Lijst der vismaat van Middelharnis, 1753
Streekarchief Goeree-Overflakkee Middelharnis,
Archief voormalige gemeente Middelharnis, inv. nr. 443.
|
De vis die het
meest aangevoerd was de schelvis. De eenheid waarmee men voor schelvis rekende
werd 'snees' genoemd. Een snees stond voor 21 schelvissen. Vleet en rog werden
per mand verhandeld. Deze manden heetten 'pensbennen en roche-stukjes'. Naar
aanleiding van klachten van ventjagers heeft het dorpsbestuur in 1792 bepaald
dat het mandwerk voor vleten en roggen door de plaatselijke mandenmakers
gemaakt moest worden. Zij moesten zich voor de maatvoering richten naar de
voorschriften van de lokale ijkmeester. De manden moesten de afmetingen hebben
van de 'dorpsijzere kruijsbeugels, onder den gezwooren ijkmeester alhier
berustende'. Elke mandenmaker moest een geijkte kruisbeugel bezitten.
In een
ben gingen ongeveer tien vleten. Hoeveel roggen erin een stukje gingen is
onduidelijk. Eind negentiende eeuw waren manden voor ongeveer veertien stuks
rog in gebruik die 'puntjes' genoemd werden. Het is niet zeker of deze manden
vergelijkbaar waren met de stukjes uit Middelharnis in de achttiende eeuw. De afslag van schol ging
per hele of halve tob(be). Ook deze tobben behoorden geijkt te worden. Volgens
een bron uit 1857 gingen er 45 schollen in een tobbe.(2)
© Marlies Jongejan, november 2023
1. SGO, AGM, inv. nr. 5,
Resolutieboek, 22 september 1753
2. Mijs, De vischafslag, 43, bijlage P, 193, Bijlage Z, 227-228, Bijlage DD, 254-258;
Verslag omtrent den staat der zeevisscherijen in 1857 (’s-Gravenhage 1858) 61;
Hoogendijk, De Grootvisscherij op de Noordzee, 244.
Verslag omtrent den staat der zeevisscherijen in 1857 (’s-Gravenhage 1858) 61;
Hoogendijk, De Grootvisscherij op de Noordzee, 244.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten