zondag 22 september 2013

Het ongeluk in de haven van Middelharnis met de jongens van de sloep Twee Cornelissen, 12 juni 1886

De Twee Cornelissen met schipper Maarten Langbroek werd begin april 1886 door de Vlaardinger logger Gorinchem I in Nieuwediep binnengesleept. De sloep was met een gebroken mast dwars van Texel aangetroffen (bericht in Heldersche en Nieuwedieper Courant, 2 april 1886). 

Twee maanden later voltrok zich bij thuiskomst een drama. Op 12 juni 1886 kwamen Pieter van der Valk (20) en Jan Hendrik Vermaas (18) om in de haven van Middelharnis. 
Zie bericht van 22 september 2013.

Zoals indertijd gebruikelijk was werd de gebeurtenis op rijm gezet en in druk uitgegeven. In het Eilanden-nieuws van 12 mei 1995 heeft Jan Both de gebeurtenis gememoreerd en de tekst van het gedicht weergegeven.











Marinus Faasse en Pleun Meijboom overleefden het ongeluk.
Pleun Meijboom hield het vissersberoep voor gezien. Enkele jaren later is hij alsnog omgekomen. Hij verdronk op 12 januari 1891 bij Bilbao, 21 jaar oud. Hij was aan boord van de SS Rhenania.

Jan Hendrik Vermaas (1849-1912) en Neeltje Schoolenberg (1847-1925)

Jan Hendrik Vermaas en Neeltje Schoolenberg zijn op 25 september 1867 in Dordrecht getrouwd. Hij was toen achttien en zij twintig jaar oud. Jan Hendrik was zeilmaker.
Twee maanden na het huwelijk werd zoon Jan Hendrik in Dordrecht geboren. Daarna volgden Herbert Jan, Elizabeth en Pieternella. 

Zeilmaker in Middelharnis
Op 19 juni 1871 kwamen Jan Hendrik en Neeltje met vier kinderen naar Middelharnis waar Jan Hendrik als zeilmaker ging werken. Pieternella was toen net twee maanden oud. Het gezin ging in de Vissersstraat wonen. Omdat deze huizen eigendom waren van reder Kolff neem ik aan dat Jan Hendrik voor Kolff ging werken. 
De visserij in Middelharnis stond aan het begin van een nieuwe bloeiperiode, de perspectieven om hier een goede boterham te verdienen waren gunstig.
In Middelharnis kreeg het echtpaar nog zeven kinderen:  Leendert, Christina, Neeltje, Nicolaas, Christiaan, Jannetje Hendrika en Cornelia Catherina Wilhelmina (1).

Zonen werden visser
Jan Hendrik, Nicolaas en Christiaan werden visser. Een logische stap: de kinderen groeiden op in de vissersbuurt en waren dus van jongs af aan vertrouwd met de visserij. En er was genoeg werk, ook voor jongens die niet uit de traditionele vissersfamilies kwamen.
Zoals zoveel gezinnen in Middelharnis werd ook dit gezin zwaar getroffen : twee zonen zijn bij de uitoefening van dit beroep omgekomen.

Ongeluk in de haven van Middelharnis
Jan Hendrik Vermaas (1867-1886)  verdronk op achttienjarige leeftijd in de haven van Middelharnis. 
Van de toedracht van het ongeval op 12 juli 1886 staat een verslag in de Maas- en Scheldebode van 15 juli. De MD12 Twee Cornelissen was een sloep van reder Kolff.
Zie ook het gedicht in het volgende bericht.




Pieter van der Valk (1866-1886) was twintig jaar toen hij verdronk, hij was een zoon van Jacob van der Valk (koetsier van beroep) en Adriana van Alphen.
Het lichaam van Jan Hendrik Vermaas is begin september 1886 gevonden op het Kraaijensteinse gors, gemeente Sommelsdijk. 

Het dochtertje dat op 12 september 1886 in het gezin Vermaas werd geboren werd naar haar overleden broer vernoemd: Jannetje Hendrika.

De ramp met de Zeemanshoop
Nicolaas Vermaas (1882-1895) is op dertienjarige leeftijd omgekomen. Hij was aan boord van de sloep MD18 Zeemanshoop, schipper Willem Viskil, die in de nacht van 6 op 7 december 1895 met man en muis is vergaan.
Nicolaas was het op een na jongste bemanningslid van de Zeemanshoop. Barend Kattestaart (1883-1895) was met twaalf jaar de jongste aan boord. Mijn overgrootvader Gerrit Jongejan was het oudste bemanningslid, hij was 63.

Voor de ramp met de Zeemanshoop zie o.a. de berichten van 5 februari 2012, 11 en 16 mei 2013 op dit weblog.


Enkele foto's van later datum
De meeste kinderen van Jan Hendrik en Neeltje verlieten het eiland. Terug naar Dordrecht waar ze familie hadden, of zoals zovelen naar Rotterdam. Jannetje Hendrika is altijd in Middelharnis gebleven. Ze trouwde in 1908 met Adrianus Krijgsman.


Christiaan Vermaas geb.1884 en zijn vrouw Koba
het echtpaar woonde in Spangen (Rotterdam)


Jannetje Hendrika Krijgsman-Vermaas geb. 1886 de foto is uit 1967


1. Zie genealogie Wouter Claes voor de geboortedata van de kinderen.
Met dank aan Johan Everaers voor de beide foto's.
 






donderdag 19 september 2013

Betrekkingen tussen Middelharnis en Antwerpen in de negentiende eeuw

Vroege handelsbetrekkingen
Van de zeventiende eeuw tot rond 1840 was Antwerpen een belangrijke afzetmarkt voor verse vis die via Middelharnis werd aangevoerd. Het vervoer werd door kleine schepen van ventjagers gedaan. Er waren dus van oudsher al contacten tussen Middelharnis en Antwerpen. Zie hiervoor de scriptie van Marco Kuiper Vissers en ventjagers.

Reder Jacques van Baelen
In 1859 vertrok Willem Jongejan met zijn gezin vanuit Middelharnis naar Antwerpen (zie tekst van 16 mei 2013 op dit weblog) om als visser in dienst te treden bij reder Jacques van Baelen. Dit was de belangrijkste rederij van Antwerpen wat betreft de zeevisserij.
In 1865 is door het Belgische parlement een commissie ingesteld om onderzoek te doen naar de toestand van de zeevisserij. Een van de commissieleden was de werkgever van Willem Jongejan, Jacques van Baelen reder te Antwerpen (1). Van Baelen was zelf visser geweest, dus een man van de praktijk. 
Uit het rapport van het onderzoek blijkt dat Antwerpen voor 1837 geen sloepen had en dat de eerste sloep hier door Van Baelen in 1838 is geïntroduceerd. In 1866 telde de vloot elf sloepen van zestig tot tachtig ton elk die aan de Jordaenskaai lagen. Een kleine vloot, vergeleken met Oostende waar wel 160 sloepen hun thuishaven hadden.


Zicht op de Scheldebocht vanaf de Rijnkaai te Antwerpen in 1880.
De vaartuigen vooraan zijn Antwerpse sloepen.
Schilder: R. Montgomerij
Afgebeeld in:
Desnerck, Vlaamse visserij en vissersvaartuigen, dl.1 1974.

De Antwerpse zeevisserij
Uit de beschrijving die in het rapport van de visserij in Antwerpen gegeven wordt blijkt dat er op dezelfde manier gewerkt werd als in Middelharnis. Er wordt gevist met haken, de bemanningsleden delen in de winst, de bemanning bestaat uit 11-12 man, men vist op de Doggersbank op 62 graden NB, op schelvis en kabeljauw (hier zijn twee Franse woorden voor: cabillaud voor verse kabeljauw en morue voor gezouten vis). Ook rog, tarbot en heilbot worden gevangen. De reizen duren 2-4 weken. De opbrengst wordt verdeeld in 16 delen: een deel per matroos, een driekwart voor de schipper en voor de jongens 1/3 tot 5/6 per persoon. De kosten van voeding waren ook voor gezamenlijke rekening.

Tussen 1842 en 1867 werden premies verstrekt aan Antwerpse reders voor de hoekwantvisserij, de grote haringvisserij en de zomer-kabeljauwvisserij. De belangrijkste verdediger van de Antwerpse belangen was Jacques van Baelen die zich rond 1865 verzette tegen het afschaffen van de premies.
Rond 1840 begon men met de beugvisserij, men viste op de Hollandse manier met lijnen tot 16 kilometer (2). In 1895 is men gestopt met de zomerkabeljauwvisserij en de visserij op verse vis. De winterkabeljauwvisserij is al in 1871 beëindigd. Op het hoogtepunt 1867/68 bood de Antwerpse vissersvloot werkgelegenheid aan 132 vissers op 13 sloepen.
De sloepen leken veel op de sloepen van Pernis (3). Zie ook de reactie onderaan dit bericht.


Foto van de Brouwersvliet in Antwerpen rond 1870
links twee Antwerpse sloepen
met dank aan Raymond Van Ael te Antwerpen


Middelharnis-Antwerpen
Er waren naast Willem Jongejan meer vissers uit Middelharnis die op een Antwerpse sloep voeren. De Middelharnisse vissers stonden bekend als uitstekende beugvissers. Ze werden aangetrokken door Antwerpse reders om Antwerpse vissers het vak bij te brengen. Hendrik de Korte (4) zegt hier het volgende over:

De Belgen wilden vanuit Antwerpen een beugvisserij oprichten, wat ook enige jaren is gelukt. Vele Middelharnisse vissers hebben van Antwerpen gevaren, omdat België geen geschoold volk had met de beug bekend. Ook in Oostende bedreef men de beugvisserij met hulp van Hollanders omdat men de techniek verleerd was (5).


De rampen met de Antwerpse sloepen Josephine in 1863 en De Hoop in 1865
Twee inwoners van Middelharnis zijn tijdens de hevige storm van 3 en 4 december 1863 als bemanningslid van de Antwerpse sloep Josephine verdronken. De stuurman van deze sloep heette volgens de Nederlandse huwelijksbijlagen Weerman (Weiremans, Weeremans). Het Handelsblad van Antwerpen vermeldt J. Francke als 'patron' op 29 december 1863 ; het was een sloep van de bovengenoemde reder J. van Baelen en Co. 
Van de sloep Van Baele konden alle bemanningsleden worden gered.
In deze storm vergingen ook de Eben Haëzer en de Vrouwe Aplonia uit Middelharnis met man en muis en vele sloepen uit andere vissersplaatsen. Zie de tekst van 7 november 2013.

De sloep De Hoop uit Antwerpen verging in januari 1865 met aan boord Willem Jongejan. (Bron: Handelsblad van Antwerpen, 29 en 30 januari 1865).

Latere contacten
In 1888 werden twee Antwerpse schepen aan de vloot van Middelharnis toegevoegd, de A11 Avenir en de A12 Pionier van de rederij weduwe Manroij voor rekening van K.J. Meijer uit Middelharnis.

Noot: zie ook de aanvullingen in de reactie van Raymond van Ael uit Antwerpen onderaan dit bericht.
1. Rapport de la commission chargée de faire une enquête sur la situation de la pêche maritime en Belgique. Chambre des Représentants, Séance de 17 mai 1866. p.5.26,
2. Gaston Desnerck en Roland Desnerck. Vlaamse visserij en vissersvaartuigen. 2 dln, 1974. deel 1 p. 221-226.. Op p. 224 een overzicht van de vlootgegevens (sloepen en bemanningsleden).
3. idem. deel 2, p. 193-200. Andere reders waren: J. van den Bemden, wed. H. van den Bemden. Er waren ook schipper-eigenaren.
4. H. de Korte Johsz. Iets over de visserij van Middelharnis. Eilanden-nieuws 1947, deel 5.
5, Desnerck, deel 1 , p. 18