donderdag 13 september 2018

Quade seijlen, deel 2. De visserij van Middelharnis en de Duinkerker kapers tijdens de Spaanse Successieoorlog (1702-1713)

In het septembernummer  2018 van De Ouwe Waerelt is het tweede deel van een artikel over het wel en wee van de vissersvloot van Middelharnis rond 1700 verschenen. 
Dit deel gaat over de Spaanse Successieoorlog (1702-1713).

De vrede na de Negenjarige oorlog duurde maar vierenhalf jaar; in mei 1702 brak de Spaanse Successieoorlog uit.
In 1703 werd de schuit van stuurman Pieter Bastiaansz Brij  genomen. De stuurman belandde in Duinkerken in de gevangenis. 


Gezicht op Duinkerken vanaf de zee.



Er kwamen als gevolg van de oorlog diverse vreemde schepen in de haven van Middelharnis terecht. Op 1 mei 1703 is een Oostendse kaper door Middelharnisse vissers overmeesterd. Het buitgemaakte schip werd in triomf de haven binnengebracht, de bemanning is naar Rotterdam overgebracht. Eind 1703 of begin 1704 trof stuurman Pieter Pietersz de Kin uit Middelharnis een zwaar gehavend Rotterdams schip met de naam Rachel aan, dat onbemand op zee dreef. Hij bracht het in de haven van Middelharnis. Het schip was “ontramponeert”, had geen masten ankers, zeilen en touwen meer. Eind december 1705 kwam een Engels schip geladen met vaatwerk de haven van Middelharnis binnen. Het schip was door een Franse kaper opgebracht en op 21 december 1705 door een Vlissings kaperschip, de Prins van Vrieslant, hernomen.
Op 25 september 1707 sloten acht stuurlieden van visschuiten een contract. Zij waren met elkaar overeengekomen om ‘in eene bende’ te varen om te vissen ' tot 24 december 1707. De inleg bedroeg tussen de tweehonderd en driehonderd gulden per schuit voor een totaal van 2.150 gulden. Als een schuit door een kaper genomen zou worden zou de stuurman als vergoeding voor het losgeld drie maal het ingelegde bedrag krijgen. Maar het contract was niet meer nodig, want in september 1707 hebben de Staten-Generaal en de Franse regering afgesproken om verse visschepen van weerskanten vrij en ongemolesteerd door te laten. Hierdoor ondervond de visserij van Middelharnis na 1707 weinig problemen meer; er is ondanks de oorlog zelfs een stijgende lijn te bespeuren.

De  Negenjarige Oorlog (1688-1697) en de Spaanse Successieoorlog (1702-1713) gingen aan Middelharnis niet ongemerkt voorbij. De oorlog was voor de vissers nooit ver weg en de dreiging van de Franse kapers was onderdeel van de dagelijkse realiteit.
De opgaande lijn van voor 1688 werd door de oorlogen onderbroken; gedurende een kwart eeuw stagneerde de groei van de vloot. Maar toch kan niet gesproken worden van volledige stilstand. Er vond een geleidelijke structuurverandering plaats door de aanschaf van grotere schepen, specialisatie in de kustvisserij en de opkomst van de tarbotvisserij en tarbothandel in voorjaar en zomer. De basis voor de achttiende-eeuwse bloei van de visserij van Middelharnis was gelegd.



Marlies Jongejan, Quade seijlen (deel 2) De visserij van Middelharnis en de Duinkerker kapers tijdens de Negenjarige Oorlog en de Spaanse Successieoorlog  In: De Ouwe Waerelt, 18(2018)53, 5-11
De Ouwe Waerelt verschijnt 3x per jaar en is een uitgave van de Historische Vereniging voor Goeree-Overflakkee "De Motte". zie:  www.demotte.nl. Losse nummers € 9,95.

 

 Link naar de volledige tekst van het artikel:

Quade Seijlen deel 2

Geen opmerkingen:

Een reactie posten