maandag 21 april 2014

Botbeugvisserij op het Haringvliet door oud-zeevissers uit Middelharnis rond 1900

" 'Ouwe beugers, ouwe bedelaars' , was een van de Middelharnisse spreekwoorden of gezegden, waarin bitter ironisch een stuk sociale ellende werd uitgedrukt".(1)

Botbeugvisserij was een tak van de beugvisserij die op het Haringvliet werd uitgeoefend door oud-vissers van de sloepen van Middelharnis. Dit was uit nood geboren omdat er geen toereikende  oudedagsvoorziening was. Veel is hier nog niet van bekend.


Enkele fragmentarische gegevens:
- De situatie in 1898 was als volgt: het gedeelte van het Haringvliet waar op bot werd gevist werd gepacht door een Witvliet. Hij gaf vergunning aan circa twintig vissers uit. Hiervan kwamen er acht uit Hellevoetsluis die ten overstaan van onderzoeker P.P.C. Hoek verklaarden dat ze niet meer van plan waren voor de vergunning te betalen omdat ze toch wel konden vissen. Het idee was om voortaan voor de botbeugvisserij vaste percelen uit te geven, maar dat zou niet werken omdat bot al naar gelang het zoutgehalte dichter bij de kust of verder het Haringvliet op te vangen was. 
Het advies van de heer Hoek was dat de Minister rechtstreeks vergunning zou uitgeven voor het vissen met de beug ('botlijnen') voor een boot met hoogstens vijftig lijnen van vijftig hoeken elk voor een bedrag van f. 50,- in twee termijnen te voldoen. Want de vissers maakten op hem de indruk 'van met aardsche goederen al zeer weinig gezegend te zijn'. 
De beugvissers waren verplicht koperen haken zonder weerhaken te gebruiken om ze bij controle te kunnen onderscheiden van de aalvissers.

In 1907 vroegen enkele oud-matrozen van 64, 60 en 67 jaar oud om verlaging of kwijtschelding van de verschuldigde  pacht. Er werd zo weinig verdiend dat de pacht niet opgebracht kon worden en bovendien was het aas duur.  De rijkspolitie ter plaatse bevestigde dat de vangst schraal was. (2)

Arjanus Faasse beschrijft in zijn boek Zee en eiland aankomst en vertrek van de bottersboot met vier of vijf oude vissers en de dertig jaar jongere Aeren als schipper. De bottersboot lag bij de Wilhelminabrug. Overdag dobberde de boot bemand met 'krakende oude zeerobben' op het Haringvliet.
Ik zie nog over het licht kabbelende water van de Menheerse haeven de boot aan komen varen en de botters met korte rukjes aan de riemen trekken. De vier botters waren bijna uitgeleefde tobbers, krom van de rheumatiek [...] Het was voor mij en de andere jongens altijd een evenement om de bottersboot 's avonds tegen schemer binnen te zien komen.[...] De oude vier, het kunnen er ook vijf geweest zijn, zaten ineengedrongen op de roeibanken. Hun stramme armen konden de riemen niet meer hoog heffen, zodat het water maar even rimpelde en kringelde van de lichte riemslag en de logge boot heel langzaam de kant naderde.[...] Dan schepte men de levende buit uit de bun; de botjes spartelden op de bodem van de boot en de oude mannen laveerden met nog bewonderenswaardige behendigheid langs elkaar heen zonder uit te glijden [...]. Als in de boot de vangst verdeeld was, klommen de oude visserlui de wal op met ieder hun portie vis. Nadat ze voor de andere dag de beug weer in het aas hadden gezet trokken ze voor de nacht op huis aan en kozen de volgende morgen vroeg, rekening houdende met het tij, weer het ruime sop.[...] die oude vissers hielden de beugvisserij op het Haringvliet nog in ere toen de grote visserij al aan het ''uutklappen" was.

1. Arjanus Faasse, Zee en eiland, Middelharnis, ca. 1962, p.12-14.
2. P.J.M. Martens. Schokkermannen en bootvissers ; de ankerkuilvisserij op het Hollands Diep en Haringvliet ; met medew. van D.E. van Drimmelen. Tilburg, 1999.
p. 99, 127.
Klaas Groen vermeldt in zijn herinneringen 'Levend verleden'  op p. 79 dat Aren Witvliet woonachtig op het Nieuwdorp degene was die met beugvissers het Haringvliet op ging met zijn bottersboot. In de winter verkocht hij boeken. Vader Aren Witvliet geboren 26 november 1860 en zoon Aren Witvliet geboren 28 april 1895.

P.J.M. Martens heeft gebruik gemaakt van het Archief Ministerie van Financiƫn, Afdeling Domeinen 1841-1869 en van Archief van de Afdeling Domeinen en van de inspecteur van 's Rijks Beplantingen vanaf 1869. inv, nrs. 927, 928, 929. Mogelijk zijn hier de namen van de vergunninghouders te achterhalen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten