De marineschepen de Wassenaar en de Waterloo vertrokken van Nieuwediep met elk 667 man aan boord. West-Europa werd tussen eind december 1826 en eind januari 1827 door noodweer getroffen. Het linieschip de Wassenaar verliet op 12 januari 1827 de haven van Nieuwediep, kwam in noodweer terecht, verloor de grote mast en liep anderhalf uur benoorden Egmond op een zandbank. 23 opvarenden lieten het leven.
De Waterloo, kapitein A. van Daalen, vertrok op 29 december 1826, kwam in noodweer terecht, verloor alle tuigage en dreef af naar het Duitse eiland Borkum, vijf mijl van Delfzijl.
Via de visschuit van de loods W.C. Staghouwer stuurde Van Daalen een bericht aan de burgemeester van Delfzijl met het verzoek aan de autoriteiten van Ameland, Schiermonnikoog, Vlieland, Terschelling en Texel te vragen om alle geschikte schepen de zee op te sturen om assistentie te verlenen.(1) Uit Zoutkamp vertrokken bijvoorbeeld 21 visschuiten, die op 21 januari vanwege slecht weer en ijsgang weer terugkeerden. De Waterloo lag voor anker, maar kon door drijfijs en slecht weer niet bereikt worden door de schepen die te hulp schoten. De bemanning wist de Waterloo te voorzien van noodtuig. Op 25 januari 1827 vond de Waterloo een veilige ligplaats onder Helgoland.
De heer P. Varkevisser, reder in Scheveningen, stelde zich aan het hoofd van een expeditie van zes pinken die zich in Nieuwediep gereed hielden om de Waterloo te hulp te komen. Texelse loodsen weigerden in zee te gaan. Op 29 januari gingen zes pinken, twee Texelse loodsschuiten en een vissloep naar zee. Deze vissloep was de Vrede uit Zierikzee, schipper Maarten Abeele (afkomstig uit Middelharnis). De pinken en de loodsschuiten gingen binnendoor, de Zierikzeese sloep door het Muidergat buitenom. Bij Borkum aangekomen kwamen ze erachter dat de Waterloo hier niet meer was. Ze waren Helgoland tot op 6 mijl genaderd toen ze door hevige storm, hoge zee en jachtsneeuw teruggedreven werden. Ze zwalkten voor Texel in zee en kwamen 5 februari weer in Nieuwediep aan. Alleen de vissloep de Vrede wist de Waterloo te bereiken. Kapitein Van Daalen van de Waterloo stuurde de sloep naar Cuxhaven om te verkennen of de Elbe ijsvrij was.
Middelburgsche Courant, 27 februari 1827 |
De pinken gingen terug naar Scheveningen maar hielden zich gereed om eventueel troepen van de Waterloo te vervoeren als dat nodig mocht zijn. Inmiddels had de Minister van Marine en Koloniën op 28 januari een verzoek aan de Vlaardingse reders gericht om schepen te sturen. Zeven Vlaardingse vishoekers en een sloep uit Pernis voeren op 2 en 4 februari uit. Het ging om de hoekers Stede Vlaardingen, Catharina en Adriana, 4 Gezusters, Vrouw Neeltje, Lijnbaan, Jonge Francois en Zeelust en om de sloep Hoop op Beter uit Pernis (2).
Ze wisten de Waterloo te vinden en brachten het schip op 18 februari naar Texel. Door de aanhoudende vorst waren de Nederlandse zeegaten onbereikbaar, vandaar dat ze naar Engeland uitweken.
Na 42 dagen in de Noordzee rondgezwalkt te hebben liep de Waterloo de Theems binnen tot voor Sheerness, vergezeld van de zeven hoekers en de sloep. Het schip is in Chatham hersteld en een aantal opvarenden is daar verpleegd. Tenminste vier opvarenden overleden. De Waterloo is rond 9 mei 1827 uit Engeland vertrokken en arriveerde 1 september 1827 op de rede van Semarang. Aan boord van het schip overleden 32 opvarenden. Twee opvarenden zijn tijdens de barre tocht over de Noordzee overboord geslagen en verdronken.
1. Bredasche Courant, 27 januari 1827
2. Nationaal Archief, 3.11.05, Gecommitteerden IJslandsche kabeljauwvisserij, inv. nr. 1, p. 249.
Tenzij anders vermeld is de tekst gebaseerd op:
G.A. Geerts, De lotgevallen van Zijner Majesteits linieschip "De Waterloo". 1991
In 2022 verscheen van de hand van Henk Stapel en Maarten Schönfeld: Schipbreuk van het linieschip Wassenaar bij de Schoorlse duinen. In: Jaarboek 2022 van de Historische Vereniging Scoronlo