dinsdag 24 juni 2014

Simon Langbroek (1844-1926) en Neeltje van der Sluijs (1845-1909)

Ouders
Simon Langbroek is op 26 juli 1844 in Middelharnis geboren, zoon van Jeroen Langbroek en Kommertje de Ruiter.
Neeltje van der Sluijs is op 29 mei 1845 in Sommelsdijk geboren, dochter van Adrianus van der Sluijs en Willemijntje van der Veer.

Huwelijk en kinderen
Simon en Neeltje trouwden op 17 april 1866 in Sommelsdijk, akte 5, ze waren 21 en 20 jaar oud. Simon was visser van beroep en 
Op 28 augustus 1866 werd Jeroen geboren, hij is jong overleden. Wilhelmina werd in 1867 geboren, Adrianus in 1868, Cornelis in 1872, Kommertje in 1874 (zij is maar drie maanden oud geworden), Kommertje in 1876, Jacob in 1877, Jannetje in 1881, Pietertje in 1884, Neeltje in 1886 en Jeroen in 1889. Jeroen is na vier maanden overleden.

Huwelijk van de kinderen
Wilhelmina trouwde in 1892 in Middelharnis met Hendrik Jordaan. Zij is in 1943 in Zwijndracht overleden. Kommertje trouwde in 1898 met Johannis Muller uit Papendrecht. Over Jannetje zijn geen gegevens bekend. Pietertje is in 1917 met Wouter Bezemer uit Nieuwe-Tonge getrouwd en Neeltje in 1909 met Dingeman Cornelis Oosse uit Kerkwerve.
Adrianus is in 1891 met Jacoba Johanna Boeter getrouwd. Ze zijn naar Velsen verhuisd, Adrianus is daar op 31 maart 1941 overleden, 72 jaar oud.
Cornelis trouwde in 1894 met Lena van Dongen, dochter van Jacob van Dongen en Bartalina de Ruijter (zie tekst van 15 maart 2013). Cornelis is met zijn gezin na 1909 naar Velsen verhuisd. Hij was van 1906 tot en met 1909 schipper van de MD 3 Anna.
Jacob  trouwde in 1901 met Johanna van den Hoek, dochter van schipper Jacobus van den Hoek en Anna Wilhelmina Wursten (zie tekst van 17 mei 2013). Ze zijn op 5 december 1912 naar Velsen verhuisd. 

De ramp met de IJM 285 Juno op 2 juli 1918, Cornelis, Jacob en Simon Langbroek omgekomen
De logger IJM 285 Juno van de Maatschappij Nereus voer met negen bemanningsleden aan boord, de schipper was Cornelis Langbroek. De Juno is begin juli (waarschijnlijk op 2 juli) 1918 met man en muis vergaan, vermoedelijk door de ontploffing van een of meer mijnen. Op 26 juni vertrok de Juno uit IJmuiden "ter treil- en beugvisscherij op de Noordzee". Op 1 juli bevond de Flevo II, VL 131, zich de hele dag in de nabijheid van de Juno. De volgende dag was de Juno niet meer in zicht. Plotseling werden er drie hevige schokken waargenomen. Op 3 juli zag men wrakhout drijven op ongeveer 54gr12'NB en 3gr57'OL en tenslotte een lekgeslagen sloep gemerkt IJM 285 (1).

Bij deze ramp zijn twee  zonen en een kleinzoon van Simon Langbroek en Neeltje van der Sluijs omgekomen:
Cornelis Langbroek (1872-1918), geboren 21 maart 1872, schipper
Jacob Langbroek (1877-1918), geboren 20 november 1877, matroos
Simon Langbroek (1895-1918), zoon van Cornelis, geboren 11 mei 1895, stuurman
De bemanningsleden Willem van Dongen (zwager van Cornelis), Hendrik Dubbeld en Job Krijger waren eveneens uit Middelharnis afkomstig.

Nabestaanden
Neeltje was al overleden ten tijde van deze ramp. Simon is 81 jaar geworden, overleden op 8 januari 1926 in Middelharnis.
Cornelis was 46 toen hij omgekomen is. Lena van Dongen bleef met zes kinderen achter waarvan er twee volwassen waren. De jongste dochter Anna Christina was acht of negen. Lena is in 1935 in Velsen overleden. 
Simon, de oudste zoon van Cornelis en Lena, was in 1916 op 21-jarige leeftijd in Velsen getrouwd met Trijntje Zwart. Trijntje is in Egmond aan Zee geboren.
Jacob was veertig jaar ten tijde van de ramp. Johanna van den Hoek bleef met vier kinderen achter die tussen de twee en veertien jaar oud waren.Haar vader woonde indertijd ook in IJmuiden, hij is later naar Middelharnis teruggekeerd. Johanna is op 23 juli 1959 in Velsen overleden, 81 jaar oud.



Maas- en Scheldebode,
27 juli 1918


Anna Wilhelmina Langbroek, dochter van Jacob en geboren omstreeks 1916, herinnerde zich vele jaren later het volgende:
De huidige secretaresse van de Vereniging van Reders van Vissersvaartuigen te Ymuiden, Mej. Langbroek, toen nog een baby, herinnert zich van haar moeder hoe haar omgekomen vader al niet meer voer, maar onder protest van zijn echtgenoote deze ene keer zijn broer, schipper Langbroek, wilde helpen om de bemanning compleet te maken. Omdat diens zoon [Simon] stuurman was, monsterde hij [Jacob], zelf schipper, ditmaal als matroos, wat voor de weduwe het gevolg had van een lagere uitkering door Zee-Risico. Toch is haar herinnering, dat de moeder met het gezin daarna op een of andere manier wist rond te komen en van echte armoede geen sprake was. Dit wordt ondersteund door de Heer de Niet uit Ymuiden, thans nog kassier van het Staatsvissershavenbedrijf aldaar voor wat betreft zijn familie. Zijn vader was eveneeens op de "Juno" omgekomen. Beiden stellen nadrukkelijk dat werd gevaren omdat de inkomsten onontbeerlijk waren, aangezien men onvoldoende reserves bezat bij langdurige werkloosheid.(2)


Genealogische gegevens afkomstig van Pieter Koster te Haarlem, bewerkt voor Arjaentje.

1. Jaarverslag Visscherijinspectie 1918, volgnr 46, bijlage 1.
2. D.J. Gouda. De Nederlandse zeevisserij tijdens de Eerste Wereldoorlog 1914-1918. Haarlem, 1978..

Geen opmerkingen:

Een reactie posten