maandag 25 maart 2013

Jan Koster (1861-1934) en Helena Cornelia de Korte (1860-1928)

Ouders broers en zussen
Jan Koster is in 1861 geboren in Middelharnis, zoon van Leendert Koster en Lena Razenberg. Koster was een familie uit Middelharnis die al in de achttiende eeuw visser onder haar leden telde.
Jan had drie broers en zeven zussen. Vader Leendert Koster is jong overleden, in 1876 toen hij 44 jaar was. De jongste zoon Pieter Leendert is een maand na het overlijden van zijn vader geboren. Lena begon een winkeltje om in het levensonderhoud van haar gezin te voorzien en ook de oudste zoons Leendert (geb. 1856) en Jan droegen aan het gezinsinkomen bij.
Helena Cornelia de Korte is in 1860 in Middelharnis geboren, dochter van Jan de Korte en Trijntje Langbroek. Vader Jan de Korte is op13 november 1876  met twee opvarenden overboord geslagen van de MD 5 Onbestendigheid waarvan hij schipper was.

Huwelijk en kinderen
Jan Koster en Helena Cornelia de Korte (Leentje) trouwden op 22 oktober 1880, negentien en twintig jaar oud.
Op 15 januari 1881 is de oudste dochter Lena geboren. In 1882 dochter Trijntje. Elisabeth Cornelia uit 1883 is enkele maanden na de geboorte overleden. Zoon Leendert is in 1885 geboren, dochter Teuntje in 1886. In 1889 werd Helena Cornelia geboren en in 1892 Jannetje die maar enkele maanden oud werd. Jan Koster is van 1893 en Pieter Leendert van 1895.
De eerst negen kinderen waarvan er twee als zuigeling overleden werden in Middelharnis geboren. De vier jongste kinderen, Dingena uit 1897, Elisabeth Cornelia uit 1898, Hendrik uit 1890 en Cornelis uit 1902 zijn in Velsen geboren.
Dingena is in 1909, twaalf jaar oud, in Velsen overleden.
Tien kinderen  van Jan en Leentje bereikten de volwassen leeftijd.

Jan en Leentje woonden in Middelharnis aan het Vingerling en later in de Vissersstraat.
Zij waren diep gelovig en zijn, anders dan de meeste vissersgezinnen, al voor 1890 van de N-H kerk overgestapt naar de Christelijk Gereformeerde gezindte.



Jan Koster en Helena Cornelia de Korte op latere leeftijd

Schipper Jan Koster
Volgens de overlevering begon Jan op zijn negende jaar als kofjekokertje. Hij is al op zijn 24ste jaar schipper geworden van de MD 9 Dankbaarheid.  Daarna was hij schipper van de MD 11 Hendrika Adriana en van  MD 16 Op Hoop van Zegen. Op 25 september 1889 sloeg een van de bemanningsleden, ouweman Laurens van der Put (1828-1889) overboord en verdronk. Zoon Cornelis trouwde Dirkje van der Put, een kleindochter van Laurens van der Put (dcohter van Huibrecht van der Put en Jannettje Witvliet).
Jan Koster heeft altijd voor reder Kolff gevaren.

Verhuizing naar IJmuiden
Leentje was zestien jaar toen haar vader verdronk. Volgens de familieoverlevering heeft zij erop aangedrongen dat Jan een beroep aan de wal zou zoeken. Met het verdwijnen van de visserij uit Middelharnis en de opkomst van IJmuiden was de verhuizing een logische stap.
Op 20 maart 1896 is het gezin vertrokken naar de gemeente Velsen. Jan is daar een "factorij" begonnen dat wil zeggen dat hij de belangen van reders van buiten IJmuiden behartigde. dit hield in de zorg voor de bewaking van de schepen, lossen, bevoorrading, afrekenen van de besomming e.d.). Zijn officiële beroepen volgens het bevolkingsregister waren: werkman, visserijagent, viskoper.
Jan Koster heeft zich ontwikkeld tot een succesvol ondernemer.




Huwelijk en beroep van de kinderen
Jan Koster zette samen met zijn broer Cornelis de vishandel voort. Hendrik werd boekhouder en referendaris bij het Staatsvisserhavenbedrijf. Jan, Elisabeth Cornelia  en Hendrik bleven ongehuwd en zijn op hoge leeftijd in de jaren '80 in Velsen overleden. 
- Lena is in 1905 in Velsen met Hendrik de Korte getrouwd, zoon van Johannes de Korte en Neeltje de Waard (zie tekst op dit weblog van 19 februari 2012). Hendrik was visser en later leraar aan de Visserijschool in IJmuiden.
- Trijntje is in 1906 in Velsen met Jacob Boon (geboren in Texel) getrouwd. Jacob werkte bij de spoorwegen.
- Leendert trouwde in 1910 in Middelharnis met Elizabeth Mosselman.
- Teuntje trouwde in 1910 in Velsen met Johannes Varkevisser uit Katwijk, hij was kuiper van beroep.
- Helena Cornelia is in 1909 in Velsen getrouwd met Hendrik Roelofs die bij de politie was.
- Pieter Leendert was kassier en boekhouder bij het Staatsvisserhavenbedrijf en is in 1926. met Martha van der Plas getrouwd die in 1903 in Velsen was komen wonen.
-  Cornelis trouwde in 1925 met Jannetje van den Doel.

Cornelis Koster (1902-1975), Jannetje, Huibrechtje en Dirkje van den Doel
Cornelis ging op zijn dertiende jaar werken als kantoorbediende en was na 1925 firmant van de Zeevisgroothandel, Haringhandel en factory J. Koster en  zonen. De visgroothandel leidde hij samen met  zijn broer Jan. De vishandel werd rond 1969 beëindigd.
Cornelis is in 1925 getrouwd met Jannetje van den Doel. Beiden waren 23 jaar oud. Jannetje is in 1901 in Rotterdam geboren maar de familie van Jannetje kwam ook uit Middelharnis; zij woonden een aantal jaren in Rotterdam voordat ze naar IJmuiden kwamen. Haar moeder heette Dirkje van der Put, een dochter van Laurens van der Put die op 23 september 1889 verdronken is. Laurens was ouweman op de sloep Op Hoop van Zegen, schipper Jan Koster.

De vader van Jannetje, Huibrechtje en Dirkje was Andries van den Doel (1872-1916) gehuwd met Dirkje van der Put (1875-1967)


Andries van den Doel, Dirkje van der Put
en hun drie oudste kinderen

Andries van den Doel is op 7 juli 1872 in Sommelsdijk geboren. Hij werd visser in Middelharnis en is in mei 1899 met zijn moeder en zijn broers naar Rotterdam verhuisd. Andries en Dirkje zijn op 6 oktober 1899 in Middelharnis getrouwd en een maand later naar Rotterdam verhuisd waar Andries als los werkman en bootwerker de kost verdiende. Ze kregen zeven kinderen: Jannetje in 1901, Andries in 1903, Teuntje in 1906, Adriaantje uit 1907 is jong overleden, Huibrechtje in 1909, Adriaantje in 1910 en Dirkje in 1913. In mei 1915 is het gezin naar IJmuiden verhuisd waar Jan op 23 mei 1916 geboren is.
Andries is overleden op 16 november 1916. Hij is als matroos aan boord van de IJM 19 Dahlia tijdens de wacht over boord geslagen en verdronken, 44 jaar oud. Dirkje bleef achter met zeven kinderen, de jongste was een half jaar oud en de oudste vijftien.

IJmuider Courant, 22 november 1916
zowel de leeftijd als het aantal kinderen klopt niet.

Jannetje van den Doel is in 1937 in Beverwijk overleden, ze was nog maar 35 jaar oud. Cornelis is in januari 1939 hertrouwd met een zus van Jannetje, Huibrechtje van den Doel. Binnen het jaar werd Cornelis opnieuw weduwnaar, zijn tweede vrouw overleed in oktober 1939.
In 1948 trouwde Cornelis voor de derde keer, nu met Dirkje van den Doel, een zus van Jannetje en Huibrechtje. Dirkje is heel oud geworden: in 2006 in Haarlem overleden, 93 jaar oud.

Bij het overlijden van Cornelis, verscheen een artikel in het tijdschrift de Visserijwereld (nr. 5, 30 jan. 1975) waaruit blijkt dat Cornelis in landelijke organisaties op visserijgebied na de tweede wereldoorlog een zeer belangrijke rol heeft gespeeld. Voorzitter van de Nederlandse Zeevisgroothandel Vereniging, lid van het bestuur van het bedrijfschap voor visserijproducten. Hij wordt getypeerd als iemand met een grote kennis en scherp verstand "terwijl hij tevens de gave van het woord bezat en een welversneden pen".


Met dank aan Pieter Koster uit Haarlem, kleinzoon van Jan Koster, voor de informatie en de foto's.
Zijn artikel met de foto van Jan en Leentje is in 2011 gepubliceerd onder de titel "Op zoek naar wie is wie op een oude foto" in het Het Feyne kwartier, Genealogisch Centrum Goeree-Overflakkee

Over de jongste broer van Jan Koster, Pieter Leendert, is op 25 februari 2012 een bijdrage op dit weblog geplaatst onder de titel "Toen Piet-Leen Koster thuiskwam". De bijdrage "Herinneringen aan Meutje Jannetje en Opoe Koster" is op 28 maart 2012 geplaatst.
Recent is op de website van de Watersportvereniging Flacquee de geschiedenis van Vingerling 15 gepubliceerd, het pand waar de Kosters een tabakszaak hadden. Zie hiervoor de link: Achter het vooroverhellende geveltje; enige fragmenten uit het Koster familieboek over het Vingerling.

donderdag 21 maart 2013

Waar zijn de vissers gebleven ? (Velsen - IJmuiden)

Vertrek van vissersfamilies uit Middelharnis
Voor zijn boek "Middelharnis een eilandgemeente" heeft Dr. J. Verseput het gehele bevolkingsregister van Middelharnis 1890-1921 doorgenomen en het vertrek van vissers uit deze gemeente in kaart gebracht. Op 25 februari 2012 heb ik op dit weblog al twee stukjes over de migratie van vissers geschreven.

De visserij liep in Middelharnis op zijn eind en er dienden zich in de stad Rotterdam nieuwe bestaansmogelijkheden aan. Maar veel vissers bleven hun beroep trouw, zij gingen naar Maassluis, Vlaardingen of Velsen.

Van de 162 vissers (meest gezinnen) die tussen 1890 en 1920 vertrokken zijn er
- 80 naar Rotterdam gegaan
- 35 naar Velsen (IJmuiden)
- 13 naar Vlaardingen 
 9 naar Maassluis en nog een aantal naar andere plaatsen.

Voor een aantal gezinnen was Rotterdam een tussenstation, ze zijn uit Rotterdam naar IJmuiden verhuisd.

Nieuwediep
De haven van Nieuwediep bij Den Helder is eind achttiende eeuw aangelegd als veilige haven voor de koopvaardij en is begin negentiende eeuw ook als marinehaven gaan fungeren. Ook vissers wisten deze haven als vluchthaven te vinden en als plek om hun vooraden aan te vullen.
Nieuwediep werd vanaf de jaren 1860 een belangrijke haven voor de vissers van Middelharnis  Er ontstond hier een levendige vishandel. Door de spoorlijn naar Alkmaar (vanaf 1865) en later naar Amsterdam (1878) werden de vervoersmogelijkheden vanuit Den Helder - Nieuwediep verder verruimd.
Johannes Cornelis Slis van de redersfamilie uit Middelharnis begon in 1880 een zeevishandel samen met zijn compagnon Van Oterendorp. Ze hebben hun groothandel in 1898 naar IJmuiden verplaatst.

Vissers nemen bezit van IJmuiden
In 1876 kwam het Noordzeekanaal gereed waarmee een kortere verbinding tussen Amsterdam en de Noordzee werd gerealiseerd.  IJmuiden was een nieuwe plaats die aan de zuidkant van het kanaal is ontstaan uit een nederzetting van dijkwerkers. Het idee was dat IJmuiden "het mooiste een aantrekkelijkste toeristenoord langs de Nederlandse kust" zou worden. Men ging ervan uit dat passagiersschepen IJmuiden zouden aandoen en dat rijke toeristen hier zouden willen passagieren. Er werden hotels en restaurants gebouwd ten behoeve van deze doelgroep. Maar Amsterdam duldde geen concurrentie en er kwam een verbod op het debarkeren van passagiers. IJmuiden werd geen toeristenoord maar wel de belangrijkste vissershaven van Nederland met alle voorzieningen voor de zee,vissers waaronder veel cafés (1).

IJmuiden was de enige haven tussen Hoek van Holland en Den Helder en bood een gunstige ligplaats bij slecht weer. Eerst legden schepen uit Zandvoort en Egmond aan, al snel gevolgd door de sloepen uit Middelharnis, Pernis en Zwartewaal. In een artikel in de IJmuider Courant van 30 oktober 1926 wordt (vermoedelijk door Hendrik de Korte, het artikel is ondertekend met K.) beschreven dat de komst van de beugvissers naar IJmuiden heel bepalend is geweest voor de opkomst van IJmuiden als vissershaven.  In het Verslag van de toestand der zeevisserijen uit 1878, p. 59 lezen we dat de vissers van Middelharnis in de winter van 1877-78 IJmuiden aandeden:

Bij ijsgang in de Goeree en te Nieuwediep was de haven van IJmuiden het toevluchtsoord. De vissers konden daar veilig binnenkomen en vangst verkopen. Intussen is de vishandel daar ter plaatse nog zeer ongeregeld, zodat de kopers van elders die daarheen kwamen de vis veelal tegen lage prijs konden verlangen.


In de behoefte aan een visafslag werd het jaar erna al voorzien.
Op 25 oktober 1879 was de MD 6 Titia Jacoba met schipper Maarten van Delft het eerste schip dat haar lading zeevis verkocht op de eerste (particuliere) visafslag van IJmuiden (3).

De nieuwe haven bleek een enorme aantrekkingskracht op zeevissers van de hele Nederlandse kust uit te oefenen. Er ontstond zo'n grote toeloop van schepen dat besloten werd een aparte vissershaven aan te leggen. Deze haven is in 1896 opgeleverd en al snel daarna uitgebreid.
De factoren die IJmuiden tot een succes maakten waren de gunstige ligging ten opzichte van de visgronden en de markten, de transportmogelijkheden via het kanaal, de aanwezigheid van het Staatsvisschershavenbedrijf dat voor snelle lossing en verkoop zorgde, de spoorweg tot aan de haven, industrieterreinen met ijs- en machinefabrieken, herstelwerkplaatsen, mandenmakerijen etc in de directe omgeving, voldoende transportarbeiders, ijsvoorraden, uitgebreide relaties voor afzet van vis in binnen- en buitenland (2)


Uit onderstaand bericht blijkt dat er in 1891 drie havens waren waar de sloepen van Middelharnis vis aanbrachten: IJmuiden, Nieuwediep en Middelharnis. Vanuit Nieuwediep en IJmuiden was vervoer per spoorlijn mogelijk. Vanuit Middelharnis werd de verse vis met bunschepen naar België vervoerd.


Maas- en Scheldebode, 13 maart 1891

Verhuizing naar IJmuiden
Dat de sloepen de vis in IJmuiden brachten had economisch gezien grote voordelen. Maar het betekende wel dat de mannen tussen de winterreizen op verse vis (die tien tot veertien dagen duurden) niet steeds naar huis kwamen. Als regel kwam men maar een keer in de zes weken met de trein en de boot naar Middelharnis. Veel vissers waren gehecht aan hun geboorteplaats en gingen pas weg toen het echt niet anders kon. Een aantal gezinnen is echter al voor 1900 naar de gemeente Velsen verhuisd. Of ze woonden eerst in Rotterdam om daarna naar IJmuiden te verhuizen.

Niet iedereen die verhuisde is in IJmuiden gebleven. Het gezin van Kornelis Groen en Francina de Moeij bijvoorbeeld is in januari 1894 naar Velsen vertrokken om in oktober 1895 weer terug te keren in Middelharnis. Er is dus ook sprake geweest van retourmigratie.

IJmuiden werd op den duur door veel inwoners van oude vissersdorpen tot woonplaats gekozen. Vissersfamilies uit Nieuwediep, Volendam, Urk, Texel, Maassluis, Egmond en ook uit de zuidelijker gelegen plaatsen Pernis, Zwartewaal en Middelharnis kwamen in IJmuiden te wonen. Nieuwe inwoners  werden niet altijd geregistreerd.
Een familie uit Middelharnis, bestaande uit man, vrouw en zes kinderen, kwam met een sloep naar IJmuiden, bouwde daar in het duin een primitieve woning en meldde zich bij de ambtenaar van de burgerlijke stand. Zij leefden er vijftien jaar ongestoord om eerst in 1895 - er ging een dochter trouwen- tot de ontdekking te komen dat zij niet als bewoners van de gemeente Velsen stonden ingeschreven (3).
Bleven veel vissers aanvankelijk nog door de sterke gebondenheid met het oude milieu in de eigen plaats wonen, in de jaren '20 toen ook de woningvoorziening beter werd kwamen meer en meer bemanningsleden in IJmuiden wonen.

Een aantal familiebeschrijvingen op dit weblog eindigt met het vertrek van familieleden naar Velsen. Teunis Roodzant, Gerrit Jongejan, Hendrik Viskil, Gerrit Langbroek, Johannes de Korte en Jan Krijger  vertrokken allemaal met hun gezin naar Velsen waar de nieuwe vissershaven een grote stimulans vormde voor de visserij. 
We nemen een kijkje in Velsen rond 1930 aan de hand van een proefschrift uit die tijd, om te zien waar de Menheerse vissers terecht kwamen (1).

IJmuiden groeit
Velsen is in de negende eeuw gesticht en was oorspronkelijk een agrarische gemeente in de ongerepte duinstreek bij Amsterdam. Ook de kern Santpoort is al van oude datum. Veel rijke families uit de stad hadden hun buitenplaatsen in de omgeving van Velsen. 
Het Noordzeekanaal is tussen 1865 en 1876 gegraven; de duinstreek tussen Haarlem en Oegstgeest werd door het kanaal doorsneden. Aan de zuidkant van het kanaal ontstond een langgerekt lint van bewoning langs de spoorlijn Velsen-IJmuiden, met  IJmuiden, IJmuiden-Oost en Velserbroek als kernen. De gezinnen uit Middelharnis kwamen terecht in een 'arbeidersnederzetting op grote schaal', in de woorden van mw. van den Bergh van Eijsinga.

Ik citeer het proefschrift van mw. van den Bergh van Eijsinga (p.15)
Geen enkel park, geen plantsoen, niets dan huizen, winkels, garages, kantoren, pakhuizen; waar men komt: het type van een arbeidersnederzetting op groote schaal. IJmuiden is in het Westelijk deel een typische visscherij-centrum: groote pakhuizen, ijsfabrieken, afslagplaatsen; tussen Visschers- en Haringhaven niets dan kleine en grote bedrijven en fabrieken, die met de visscherij direct samenhangen.
Je zou veronderstellen dat de nabijheid van de duinen tegenwicht bood aan het verstedelijkt karakter voor degenen die van landschappelijk schoon hielden, maar nee: de duinen waren door de eigenaar afgesloten.
Door de bewoners werd het toch wel wat anders beleefd dan door de schrijfster van het proefschrift. De familie Andries van den Doel die vanuit Middelharnis eerst een aantal jaren in Rotterdam-Feyenoord had gewoond heeft IJmuiden als een groene oase ervaren en genoten zeer van het duingebied Breesaap (4).
IJmuiden zelf had weinig grote winkels, de inwoners waren op Haarlem georiënteerd en op IJmuiden-Oost dat een grotere winkelstand had. De verbindingen waren goed, een zijtak van de elektrische trein liep naar IJmuiden en er waren twee veerdiensten over het kanaal. De belangrijkste industrieën waren de Hoogovens aan de noordkant van het kanaal en de papierfabriek van Van Gelder.
In 1890 had IJmuiden 1583 inwoners, in 1910 was het aantal verdubbeld (3102) en in 1921 was het aantal inwoners 10.699. 
Een enorme expansie dus, zeker vergeleken met de stagnatie van de groei in Middelharnis: 4158 inwoners in 1890 en 4305 in 1920. 

Er woonden in 1889 in IJmuiden 25 vissers en in 1909 waren het er 575.
Onder invloed van de vestiging van vissersgezinnen nam het protestantse deel van de bevolking verhoudingsgewijs toe (p.83 van het proefschrift).


IJmuiden en omgeving 1933
Detail van kaart behorend bij
proefschrift van L.M. van den Bergh van  Eysinga

Beroepen
De vissers die uit de oude vissersplaatsen naar IJmuiden kwamen vonden werk in hun oude beroep, nu niet op zeilschepen maar als dekpersoneel op de moderne stoomtrawlers. Ze waren gehuwd en hadden vaak een eigen huisje, zo blijkt uit het onderzoek (p. 105). 
Het personeel in de machinekamer bestond uit arbeiders die uit de grote steden afkomstig waren. Er was dus aan boord van de trawlers een groot verschil in herkomst en in werkzaamheden onder de bemanning.
Er waren voor mannelijke familieleden die geen visser werden tal van andere mogelijkheden: vislosser of visknecht (verpakken van vis), los werkman, walbaas (3) en ook de werkgelegenheid in de handel en de middenstand nam sterk toe. Voor vrouwen was er werk in de chocolade-, zeep- of conservenfabrieken, op kantoor of in de winkel. Ik weet niet welk werk de vissersdochters gingen doen, maar er waren mogelijkheden.
Het loon lag in de visserij wat lager dan in de industrie.

Scheepsrampen en ongevallen
Ook op de IJmuider vloot voeren was en bleef het beroep van visser zeer gevaarlijk. Meer dan twintig vissers die van origine uit Middelharnis kwamen zijn omgekomen op een IJmuider vissersvaartuig, zie het bericht van 22 september 2014 op dit weblog; het zijn de bekende namen uit de families de Bloeme, van den Doel, van Dongen, Dubbeld, van Gelder, van den Hoek, de Koning, Krijger, Langbroek, Roodzant, Sala. Veel scheepsongevallen gebeurden in de Eerste Wereldoorlog of in de jaren erna als gevolg van het ontploffen van mijnen.

Connecties
Ik stel me zo voor dat de gezinnen uit Middelharnis die al in de jaren '90 van de negentiende eeuw naar IJmuiden gingen, als kwartiermakers fungeerden voor degenen die later kwamen. Het ligt voor de hand dat zij hun plaatsgenoten wegwijs maakten in IJmuiden, hielpen bij het zoeken van werk als bemanningslid of aan de wal en bij het vinden van een woning.

Een moeder berichtte haar getrouwde dochter in Middelharnis (3):
Ik heb een huisje voor je gehuurd, dus je kan naar IJmuiden komen. Maar bezint voor je begint. Denk in de eerste plaats aan je kinderen. Want neem dit van je moeder aan, in Sodom en Gomorra kan het niet erger geweest zijn dan hier bij ons
Jan Koster, tot 1896 visser in Middelharnis, begon een vishandel. Het was een succesvolle onderneming die in de loop der jaren uitgegroeid is tot een van de grootste vishandels in IJmuiden. Zie voor meer informatie het volgende bericht op dit weblog.
Gerrit Langbroek (geb. 1862) die op 5 juni 1907 naar Velsen verhuisde heeft dertig jaar bij de groothandel firma Jan Koster gewerkt.

Bakker van Es van de Westdijk in Middelharnis, schoonzoon van Jan Krijger, volgde in 1912 zijn klandizie en zijn schoonouders naar IJmuiden.



IJmuider Courant 31 dec 1931

In het boek "Het kofjekokertje en het spookschip van Middelharnis" beschrijft Cor van den Tol dat de hoofdpersoon en zijn vader tussen de reizen door bij de familie Groen in IJmuiden verbleven. Dit moet een ervaring zijn die rond de eeuwwisseling door velen gedeeld werd.

Jan Krijger Jzn. woonde al vijf jaar in IJmuiden toen hij in 1901 trouwde met Suzanna de Korte, uit Middelharnis die in 1899 naar IJmuiden verhuisd was. Ze kenden elkaar vast al van jongs af aan.  Jan Krijger Sr. en Arendje Born woonden al bijna dertig jaar in IJmuiden toen ze ter gelegenheid van hun diamanten bruiloft de bemanning van een sloep uit Middelharnis op bezoek kregen.

Zo maar wat voorbeelden van hoe Middelharnis zich in IJmuiden manifesteerde. Deze connecties waren denk ik erg belangrijk voor de oudere generatie. Noodgedwongen hadden de vissers en hun gezinnen de stap moeten nemen om de geboorteplaats te verlaten en zich te vestigen in een vreemde omgeving. Door de contacten met vroegere plaatsgenoten waren er toch nog vertrouwde mensen en vertrouwde klanken in de buurt. Ze bleven Menheersenaars.

Voor de jongere generatie gold dit alles niet. Zij vonden al gauw huwelijkspartners buiten de eigen kring en zullen zich meer IJmuidenaars dan Menheersenaars gevoeld hebben.


1. Conny Braam. De onweerstaanbare bastaard. 2002. nawoord p. 345-351.
Onderdeel van haar romantrilogie over IJmuiden. De woede van Abraham verscheen in 2000 en Het schandaal in 2004.
2. L.M. van den Bergh van Eysinga. Bijdrage tot de Sociaal-Geographische Kennis der Gemeente Velsen. Utrecht, 1933. Proefschrift. p.101,102.
3. C. van Es. Bles voor de kop. Geschiedenis en volksleven van IJmuiden.67, 85, 86. Onder de walbazen vinden we de namen Langbroek en Jongejan, 130.
4. Mededeling van de heer P.L. Koster Haarlem

Met dank aan Piet Koster Eindhoven voor gegevens over de familie Koster.


dinsdag 19 maart 2013

Jan Krijger (1839-1925) en Arendje Born (1839-1929)

Op 23 april 1923 stapte wethouder Dunnebier van de gemeente Velsen het huisje van Jan Krijger en Arendje Born binnen om het paar te feliciteren met hun zestigjarig huwelijk. Dit was nog maar een van de hoogtepunten in de reeks van festiviteiten die waren georganiseerd voor het diamanten bruidspaar. Hieronder het uitgebreide verslag uit de IJmuider Courant van 25 april 1923.
De dag werd opgeluisterd met een eerbetoon door de sloep Oranje Nassau uit Middelharnis, de plaats waar het echtpaar vandaan kwam en waar ze in 1863 getrouwd waren. De volledige bemanning kwam bij het echtpaar op bezoek. De sloep moest helaas op het laatste moment de vlag halfstok hijsen toen het bericht gekomen was dat reder Cornelis Kolff (1860-1923) overleden was. Het was een van de laatste reizen van deze sloep want op 22 september 1923 meldde de IJmuider Courant dat de Oranje Nassau uit de vaart genomen was, waarmee een definitief einde kwam aan de beugvisserij vanuit Middelharnis.


IJmuider Courant 25 april 1923

Jan Krijger
Jan is een zoon van Pieter Krijger, visser, en Maartje Beket. Hij is geboren op 12 september 1839 in Middelharnis. Hij is al op zijn negende jaar op de beugvisserij gaan werken, dat was dus ca. 1848. In die tijd heeft hij gevaren op de sloep Kleine Maria van reder Kolff.
Zijn vader Pieter Krijger (1819-1870) overleed op 19 januari 1870 (akte 43,1870) aan boord van de sloep Noord Over.  Pieter is geboren op 13 september 1819. Hij was vijftig jaar toen hij overleed. Wat de doodsoorzaak was is niet bekend.

Huwelijk en kinderen
Jan en Arendje zijn op 23 mei 1863 in Sommelsdijk getrouwd, allebei 23 en 24 jaar oud. Arendje was dienstbode. Ze hadden vier jaar gespaard om te kunnen trouwen, vertelde ze in 1923. De vader van Arendje was Maarten Born, arbeider, haar moeder was Dina de Jonge.
Zes zonen van Jan en Arendje bereikten de volwassen leeftijd: Pieter (1864), Maarten (1866), Adrianus (1871), Dirk (1873), Jan (1876), Job (1881). Dochter Dina Wilhelmina is in 1868 geboren.
Een zoon Job en een dochter Dina Wilhelmina zijn kort na de geboorte overleden.

Vertrek naar Velsen - IJmuiden
Op 25 maart 1896 is het gezin naar de gemeente Velsen verhuisd. Jan Krijger was toen 56 jaar oud. Jan heeft kennelijk niet lang meer als visser gewerkt. In 1899 was hij arbeider van beroep en in 1904 koopman. De verhuizing naar Velsen bood vooral de zonen uit het gezin toekomstperspectief ,doordat de visserijsector hier tot grote bloei kwam, dankzij de nieuw aangelegde vissershaven van IJmuiden



Gezicht op de visserhaven van IJmuiden in 1901
uit: Beeldbank Noord-Hollands Archief


Huwelijk van de kinderen
Dina Wilhelmina trouwde in  februari 1889 in Middelharnis met Willem Johannis van Es uit Dirksland. Dit gezin met zeven kinderen heeft tot 17 mei 1912 in Middelharnis gewoond. Van Es was broodbakker op de Westdijk. Hij heeft zijn beroep in IJmuiden voortgezet.

Pieter en Maarten waren nog voor de verhuizing in 1887 in Middelharnis getrouwd. Zij verhuisden wel mee naar Velsen waar Maarten in 1899 hertrouwde met een dochter van een smid uit Amsterdam omdat zijn vrouw Jannetje Gebuis in 1895 overleden was.
De bruid van Jan Krijger die in 1901 trouwde was de 22-jarige Suzanna de Korte, geboren in Middelharnis, dochter van Johannis de Korte en Neeltje de Waard (zie tekst op dit weblog van 19 februari 2012). Dit gezin was in 1899 in IJmuiden komen wonen.
Adrianus  was stuurman en trouwde in 1904 , Job was zeeman en trouwde ook in 1904. Hun partners kwamen uit Terschelling en Anna Paulowna. Dirk was varensgezel, wachtman in de haven en later cafébaas (bierhuishouder) in de Bloemstraat, trouwde in 1908 met een Gijsbertha Engelhart uit Velsen.

Oudedag
In 1923 waren Jan en Arendje 83 en 84. Ze kregen elk fl. 2,50 ouderdomsrente per week. Ook de vijf gehuwde kinderen en 46 kleinkinderen steunden hun (groot)ouders. Hun woning Neptunusstraat 10  waar ze vanaf het begin woonden wordt omschreven als een poppenhuisje  dat "kraak- en kraakzindelijk" is.
Twee jaar na het feest, op 20 juni 1925, is Jan overleden. Hij was 85 jaar oud.
Arendje is heel oud geworden, op 14 augustus 1929 overleed ze op negentigjarige leeftijd.

Scheepsramp van 1920 met de Bruinvisch IJmuiden: Jan Krijger omgekomen.
Zoon Jan Krijger (1876-1920) was schipper op de stoomtrawler de Bruinvisch IJM 69 die op of na 25 september 1920 met man en muis is vergaan. Hij is geboren op 25 juni 1876 in Middelharnis. Hij was 44 jaar.

IJmuider Courant 20 oktober 1920
Familieleden op zee gebleven
We zagen al dat de vader van Jan Krijger op zee overleden is in 1870. Zoon Jan kwam in 1920 om. 
In de vierde generatie viel ook een slachtoffer: kleinzoon Jan Krijger (1891-1928 ). Hij was een zoon van Pieter Krijger en Kommertje van Groningen, geboren op 26 januari 1891, 37 jaar toen hij omkwam. Hij trouwde in Velsen op 21 juni 1923 met Keetje Pronk geboren in Den Haag (Scheveningen). Zij kregen drie kinderen: Cornelis (1925-1941), Jan (1926) en Kommer (1929-1996), geboren op 21 januari 1929, bijna twee maanden na het verongelukken van zijn vader. Jan was bemanningslid van de stoomtrawler IJM 58 Amplitudo. Op 15 november 1928 vertrok de Amplitudo uit IJmuiden ter visvangst en werd de 27e terugverwacht. De Raad voor de Scheepvaart nam in zijn uitspraak van 23 februari 1929 aan dat de Amplitudo in de nacht van 23 op 24 november 1928 is vergaan en dat de ramp verband hield met de hevige storm uit het westen die die nacht heeft gewoed. Alle elf bemanningsleden zijn omgekomen.
Salomon Krijger (1863-1915 ) , geboren op 3 april 1863, was een veel jongere broer van Jan Krijger. Salomon is in Middelharnis met Adriaantje Koert (1862-1927) gehuwd. Het gezin is naar Maassluis verhuisd. Vier van de vijf kinderen uit dit gezin zijn jong overleden. Salomon was onder meer kok op een stoomtrawler (1). Op de overlijdensakte van Adriaantje uit 1927 (Velsen, akte 86) staat vermeld "verblijfplaats van Salomon Krijger is onbekend en men weet niet of hij nog in leven is".
Salomon Krijger was kok op de stoomtrawler IJM 215 Letty die op of na 4 juni 1915 is vergaan. De trawler is het laatst gezien bij Doggersbank op 4 juni en is daarna hoogstwaarschijnlijk op een mijn gelopen. Salomon was 52 jaar toen hij overleed, zijn woonplaats was Maassluis. Hij liet een vrouw en een kind achter (2).

1. Gegevens over gezin Salomon Krijger in genealogische databank Maassluis.
2. Jaarverslag Visscherijinspectie 1915.

vrijdag 15 maart 2013

Gerrit van Dongen (1797-1884) en Josina Jordaan (1802-1863)

Ouders, broers en zussen
Gerrit van Dongen is een zoon van Johannis Antonsz van Dongen en Elisabeth Arensdr Hotting. Johannis is op 31 oktober 1762 in Raamsdonk geboren. Hij is op 12 juni 1785 in Middelharnis met Elisabeth Hotting getrouwd, dochter van Aren Gerritszn Hotting en Aaltje Ariens Gouwman. Hotting was in de achttiende eeuw een bekende vissersfamilie in Middelharnis. Johannis was de eerste Van Dongen die naar Middelharnis kwam. Het waren binnenschippers en in de negentiende eeuw ook vissers. De familie heeft zich in deze eeuw zeer uitgebreid, het bevolkingsregister 1890-1921 kent vele pagina's met vissers die Van Dongen heten. Johannis van Dongen en Elisabeth Hotting hadden zes kinderen: Anthonij (30 november 1785), Japserina (1787), Aren (1790), Hendrika (1792), Johanna (1794) en Gerrit (1797).
Johannis van Dongen is in november 1798 in het Spui verdronken, zo blijkt uit de huwelijksakte van Gerrit en Josina.
Anthonij is in 1815  met Maatje Blok getrouwd. Aren trouwde op 15 april 1814 met Jacoba Forendina de Windt (naaister). Zij is in 1815 overleden na de bevalling van een eveneens overleden tweeling, waarna Aren in 1818 met Tannetje van Gelder is getrouwd (een zus van Lena en Huibertje, zie bericht van 28 maart 2012 over Gijsbert Jongejan).
Aren en Tannetje kregen veertien kinderen waarvan er elf voor hun derde levensjaar overleden. Johannis, Frans en Maria hebben de kindertijd overleefd, ze trouwden resp. met Jannetje de Bloeme, Geertje den Buizer en Jan Joosse. Aren van Dongen was schipper. Hij is op 11 oktober 1836 op 46-jarige leeftijd verdronken doordat zijn boeijer op het Haringvliet omsloeg (akte 78, 1836). 

Huwelijk en kinderen
Josina Jordaan en Gerrit van Dongen trouwden op 4 mei 1822 in Middelharnis, zij was 19 en hij 24 jaar oud. Gerrit was arbeider van beroep.
Kinderen (soms aangegeven onder de naam Van Donge):
Johannis werd geboren op 13 oktober 1822, Leendert van 1824 is op driejarige leeftijd overleden, Anthonij is van november 1825. Dochter Bastiaantje werd in 1828 geboren en Elisabeth in 1830. De zonen Leendert, Gerrit en Cornelis zijn van 1832, 1835 en 1836. Gerrit heeft maar twee maanden geleefd. Vier zoons en twee dochters hebben de volwassen leeftijd bereikt.

Huwelijk van de kinderen
De oudste zoon Johannis trouwde als eerste in 1843 met Leentje Koppelmans uit Sommelsdijk, na het overlijden van Leentje trouwde hij in 1868 met Adriana de Reus die al twee keer weduwe was geworden. Adriana was de weduwe van de broer van Johannes, Leendert.
Anthonij (ook gespeld als Anthony) trouwde in 1851 met Aartje de Koning uit Middelharnis.
Leendert is in 1859 met Adriana de Reus uit Sommelsdijk getrouwd en Cornelis in 1860 met Maatje Troost geboren in Goedereede.
Bastiaantje trouwde op 37-jarige leeftijd in 1854 met Jacob van der Kroon uit Oude-Tonge en Elisabeth in 1856 met Leendert de Ruiter uit Sommelsdijk.
Anthonij trouwde als enige met een vissersdochter. De meeste kinderen van Gerrit van Dongen en Josina Jordaan trouwden buiten de vissersgemeenschap van Middelharnis met partners uit andere plaatsen.
Johannis werd evenals zijn vader arbeider, de drie andere zonen werden visser.

De scheepsramp met de Eben Haëzer van 1863; drie zonen en een neef omgekomen.
In de nacht van 3 op 4 december 1863 zijn in een hevige storm veel visserssloepen vergaan waaronder twee sloepen uit Middelharnis: de sloep Eben Haëzer en de sloep Vrouwe Aplonia. Hierbij kwamen 26 bemanningsleden om het leven. Het waren sloepen van reder Slis.
Op de Eben Haëzer was Bastiaan Dubbeld de schipper.
De familie Van Dongen werd zeer zwaar getroffen. Aan boord waren de drie broers Anthonij van Dongen (1825-1863) van 38 jaar, Leendert van Dongen (1832-1863) van 31 en Cornelis van Dongen (1835-1863) van 28.
Bij deze ramp is nog een Anthonij van Dongen (1837-1863) verdronken. Hij was 26 jaar, een kleinzoon van de bovenvermelde Anthonij die met Maatje Blok getrouwd was, zoon van Johannis van Dongen en Teuntje Dubbeld. De vrouw van Anthonij heette Trijntje Dupree.

Nabestaanden
Moeder Josina Jordaan heeft deze ramp niet mee hoeven maken, ze was een paar weken ervoor op 26 oktober 1863 op 61-jarige leeftijd overleden. Vader Gerrit van Dongen is heel oud geworden: in 1884 overleden, 87 jaar.

- De weduwe van Anthonij, Aartje de Koning, is niet hertrouwd, ze verdiende de kost als naaister. In 1919 is ze overleden, 92 jaar oud. Ze had drie dochters waarvan er twee, Josina en Maatje in 1879 getrouwd zijn. Dochter Christina bleef ongehuwd en woonde samen met haar moeder op het adres Voorstraat A212. Ze is in 1942 overleden.
- De weduwe van Leendert , Adriana de Reus, is in 1868 met haar zwager Johannis van Dongen hertrouwd.
- De weduwe van Cornelis, Maatje Troost, is in 1866 hertrouwd met Cornelis van Weezel.
- Ook neef Anthonij was gehuwd. Zijn weduwe, Trijntje Duprée, was dienstbode en is in 1867 hertrouwd met Teunis Jordaan.

Meer familieleden op zee gebleven
Op 21 januari 1882 is Johannis van Dongen (1825-1882), 56 jaar, overboord gevallen en op de Noordzee verdronken. Hij was aan boord van de sloep Emma en Anna, de MD 17 van reder Kolff (1). Zijn ouders waren de Aren(d) van Dongen en Tannetje van Gelder, zie boven. Hij was dus een neef van de drie broers Van Dongen die in 1863 zijn verdronken. Johannis was getrouwd met Jannetje de Bloeme. Ze hadden vier kinderen. Aagje uit 1865 is in 1866 overleden. Aren uit 1853 is in 1878 getrouwd met Neeltje van der Stolpe en Elizabeth uit 1857 is in 1877 met Marinus Cornelis van Dalen getrouwd. Alleen Frans van Dongen, geboren in 1864 was in 1882 nog thuis. Hij trouwde in 1888 met Maartje Koster en is naar Rotterdam verhuisd.


rechts Jannetje de Bloeme (1826-1906),
weduwe van Johannis van Dongen (1825-1882)
links dochter Elizabeth van Dongen (1857-1942)
rouwdracht, Jannetje draagt een zg. keuvelhoed



In december 1895 is de Zeemanshoop met man en muis vergaan. Aan boord was ook Anthonij van Dongen (1875-1895). Hij is een zoon van Hubertus van Dongen en Jannetje Krijger, kleinzoon van Johannis van Dongen en Teuntje Dubbeld. Achterkleinzoon van de bovenvermelde Anthonij van Dongen, gehuwd met Maatje Blok. Anthonij was twintig jaar en ongehuwd toen hij is verdronken.
Op 17 januari 1912 is de  MD 3 Anna met volledige bemanning vergaan. Dit was de laatste scheepsramp die de vloot van Middelharnis trof alvorens de visserij volledig teloor ging.
Onder de slachtoffers twee leden van de familie Van Dongen.
Jakob van Dongen (1850-1912) was het oudste bemanningslid aan boord. De vader van Jakob is de oudste zoon van Gerrit van Dongen, Johannis. Johannis, gehuwd met Lena Koppelmans, was de enige van de vier broers die niet naar zee ging. Zijn zoon Jakob is dus wel visser geworden. Jakob was in 1870 gehuwd met Bartalina de Ruiter (1849-1915) en lid van de gereformeerde kerk.Het leven van Bartalina is beschreven in het boek over de MD3 (4).
Ook de zoon van Jakob en Bartalina, hij heette ook Johannis van Dongen (1877-1912) is bij de scheepsramp van 1912 omgekomen. Hij was in 1903 gehuwd met Teuntje van Dongen (1877-1950). Hun jongste zoon Willem was nog maar net geboren (29 juli 1911). Nel Slegers-van Dongen, een dochter van Johannis, beschrijft de dagen rond de scheepsramp. Het leven van Teuntje is beschreven in het boek over de MD3 (4)

In de familie Van Dongen vielen tijdens de Eerste Wereldoorlog twee slachtoffers.
Aan boord van IJM 285 Juno die op 2 juli 1918 met man en muis is vergaan was Willem van Dongen (1875-1918). Hij is geboren op 21 juli 1875 in Middelharnis en is ook een zoon van Jakob van Dongen en Bartalina de Ruiter. Een oudere broer dus van de bovenvermelde Johannis. De Juno is waarschijnlijk door ontploffing van een of meer mijnen vergaan (2).
Willem van Dongen woonde in Rotterdam. Hij was op 2 juni 1899 in Middelharnis gehuwd met Jannetje Buth (1875-  ) uit Sommelsdijk. Ze zijn rond 1900 naar Rotterdam vertrokken waar de acht kinderen geboren zijn. Willem was 42 jaar toen hij omgekomen is.

Willem van Dongen (1875-1918) met Elizabeth (1902) en Jacob (1901) 
Rotterdam, ca. 1905. Foto afkomstig van Leonard Wubs
                             

Aan boord van de IJm 301 Hendrik Willem die op 12 maart 1919 is vergaan was Sijbrand van Dongen (1889-1919). Hij is geboren op 15 februari 1889 in Middelharnis, zoon van Gerrit van Dongen en Jannetje de Koning. Zijn grootouders zijn Johannis van Dongen en Lena Koppelmans. Hij was op 21 november 1913 getrouwd met Wilhelmina Jacoba de Ruiter uit Sommelsdijk. Ze zijn in Rotterdam gaan wonen. Toen Sijbrand op dertigjarige leeftijd omkwam hadden ze één kind (3).

Bronnen:
De namen van drie omgekomen broers staan vermeld in de Nederlansche Staatscourant van 17 februari 1865, 9 oktober 1866 en 26 mei 1868. Voor Anthonij van Dongen Jzn. zie 2e huwelijk weduwe Trijntje Dupree, Middelharnis huw. akte 13 1867.
Bemanningsleden MD 4 via bevolkingsregister 1890-1920 Middelharnis.
1. Overlijdensakte 1882 Middelharnis, nummer 10. Het overlijden is op 24 januari 1882 aangegeven door Bastiaan van Gelder, 30 jaar en Pieter de Bloeme, eveneens 30 jaar. Allebei vissers.
Gerrit Jongejan, mijn overgrootvader, was de schipper. Zie tekst van 5 februari 2012.
2. Jaarverslag Visscherij-inspectie 1918, deel 2, bijlage 2.
3. idem 1919, deel 2, bijlage 2.
4. Fons Grasveld. Het lot van de MD3 Anna. Met medewerking van Jan van de Voort.. Hilversum 2014, 112. en 128,129. Met foto's van Jakob en Johannis van Dongen op p.112 en 114
En: Eilanden-nieuws, 14 november 1980.

Met dank aan mw. J. van den Berg-Witvliet voor aanvullende gegevens en de foto van haar betovergrootmoeder Jannetje de Bloeme.


maandag 11 maart 2013

Abraham van Eck (1834-1867) en Sara Schoonejongen (1833-1894)

Ouders
Abraham van Eck is op 5 september 1834 geboren, zoon van Pieter van Eck, visser, en Maartje van der Waal. 
Abraham was de enige zoon. Hij had twee oudere zussen. Lena was naaister en trouwde in 1839 met Johannis de Waardt, visser. Johannis is in 1863 verdronken toen de Antwerpse sloep Josephine verging.  Johanna was ook naaister en trouwde in 1841 met Cornelis Spuij, een visser uit Pernis.
Pieter van Eck is in 1842 overleden; Maartje van der Waal in 1873.

Sara Schoonejongen geboren op 20 augustus 1833 is een dochter van Pieter Schoonejongen, vleeschhouwer, geb. 1799 en Cornelia Jongejan. 
Schoonejongen was indertijd een bekende familie in Middelharnis met beroepen als slager, handelaar, koetsier en herbergier.
Cornelia Jongejan geb.1802 was een dochter van Cornelis Jongejan, een oudere broer van Arie Pietersz. Jongejan (zie tekst op dit weblog van 31 januari 2012 over de oorsprong van de familie Jongejan in Middelharnis) en Lena Tibout. Ze trouwde op haar zeventiende in 1819, haar beide ouders waren toen al overleden.
Pieter Schoonejongen is op 10 mei 1853 overleden. Zoon Caspert Cornelis Schoonejongen is kort daarna op 25 mei 1853 in Rotterdam getrouwd. Cornelia is op 13 augustus 1853 ook naar Rotterdam is vertrokken. Hier is ze in 1890 overleden.

Huwelijk en kinderen
Abraham van Eck en Sara Schoonejongen zijn op 16 november 1857 getrouwd, ze waren 23 en 24 jaar oud. Sara was dienstbode en Abraham visser. Op 15 januari 1863 werd de tweeling Kaspert Cornelis en Pieter geboren. Kaspert Cornelis is binnen een maand overleden en Pieter in november van dat jaar (in Rotterdam). In 1864 is weer een zoon Pieter geboren; hij is in oktober 1866 overleden, een half jaar nadat zijn broer Kasper Cornelis geboren is (10 april 1866). Kasper Cornelis is op 11 mei 1868 in Rotterdam overleden.Geen van de kinderen van Abraham en Sara is ouder dan twee jaar geworden.

De scheepsramp met de sloep Wisselvalligheid; overlijden van Abraham
Abraham van Eck was de schipper van de sloep Wisselvalligheid die van 16 op 17 januari 1867 onder de  Nederlandse kust overvaren is. De gehele bemanning van twaalf koppen is hierbij omgekomen. Abraham is al op jonge leeftijd schipper bij reder Slis geworden; hij was 32 jaar ten tijde van de ramp.
Voor de nabestaanden werd een inzameling gehouden op initiatief van de reder.
In de Nieuwe Rotterdamsche Courant van 25 maart 1867 werd een oproep geplaatst.
zoek in kranten kb.nl op Wisselvalligheid Middelharnis).



De nabestaanden
Sara Schoonejongen was 33 jaar toen haar man om het leven kwam. Ze is een half jaar na de scheepsramp op 4 juli 1867 met haar zoon Kasper Cornelis van Eck van een jaar oud naar Rotterdam vertrokken, waar haar moeder en een broer van haar al woonden. Haar enige zoon overleed in mei 1868.
Met de ingezamelde gelden kon alleen de eerste nood gelenigd worden. Hoe Sara daarna in haar levensonderhoud voorzag weet ik niet, ze is niet hertrouwd.  In 1894 is Sara Schoonejongen op zestigjarige leeftijd in Rotterdam overleden.



Op de website van Cor Koene meer gegevens over de familie Schoonejongen nr.107 en nr.173

woensdag 6 maart 2013

Jan Nieuwenhuijzen (1724-1806) en Martinus Nieuwenhuijzen (1759-1793)

Jan Nieuwenhuijzen was van 1758 tot 1763 leraar van de Mennonieten, de Doopsgezinde gemeente in Middelharnis. Het kerkgebouw tevens woonhuis zag eruit als een boerenschuur en stond aan het begin van de Steeneweg. In 1798 waren er nog maar 6 leden; in 1805 werd het gebouw verkocht (zie ook tekst op de weblog van 31 januari 2012).
Tot 1969 is het gebouw als landbouwschuur in gebruik geweest en vervolgens afgebroken.

De Mennistenkerk aan de Steeneweg in Middelharnis
foto Archief Goeree-Overflakkee, met dank aan Jan Both

Zoon Martinus Nieuwenhuijzen is hier op 9 december 1759 geboren. In 1763 vertrok het gezin naar Aardenburg waar een iets grotere doopsgezinde gemeente bestond. Martinus zat daar o.a. bij de latere dichteres PetronellaMoens (er is zelfs een speciaal tijdschrift over haar) in de klas en hij werd al jong voorzanger in de kerk van zijn vader. Martinus heeft dus maar kort in Middelharnis gewoond.

De Maatschappij tot Nut van 't Algemeen werd in 1784 opgericht op initiatief van Jan Nieuwenhuijzen, zijn zoon Martinus was mede oprichter. 
In 1810 kwam het departement Middelharnis-Sommelsdijk tot stand. In het gedenkschrift van dit departement beschrijft K. Vos hoe de jaren die Jan in Middelharnis doorbracht hem gevormd hebben.
omdat hij hier heeft verkeerd met kleine luyden, wier nooden en behoeften in later tijd hem zouden dringen tot het uitdenken van zijn Maatschappij. ... hier te Middelharnis heeft hij kennis gekregen van deerlijke onkunde en bittere armoede; hier zijn in zijn hoofd en hart de eerste denkbeelden gerezen...




Zie voor de geschiedenis van het Nut en de verdiensten van Jan en Martinus de website van de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen.

Gerrit Brender à Brandis. 'Lijkrede op Martinus Nieuwenhuijzen, medeoprichter en secretaris der Maatschappij tot Nut van 't Algemeen'. Amsterdam, 1793.
Martinus Nieuwenhuijzen 1760-1793

Zie ook:
K.Vos.Gedenkschrift ter gelegenheid van het honderdjarig bestaan van het departement Middelharnis-Sommelsdijk der maatschappij tot nut van 't algemeen uit aantn. van Jan van Schouwen Cz. . Middelharnis, 1910. p. 6-7




Maarten Langbroek (1826-1863) en Maria Jongejan (1827-1902)

Ouders, broers en zussen
Maarten Langbroek is een zoon van Cornelis Langbroek en Neeltje Hotting. Hij is geboren op 5 september 1826.
Maarten had alleen broers: Jeroen uit 1814, Gerrit uit 1816, Geleijn uit 1817 en Leendert Jan uit 1830.  Hendrik en Leendert zijn jong overleden.
Vader Cornelis en de zoons Jeroen, Gerrit, Geleijn en Maarten waren allemaal visser-stuurman. 
Leendert Jan trouwde in 1857 met Lientje Jongejan (1834-1861)een dochter van Gerrit Jongejan en Trijntje Duprée. Zie het bericht op dit weblog van 21 april 2012. 
Maria Jongejan, de vrouw van Maarten, is een zus van Lientje.

Huwelijk en kinderen
Maarten en Maria zijn op 2 mei 1850 getrouwd, ze waren allebei 23 jaar oud. De ouders van Maria waren toen al overleden. Maarten was op jonge leeftijd, al ten tijde van zijn huwelijk,  visser-stuurman. Op 14 juli 1851 is Neeltje geboren. In 1857 is Trijntje geboren, zij heeft maar twee maanden geleefd. In 1858 is weer een Trijntje geboren, in 1860 Cornelia en op 28 januari 1862 Gerrit.

Scheepsramp 1863 met de Vrouwe Aplonia; overlijden van Maarten en zijn neef Arend
In de nacht van 3 op 4 december 1863 woedde er een hevige storm op de Noordzee die de ondergang van tal van vissersschepen heeft veroorzaakt, waaronder de Eben Haëzer en Vrouwe Aplonia uit Middelharnis, allebei sloepen van reder Slis. 26 bemanningsleden verloren het leven.Maarten Langbroek was de schipper van de Vrouwe Aplonia.
In die jaren is ook een jongen Arend Langbroek (1845-1863) omgekomen, een zoon van Gerrit Langbroek en Magdalena Breeman (1). Het is zeer waarschijnlijk dat hij aan boord was bij zijn oom.

Nabestaanden
Maria Jongejan bleef achter met vier kinderen waarvan de oudste twaalf en de jongste bijna twee jaar was. Ze is een winkeltje begonnen aan het Vingerling om in haar levensonderhoud te voorzien. Dat was op het adres Vingerling C 15 . Later trokken dochter Neeltje, schoonzoon Kornelis Rooij en zwager Leendert Jan Langbroek bij haar in.
- Neeltje is in 27 oktober 1876 getrouwd met Kornelis Rooij, visser. Ze hadden geen kinderen.
- Trijntje is  11 mei 1881 met Simon de Ruiter getrouwd. Simon was schipper op de sloep Ulbo van Kolff, en ze woonden in de Vissersstraat. Op  30 november 1900 is het gezin (vier zoons en een dochter) naar Rotterdam verhuisd waarna Simon vanuit Vlaardingen voer.
- Gerrit werd visser en trouwde met Dana Oosters, 20 jaar uit Sommelsdijk 15 oktober 1886. Dit gezin (drie zoons, twee dochters) is op 5 juni 1907 naar Velsen verhuisd. Ze woonden in de Carolinestraat 7 in IJmuiden. Op 16 oktober 1936 besteedde de IJmuider Courant aandacht aan het vijftigjarig huwelijk van Gerrit en Dana. Gerrit werkte toen nog steeds, hij was al dertig jaar in dienst bij de firma Jan Koster die ook uit Middelharnis kwam.
- Cornelia trouwde op 18 mei1888 met Frans van der Vlugt geboren in Dirksland. Frans was arbeider. Ze hadden een dochter (Riekje). Cornelia  Langbroek is in 1921 in Sommelsdijk overleden.


1. Arend Langbroek en Maarten Langbroek zijn beiden ambtshalve uitgeschreven uit het bevolkingsregister. Bij het huwelijk van Neeltje, huwelijksakte  Middelharnis nr. 28 van 1876, is een verklaring overlegd waaruit blijkt dat Maarten aan boord was van de Vrouwe Aplonia

zondag 3 maart 2013

Cornelis Vogelaar (1814-1863) en Rachel van Eck (1820-1894)

Ouders
Cornelis Vogelaar is op 14 januari 1814 geboren, zoon van Cornelis Vogelaar en Geertje Knape. Vader Cornelis was visser, hij kwam uit een familie die in de achttiende eeuw in Middelharnis meer vissers voortbracht.
Rachel van Eck was een dochter van Simon van Eck die arbeider was en Bastiana van Eck. Rachel is geboren in Stad aan 't Haringvliet maar woonde ten tijde van haar huwelijk in Sommelsdijk. Ze was naaister van beroep.

Huwelijk en kinderen
Cornelis Vogelaar en Rachel van Eck trouwden op 30 november 1841 in Sommelsdijk, ze waren 27 en 20 jaar oud.
Kort na het huwelijk op 10 januari 1842,werd zoon Krijn Cornelis geboren, in 1843 volgde Simon, in 1846 Cornelis, in 1851 Florus Kornelis, in 1855 Bastiana, in 1858 Geerit en in 1862 Maatje.
Vergeleken met andere gezinnen in Middelharnis in deze tijd is het uitzonderlijk dat er in dit gezin geen zuigelingen of jonge kinderen zijn overleden en ook is het bijzonder dat de cholera in 1849 en in 1855 aan het gezin van Cornelis en Rachel voorbij is gegaan.
In 1863 sloeg het noodlot echter toe.

Overlijden van Cornelis; de scheepsramp met de sloep Josephine 1863
In de nacht van 3 op 4 december 1863 woedde in het Noordzeegebied een verschrikkelijke storm die de ondergang van veel vissersschepen heeft veroorzaakt. Twee sloepen uit Middelharnis, de Vrouwe Aplonia en de Eben Haëzer vergingen met elk dertien bemanningsleden aan boord. Later bleek dat nog twee vissers uit Middelharnis die tot de bemanning van de Antwerpse sloep Josephine hoorden waren verdronken, hun namen zijn Cornelis Vogelaar (1) en Johannis de Waard (2). De stuurman heette J. Francke (Handelsblad van Antwerpen, 29 december 1863).


Antwerpse sloep Josephine
schilderij van C.L. Weyts, 1855
collectie MAS nr. AS.1929.007.002
link naar de afbeelding MAS


De Middelharnisse vissers stonden bekend als uitstekende vaklui gespecialiseerd in de beugvisserij op o.a. kabeljauw, een teelt die in deze jaren winstgevend was. Ik vermoed dat de beide ervaren matrozen van 49 en 48 jaar oud op de Belgische sloep werkten om hun kennis en kunde op de Belgen over te brengen.

Overlijden van Krijn Cornelis en Florus Kornelis; de scheepsramp met de sloep Wisselvalligheid 1867
In de nacht van 16 op 17 januari 1867 is de sloep Wisselvalligheid van reder P.L. Slis uit Middelharnis, schipper Abraham van Eck, door een aanvaring onder de Nederlandse kust vergaan. Aan boord de oudste zoon van Cornelis en Rachel, Krijn Cornelis Vogelaar (1842-1867), 25 jaar oud (3). Ook zijn jongere broer Florus Kornelis Vogelaar (1851-1867) op vijftienjarige leeftijd bij deze ramp omgekomen (4). Hij is geboren 16 juli 1851.
In de oproep in de kranten om geld in te zamelen is namelijk sprake van een weduwe die haar man verloor bij een vorige scheepsramp en twee zonen bij deze ramp.

Weduwe Rachel van Eck
Rachel bleef in 1863 met zeven kinderen achter waarvan de jongste één jaar was en de oudste 21. Hoe ze de eerste jaren na de dood van Cornelis in haar levensonderhoud voorzag is niet bekend, de oudste zoons hebben haar vermoedelijk ondersteund en mogelijk kon ze als naaister zelf wat verdienen. Na de ramp met de Wisselvalligheid waren twee zoons haar ontvallen en kwam de zorg voor het gezin op de zoons Cornelis en Simon neer.
Rachel is in januari 1871 toen ze vijftig jaar oud was hertrouwd met de weduwnaar Bastiaan van der Meijde. Bastiaan overleed in 1888. Daarna is Rachel bij haar dochter Maatje die in 1885 gehuwd was met Jan Cornelis Visser in huis gekomen. Ze is in 1891 met het Maatje en haar gezin naar Rotterdam verhuisd waar ze in 1894 overleden is.

Krijn Cornelis Vogelaar (1842-1867) en Pietertje Brijs (1840-1921)
De oudste zoon van Cornelis en Rachel trouwde op 26 november 1864, een jaar na het overlijden van zijn vader, met Pietertje Brijs (Bris), een dochter van een schippersknecht uit Middelharnis. Haar ouders waren Adrianus Brijs en Cornelia Anna Troelja. Ze waren 22 en 24 jaar oud toen ze trouwden.
Op 2 juli 1866 werd Adrianus Kornelis geboren, in hetzelfde jaar als mijn grootouders Jongejan-de Moei. Hij was nog maar een half jaar oud toen zijn vader omgekomen is bij de ramp met de sloep Wisselvalligheid.



Krijn Cornelis Vogelaar (1842 -1867)
Scan uit het boek: C. Hameeteman, Middelharnis
een eeuw in foto's en herinneringen

Pietertje Brijs was 81 jaar oud toen ze in 1921 overleed. Ze is nooit hertrouwd. De eerste jaren kreeg ze van reder Slis ongeveer 1,50 per week, daarna heeft hij de weduwen van de bemanning van de Wisselvalligheid bij het Burgerlijk Armbestuur aanbevolen (5).
Ze heeft o.a. aan de Voorstraat gewoond en had geen beroep. Het bijschrift bij onderstaande foto vermeldt dat  Pietertje in een van de Weistraatjes woonde en dat ze lange tijd een eenzaam bestaan heeft geleid. Op latere leeftijd is ze bij haar broer Sijbrand (hij was visser) ingetrokken.



Pietertje Brijs (1840-1921)
Scan uit het boek: C. Hameeteman, Middelharnis
een eeuw in foto's en herinneringen

Adrianus Kornelis is geen visser maar schoenmaker en later koopman geworden. Hij noemde zijn oudste zonen Cornelis en Krijn Cornelis. In 1948 is hij in Middelharnis overleden

Huwelijken en vertrek uit Middelharnis.
Behalve Krijn Cornelis en Florus Kornelis werden ook Simon en Cornelis visser. De beide dochters trouwden met een visser.
Simon trouwde in april 1871 met Elizabeth Born, een dochter van een bouwknecht. Scheepsreder P.L. Slis was getuige bij het huwelijk. Het gezin was Christelijk Gereformeerd, alleen Simon bleef Nederlands Hervormd. Simon en zijn gezin zijn in 1894 naar Rotterdam verhuisd.
Cornelis trouwde met Annetje van den Nieuwendijk, een vissersdochter. Arendje van den Nieuwendijk gehuwd met Jacob Jongejan (zie tekst van 11 februari 2012 op dit weblog) was een zus van haar. Ze hebben kort in Maassluis gewoond waar de oudste zoon Cornelis is geboren. Van 1880 tot 1894 was Cornelis visser in Middelharnis, in de winter van 1881/82 was hij schipper op de Hellevoetse sloep Zeemanshoop (zie bericht van mei 2018). Cornelis is eveneens in 1894 naar Rotterdam vertrokken.
Bastiana Vogelaar is in 1876 met visser Teunis van Dongen getrouwd. Bastiana is jong overleden in 1892 toen ze 36 jaar oud was.
Geerit was metselaar en trouwde met Teuntje Campfens, een dienstbode uit Nieuwe-Tonge. Dit gezin is in 1891 naar Charlois verhuisd.
Maatje trouwde met Jan Cornelis Visser die visser was. Ze zijn in 1891 naar Rotterdam vertrokken.




Simon Vogelaar (1843-1935)

Waar zijn de vissers gebleven ?
Deze vraag stelt Dr. J. Verseput zich in zijn boek “Middelharnis een eilandgemeente” (5).
Tussen 1890 en 1894 zijn veertig vissersgezinnen uit Middelharnis vertrokken waarvan een groot deel naar Rotterdam. Onder hen drie kinderen uit het gezin van Cornelis Vogelaar en Rachel van Eck.



Met dank aan Florus Vogelaar voor de foto van zijn overgrootvader Simon.
zie Stamboom Vogelaar


1. Akte van bekendheid met het overlijden van Cornelis Vogelaar o.a. huwelijksbijlage Simon Vogelaar, Sommelsdijk 1871, akte 10.
2. Johannis de Waard geb. 25 september 1815, gehuwd met Lena van Eck. 
Zie akte van bekendheid met het overlijden van de vader, huwelijksbijlage Maartje de Waard, Middelharnis 1867, akte 12.. 
3. Zie o.a. Geregtelijke aankondiging, Nederlandsche Staatscourant 10 november 1869 met de namen van zeven omgekomen bemanningsleden en hun weduwen.
4. De naam van Florus Kornelis is in het bevolkingsregister van Middelharnis 1861-1890 in 1871 ambtshalve doorgehaald, een procedure die voorgeschreven was voor vermiste personen. 
5. Verseput, J., Middelharnis, een eilandgemeente.p. 105-106. Zie ook de twee teksten op dit weblog van 25 februari 2012.