donderdag 10 januari 2013

'De taal is te arm om mijne smart uit te drukken'

Adelaïde Gertruid Kleyn (1786-1858) en Hermanus Johannes Schippers (1781-1829)
Adelaïde Gertruid Kleyn was dichteres. Als vrouw van de predikant Hermanus Johannes Schippers verbleef ze van 1821 tot zijn overlijden in 1829 in Middelharnis. Ds. Schippers deed zijn intrede op 7 oktober 1821.
Ze werd geboren in Hooge Zwaluwe, haar vader was letterkundige, burgemeester en rechter en haar moeder, Antoinette Ockerse , was dichteres en schrijfster.
Op 16 juli 1814 is ze getrouwd met Hermanus Johannes Schippers. Haar levensbeschrijving staat in het Digitaal Vrouwenlexicon van Nederland, via deze link te lezen: Adelaïde G. Kleyn 

Haar ouders waren vooraanstaande figuren in het culturele en politieke leven van die tijd.
Adelaïde Kleyn zelf publiceerde slechts één bundel met 22 gedichten geschreven tussen 1807 en 1813. Het waren weemoedige verzen die ze publiceerde in het jaar van haar huwelijk met Schippers.

In februari 1815 werd hun eerste zoon geboren die stierf bij de geboorte. Tussen 1816 en 1824 werden nog twee zoons en twee dochters geboren. Het gezin verhuisde vaak, omdat Schippers als predikant naar diverse plaatsen werd beroepen: in 1817 naar Oudenbosch, in 1820 naar Egmond Binnen en in 1821 naar Middelharnis.

Het verblijf in Middelharnis inspireerde haar kennelijk niet tot het schrijven van poëzie, want uit deze periode is geen werk van haar bekend.

Een van de eerste daden van Ds. Schippers was de kerkelijke inzegening van het huwelijk van betovergrootvader Maarten Dijkers op 12 mei 1822 met Sijtje van de Roovaart (zie bericht op dit blog van 29 februari 2012). Samen met burgemeester van Weel vormde ds. Schippers in 1825 een comité om geld in te zamelen voor de nabestaanden van de dertien bemanningsleden van de gaffelschuit van Jacob Bree. Ds. Schippers was enige tijd voorzitter van de plaatselijke afdeling van de Maatschappij tot nut van 't algemeen.

Schippers kreeg al vroeg problemen met zijn gezondheid. Vanaf november 1826 had hij last van 'een droevige belemmering aan zijn spraakvermogen'. Hij kon niet meer preken en geen catechisatie meer geven. De kerkenraad werd in januari 1828 ongeduldig omdat de ziekte zo lang duurde en vroeg aan drie Leidse doktoren om raad. De artsen waren optimistisch over zijn herstel. Schippers herstelde langzaam en kon eind 1828 zijn werk hervatten (1). Op 13 september 1829 stierf hij echter vrij onverwacht,  ‘na een allersmartelijkst lijden van vijf dagen’.

Na de dood van haar man verhuisde Adelaïde met haar gezin naar Leiden.

In 1833 en 1836 heeft ze nog een aantal gedichten geschreven die over haar kinderen gingen.

Tussen 1835 en 1842 heeft ze haar vier kinderen allemaal verloren: in 1834 stierf de zeventienjarige Jan Pieter Herman, in 1839 haar veertienjarige jongste dochter Antoinette Petronelle, in 1840 haar twintigjarige zoon Anthony Rudolph, in 1842 haar 23-jarige dochter Lucretia Adelaide.

Adelaïde Gertruid Kleyn overleed op 4 november 1858 in Leiden ‘na een langdurig lijden’, zoals de overlijdensadvertentie vermeldt. Ze was 73 jaar oud.(2).

Lucretia Adelaïde Schippers (1818-1842)
Lucretia Adelaïde kwam als klein kind in Middelharnis wonen. Ze was ongeveer drie jaar oud in 1822 en toen het gezin vertrok was ze ongeveer tien jaar.
In 1826 werd de eerste vissloep in Middelharnis gebouwd.  Dominee Schippers had een aandeel in deze schuit. Deze sloep kreeg de naam Lucretia Adelaïde.  In 1865 is een sloep met dezelfde naam met man en muis vergaan.


Nederlandsche Staatscourant, 19 april 1826


Op 6 januari 1842 is Lucretia Adelaïde Schippers overleden. Het verdriet van haar moeder is treffend verwoord in de overlijdensadvertentie met de zin :  ‘De taal is te arm om mijne smart uit te drukken’ 



Leydsche Courant 10 januari 1842


1. J.L. Braber. Historie Nederlands Hervormde Kerk Middelharnis, p. 84-85.
2. Gegevens ontleend aan het lemma van Els Naaijkens in Digitaal Vrouwenlexicon van Nederland

Geen opmerkingen:

Een reactie posten