangehouden, maar later vinden we er niets meer over terug. De mannen werden niet veroordeeld, althans niet in Middelharnis. Wellicht hebben zij zich elders nog moeten verantwoorden (3).


Genealogische gegevens van Pieter Koster te Haarlem, bewerkt voor Arjaentje

1.  Over Stuurman Aren Abels is het volgende opgetekend. Hij zat op zaterdag 15 november 1687 met zijn scheepsvolk in huis om hoekhaken aan het want te winden toen hij plots Pieter Teunen ging slaan met een glazen fles, waardoor diens hoofd zeer bloedde. Hij moest 100 pond betalen of anders enige tijd op water en brood. Uit: Jan Both, Criminaliteit en rechtspraak in de hoge heerlijkheid Middelharnis 1621-1811, scan 69
2. Archief Gemeente Middelharnis, inv. nr. 4, Resolutieboek 1 oktober 1708
Rechterlijk Archief Middelharnis, inv. nr. 24, 28 december 1705, 25 maart 1711
3. Uit: Jan Both, Criminaliteit en rechtspraak in de hoge heerlijkheid Middelharnis 1621-1811, scan 63,64

zondag 12 februari 2017

Jan Claasz Soetermeer (1669-1714) en Susanna Jacobs Pauw (na 1673-1730)

Ouders
Jan Claasz Soetermeer (ook wel Soetemelk) is een zoon van Klaas Laurisz Soetermeer (ca.1630-1685) en Dingena Jacobs de Loose (ca.1638-voor 1675). Hij is gedoopt op 24 januari 1669 in Middelharnis. 

Susanna Jacobs Pauw, ten hoogste 21 jaar oud. Susanna is geboren na 1673, dochter van Jacob Dingemans Pauw en Trijntje Cornelisdr. 


Huwelijk en kinderen
Jan en Susanna trouwden op vrijdag 1 januari 1694 in Middelharnis. Jan was 24 jaar oud en Susanna 20 jaar of jonger. Ze kregen zeven kinderen. Op 3 oktober 1694 is Trijntje gedoopt, op 3 december 1699 Jacob, op 11 december 1701 Dingena, op 16 maart 1704 Francijntje, op 31 oktober 1706 
Jannetje op 10 september 1711 Jacob en op 5 november 1713 Adriana (Ariaantje) 

Huwelijk van de kinderen
Francijntje trouwde op achttienjarige leeftijd, op 7 maart 1723, in Middelharnis met Klaas Jansz Rijke, 23 jaar oud.
Jannetje trouwde 26 augustus 1732, 25 jaar oud met Pieter Jacobs Ruijls (Ruijlst). Ze is voor 1746 overleden want Pieter Ruijlst is in 1746 hertrouwd.
Adriana was twintig toen ze op 13 april 1734 in Sommelsdijk met Leendert Jansz van der Velden, 23 jaar oud, trouwde.


Een koopvaardijschip binnengeloodst in 1706
Visser Jan Claasz Soetermeer staat vermeld in een akte uit 1706 over het binnenloodsen en slepen van het koopvaardijschip de Liefde. Zie bericht van 31 januari 2017. 
Op 30 januari 1712 getuigde hij over een aanvaring die in de haven van Middelharnis had plaatsgevonden. In deze akte staat hij als stuurman vermeld (1).


Genealogische gegevens van Pieter Koster te Haarlem, bewerkt voor Arjaentje


1. Rechterlijk Archief Middelharnis, inv. nr. 24, 30 januari 1712.

maandag 6 februari 2017

Willem van der Meulen (1757-1833) en Kaatje Kanse (1760-1830)

Ouders
Willem Pietersz van der Meulen (Vermeule(n), Van der Moole en andere varianten) is een zoon van Pieter Jansz Vermeulen en Cornelia Rooij. Hij is gedoopt op 27 mei 1757 in Middelharnis. Zijn vader is in 1717 in Dirksland geboren, zijn moeder is een dochter van stuurman Willem Rooij.
Kaatje (Catharina) Jans Kanse is een dochter van Jan Jacobs Kanse en Josina Klaase Buth. Zij is gedoopt op 3 februari 1760 in Middelharnis. 

Huwelijk en kinderen
Willem en Kaatje trouwden op 26 november 1783 in Middelharnis, ze waren 26 en 23 jaar oud. Ruim tien jaar later, op 9 november 1794  is Cornelia gedoopt in Middelharnis. Jan is geboren op zaterdag 23 februari 1799 in Middelharnis. 

Stuurman Willem Vermeule
Willem Vermeule (Van der Moole) heeft op 24 april 1795 de eed als stuurman afgelegd. In 1806 en in 1809 legde hij opnieuw de eed af. Op 23 oktober 1795 kocht hij 1/16 part in de gaffelschuit Jonge Cornelia (2). 
In 1798 ging hij onder Deense vlag varen en in 1804 onder Pruisische vlag (zie berichten van 10 januari en 20 juni 2016 op dit weblog).
In het boek van John Brown uit 1805 komt Vermeule waarschijnlijk voor als V.D.M. (1). 

In 1810 was Willem stuurman van de gaffelschuit Jonge Neeltje (2).



Genealogische gegevens van Pieter Koster te Haarlem, bewerkt voor Arjaentje

Bronnen:
1. John Brown, The mysteries of neutralization, 141
2. Rechterlijk Archief Middelharnis, inv. nrs. 18,19




zondag 5 februari 2017

Jacob Koning (1756-1829) en Maria van Heest (1760 -1829)

Ouders
Jacob Koning is een zoon van Jan Cornelisse Koning en Lijntje Jacobs Stapel Hij is op 28 november 1756 in Middelharnis gedoopt.
Maria van Heest is een dochter van Willem Arensz van Heest en Hester Jans Vries (Vrees).
Zij is gedoopt op zondag 26 oktober 1760 in Middelharnis 

Huwelijk
Jacob en Maria trouwden op 9 mei 1784 in Middelharnis. Hij was 27 en zij 23 jaar oud.

De Jonge Huijbertje
De Jonge Huijbertje, een bezaanvisschuit, is circa 1780 gebouwd. Tijdens de Vierde Engelse Oorlog (17840-1784) voer de schuit onder Oostenrijkse vlag. Het was toen een van de nieuwste schuiten van Middelharnis. Klaas Spaan was de eerste stuurman van deze schuit. Zie het bericht van 17 januari 2015. Hij bleef stuurman van de schuit tot 7 oktober 1788 en werd opgevolgd door Maarten Pietersz Abeele.

Jacob Koning stuurman van de Jonge Huijbertje in 1804
Wanneer Jacob als stuurman van de Jonge Huijbertje is aangetreden is niet bekend. Hij heeft op 25 oktober 1800 de eed als stuurman in Middelharnis afgelegd.
Vanwege de oorlog met Engeland gingen de schuiten van Middelharnis in 1804 onder neutrale vlag varen. Zo ook Jacob Koning die met de Jonge Huijbertje naar Papenburg voer om de schuit om te vlaggen. Zelf werd hij inwoner van Papenburg. Hij verkocht de schuit namens boekhouder Leendert van den Tol aan de firma Schwarte en Zoon. Na twee weken kocht hij de schuit terug van de Papenburger met alle benodigde neutrale papieren.
In het voorjaar van 1804 maakte hij enkele tarbot-reizen waarbij de vis op zee aan Engelse vishandelaren werd verkocht. Zelf naar Londen gaan om de vis te verkopen was door de oorlog onmogelijk geworden.

De kaping van de Jonge Huijbertje

Op 23 juni 1804 is de bezaanschuit, samen met zes gaffelschepen uit Middelharnis, gekaapt door het Engelse fregat HMS Africaine. Het gebeurde ter hoogte van Zandvoort met land in zicht.
Ten overstaan van de Prize Court wist Jacob Koning niet aannemelijk te maken dat het een Pruisisch schip met een Pruisische bemanning was. Het schip ging voor de vloot van Middelharnis verloren.
Op 18 september 1804 is de Jonge Huijbertje geveild in de King’s Head Inn in Great Yarmouth. De verkoop lukte nog niet gelijk want op 22 november 1804 ging de schuit in de Wrestlers Inn nogmaals onder de hamer. 



Monsterrol van de Jonge Huijbertje, februari 1804



Genealogische gegevens van Pieter Koster te Haarlem, bewerkt voor Arjaentje

Bron:
National Archives, High Court of Admiralty 32/1070/3116.



donderdag 2 februari 2017

De sloep Bedachtzaamheid uit Middelharnis overvaren in 1890

De houten vissloep MD7 Bedachtzaamheid uit Middelharnis is op 29 januari 1890 op de Nieuwe Waterweg bij Maassluis in aanvaring gekomen met de veerboot ss Grenadier van de Batavierlijn en gezonken. De veerboot was op weg van Newcastle naar Rotterdam. Alle opvarenden van de Bedachtzaamheid zijn op de Grenadier overgesprongen en zodoende gered. De sloep was eigendom van rederij P.L. Slis & Zoon. De stuurman was Gerrit Langbroek.



Maasbode, 31 januari 1890

Rotterdamsche Courant 7 februari 1890