De degelijke Hollandse huisvrouw uit het verleden stond model voor de huisvrouw van de negentiende eeuw, reinheid stond als steeds hoog in het vaandel. Dat was in Middelharnis zeker ook het geval. Het gemeentebestuur kreeg, zo weten we uit 1879, alle medewerking toen de bevolking gevraagd werd om de straat voor hun woningen wekelijks te schuren.
Arjanus Faasse beschreef de situatie in Middelharnis aan het begin van de twintigste eeuw in het straatje waar hij opgroeide:
'Dat ouderhuis in de Vissersstraat was [...] een net huisje een stoepje met tachtig centimeter gele straatsteentjes, dat stoepje werd altijd heel schoon geschuurd, soms wel met warm water. Als de steentjes niet puur geel waren dan woonde er een "taddek" (2). Maar in het straatje, noch in Middelharnis, woonden veel "taddeken". Twee dagen in de week kon men zonder op de scheurkalender te kijken , weten welke werkdag het was. Dat kon men horen aan het boemen van de stampers in de wastobben, dan was het maandag en aan het schuren van de bezems over de straatjes, dan was het vrijdag.[…] Met hun beperkte middelen verstonden de Middelharnisse vrouwen de kunst hun interieurtjes “kelfjes” te houden. “Vriedag houwe” was een feest, dan poetste en schrobde men dat het een lieve lust was. Het koper o.a. van de sleekachel moest glimmen als goud en de grote kachel zelf werd met de inhoud van veel flesjes en doosjes zo zwart als een moriaan’ (3).
Naast deze wekelijkse routine was er ook nog de grote schoonmaak.
Naast deze wekelijkse routine was er ook nog de grote schoonmaak.
Vooruit, 6 juli 1911 |
2. Taddek is dialect voor vuilpoets (Woordenboek der Zeeuwse dialecten
3. A. Faasse, Zee en eiland. (Middelharnis,ca.1962). 9-10, 26
3. A. Faasse, Zee en eiland. (Middelharnis,ca.1962). 9-10, 26