donderdag 21 december 2023

‘Zeer bekwame zeelieden en uitnemende beugvissers’. De visserij van Middelharnis, 1893-1923 (deel 2)

 In De Ouwe Waerelt van december 2023 is de tweede helft van een artikel over de visserij van Middelharnis in de jaren 1893-1923 verschenen. 

Dit is het laatste artikel (in een serie van vier)* over de Middelharnisse visserij met sloepen. Het beschrijft de neergang van de bedrijfstak in de jaren 1893-1923. 

De visserij 

De zomerbeugvisserij ging sterk achteruit als gevolg van overbevissing. Het gemiddelde aantal tonnen gezouten kabeljauw dat de sloepen van Middelharnis aanbrachten daalde voortdurend tussen 1869-1923. De vissers bleven in de zomer twaalf tot veertien weken op zee en nog verdienden ze heel weinig. Na 1901 verliep de zomervisserij weer wat bevredigender. De vissers wisselden de beugvisserij af met de kolvisserij (visserij met handlijnen), waardoor er meer gevangen werd. De terugslag kwam in 1909, een seizoen met een schrale vangst in combinatie met matige prijzen. Zeven van de twaalf sloepen noteerden een ‘kwaad slot’.Schipper Leendert Koster liep in augustus 1913 binnen met de MD 14 Paul Kruger na een reis van twaalf weken. De schamele vangst bestond uit vijftien tonnetjes zoute vis. De bemanning verdiende niets. Hiermee kwam een einde aan de zoutreizen van de sloepen.

De afnemende vangsten tijdens de zoutreizen deed rederij Kolff in 1902 omzien naar alternatieven voor de zomermaanden. Om te beginnen werd met twee sloepen de IJslandvaart beproefd. De vangst was goed maar de IJslandse vis leverde op de afslag weinig op.  


Matthijs Visser (1864-1942) was aan boord van de MD 10 Johanna Hendrika  
tijdens de reis naar IJsland in 1902 (Streekarchief Goeree-Overflakkee)

Als tweede alternatief voor de zomerbeugvaart beproefde de firma Kolff in 1902 met één sloep, de MD 13 Voorlichter, de haringvisserij. De proef verliep gunstig want de bemanning verdiende met de haringvisserij 100 gulden meer dan met de beugvaart. Tot en met 1910 zette Kolff elk jaar twee sloepen in. In 1911 kwam de nieuwe MD 11 Oranje Nassau erbij en deed rederij Slis voor het eerst met de haringvisserij mee met de nieuwe MD 8 Albatros. In 1916 gingen de MD 13 Voorlichter en de MD 11 Oranje Nassau nog op haring vissen. Dit was het laatste jaar van de haringvisserij vanuit Middelharnis. Door de oorlog op zee voer de haringvloot in 1917 niet uit.

De MD 13 Voorlichter in de winter van 1917-18. De MD 13 werd november 1917
als vrachtschip verkocht (Maritiem Museum Rotterdam)

Na de Eerste Wereldoorlog is de haringvisserij vanuit Middelharnis niet meer hervat. De bruto-besommingen van de haringreizen waren hoger dan die van de zoutreizen. Maar ook de kosten waren hoger zodat de haringvisserij per saldo geen vetpot was.

De handel in verse zeevis werd volledig door IJmuiden overgenomen. In Middelharnis was er rond 1895 alleen nog een beetje handel in verse schelvis. In maart 1897, driehonderd jaar na de oprichting van de visafslag, werd de laatste verse zeevis in Middelharnis aangebracht. 

De Eerste Wereldoorlog versnelde de neergang van de visserij van Middelharnis. Het vissen was gevaarlijk, maar de hoge besommingen maakten het zeer aantrekkelijk om naar zee te gaan. Duitsland kondigde op 1 februari 1917 de onbeperkte duikbootoorlog af. De twee overgebleven sloepen van Middelharnis werden begin augustus 1918 wegens mijnengevaar stilgelegd.

De firma P.L. Slis en Zoon werd in april 1917 ontbonden. De rederij werd nog korte tijd voortgezet door Pieter Leendert Slis, woonachtig in Rotterdam. Hij verkocht de MD 8 Albatros eind 1919 naar Maassluis. Van 1920 tot september 1923 was alleen de MD 11 Oranje Nassau van de firma Wed. C. Kolff en Zoon nog in de vaart. Reder en bemanning hadden te kampen met geleidelijk teruglopende besommingen. Cornelis Kolff Junior (ACzn) overleed op 22 april 1923 in Middelharnis. Zijn overlijden was voor de firma de aanleiding om met de rederij te stoppen.

De Menheerse menieren

In het artikel wordt veel aandacht besteed aan de 'Menheerse menieren' die 
van invloed waren op de resultaten van de visserij.  De visserij van Middelharnis heeft zich van oudsher ontwikkeld in een isolement. De uitwisseling van bemanningsleden met andere vissersplaatsen was beperkt. Door de afgelegen ligging hebben zich in de loop van de tijd de ‘Menheerse menieren’ kunnen ontwikkelen: een uniek stelsel van gewoonten, werkwijzen, benamingen, taakverdeling en organisatie aan boord van de sloepen. De manieren strekten zich uit van de gang van zaken tijdens het eten (wie zit waar en wie mag het eerst opscheppen) en het weekmenu tot aan de manier waarop de staart van de kabeljauw gesneden werd. Naast de –mogelijk chauvinistische- uitspraken van de vissers zelf, zijn ook enkele objectieve gegevens en uitspraken van buitenstaanders over het vakmanschap van de Middelharnisse vissers beschreven.

De MD 11 Oranje Nassau. Op 19 september 1923 voor het laatst binnengelopen
in IJmuiden (Streekarchief Goeree-Overflakkee)

Het succes van de zeevisserij ‘staat of valt met het streng in het oog houden der details als hoofdvoorwaarde voor de rentabiliteit', aldus Hoogendijk. Met de tot in de details geperfectioneerde beugvisserij en visverwerking werd een optimale besomming bereikt. De specifieke ‘menieren’ zorgden ervoor dat bemanningsleden die op de vloot van Middelharnis opgeleid waren, blindelings met elkaar konden samenwerken.
Tientallen in Middelharnis opgeleide beugvissers oefenden hun vak nog enkele jaren op een Maassluisse sloep uit. In 1924 voeren acht sloepen vanuit Maassluis ter beugvisserij, waarvan er zes een schipper uit Middelharnis hadden.

downloadlink voor deel 1 en 2 samen.

De Ouwe Waerelt verschijnt 3x per jaar en is een uitgave van de Historische en Archeologische Vereniging voor Goeree-Overflakkee "De Motte". zie: www.demotte.nl. Losse nummers: € 9,95. abonnement/lidmaatschap € 30,- per jaar.

* 1: Marlies Jongejan, "Een belangrijk doch kwijnend bedrijf'. De visserij van Middelharnis 1813-1830", De Ouwe Waerelt 21 (2021) 62, 5-19.
 2: Marlies Jongejan, ‘‘Een tak van nijverheid zal geheel te gronde gaan.’ De visserij van Middelharnis 1830-1863", De Ouwe Waerelt 22 (2022) 65, 12-23.
3: Marlies Jongejan, ‘‘De gesteldheid van de visscherij is te Middelharnis werkelijk gunstig’. De visserij van Middelharnis 1863-1893", De Ouwe Waerelt 22 (2022) 67, 14-30.

4. Marlies Jongejan, 'Zeer bekwame zeelieden en uitnemende beugvissers'. De visserij van Middelharnis 1893-1923, De Ouwe Waerelt 23(2023) 69, 10-22 en 23(2023)70, 12-21.