dinsdag 12 januari 2021

De dramatische ondergang van de zeillogger Helene IJM312 (1918)

In De Ouwe Waerelt, het historische tijdschrift voor Goeree-Overflakkee “De Motte”, van december 2020, verscheen een artikel getiteld:

“De ondergang van de Helene IJM312, Reconstructie van een oorlogsmisdaad op zee”. 

Het artikel beoogt een meer gedetailleerd verslag van de gebeurtenissen rond het tot zinken brengen van deze IJmuidense zeillogger, die ook bemanningsleden uit Middelharnis aan boord had. Weliswaar was ook reeds aandacht besteed aan dit tragische voorval in het boek De Vergeten Vissers van Middelharnis (p. 284-285), maar de exacte toedracht was bij de samenstelling van dat boek nog niet bekend.

Bij nader onderzoek is gebleken dat de Helene niet door een torpedotreffer, maar als gevolg van kanonvuur tot zinken werd gebracht. Wat deze ondergang, die plaats vond tijdens de Eerste Wereldoorlog op 9 juni 1918, echter zo bijzonder maakt, is de misdadige manier waarop deze zeillogger aan haar einde kwam. Twee facetten hiervan springen in het oog: het gedrag van de Duitse onderzeebootcommandant, Kapitänleutnant Freiherr Degenhart von Loë, en de positie in de Noordzee waar dit drama plaats vond.

Simon de Ruiter, de uit Middelharnis afkomstige schipper van de Helene wist, zoals iedere visser, dat de Duitsers een zogenaamd Sperrgebiet hadden ingesteld op de Noordzee. Niet alleen vijandelijke schepen, maar ook neutrale konden zonder voorafgaande waarschuwing door Duitse onderzeeërs tot zinken worden gebracht. Dit Sperrgebiet was een reactie op de Britse blokkade van de Duitse havens in Noordzee. Als tegemoetkoming aan de neutrale Nederlandse visserij was een vrije zone ingesteld. Zolang vissersschepen binnen een strook van 20 zeemijlen uit de Nederlandse kust bleven, met een voortzetting in van het zeegebied oostelijk van 4 graden oosterlengte, zouden zij met rust worden gelaten. 



Het door Duitsland ingestelde Sperrgebiet in de Noordzee in 1918. Het horizontale lijntje bij de pijl geeft de bandbreedte aan van de opgegeven posities waar de "Helene" tot zinken werd gebracht.


Nu is het zo dat de meeste vis in de Noordzee zich bevindt in het westelijk gedeelte, iets wat ook in onze tijd in het kader van de Brexit nog een belangrijk strijdpunt is- zij het met veranderde tegenspelers. De schippers probeerden dus hun vangst zo veel mogelijk te halen uit een gebied aan de veilige, oostelijke zijde van 04.00 graden oosterlengte. Dat dit mis kon gaan bleek op 9 juni van het laatste oorlogsjaar 1918. Na een aantal ontmoetingen met Britse oorlogsschepen die goed afliepen, werd de zeillogger Helene met haar negenkoppige bemanning kort na 07.30 uur beschoten door de Duitse onderzeeër U100 onder commando van Freiherr Degenhart von Loë. 

Freiherr Degenhart van Loë, commandant van de "U 100"


Op zich is dit geen uitzonderlijk geval. Dit gebeurde vaker en meestal kreeg de bemanning de gelegenheid het schip vooraf te verlaten. Het gevaar met schip en al in de lucht te vliegen door aanvaring met een zeemijn was veel groter.

In dit geval was echter sprake van misdadig gedrag door de onderzeebootcommandant. In plaats van de bemanning te waarschuwen en de gelegenheid te geven het schip in de scheepsboot te verlaten, begon de onderzeeër vanaf een afstand van ongeveer anderhalve mijl met het boordkanon op de Helene te schieten, waarbij het derde schot doel trof. In de huid van het vissersschip ontstond een gat ter grootte van een harington. Vier bemanningsleden waren intussen al in de scheepsboot gegaan. Van hen werden Gerardus van Gelder en Jan Smit, beiden afkomstig uit Middelharnis, en Pieter Schagen uit Velseroord, dodelijk getroffen. Cornelis Langbroek raakte door een granaatsplinter gewond. Nadat de Helene met nog enige aanvullende kanonschoten tot zinken was gebracht, werd de bemanning in de als gevolg van granaatscherven lekkende scheepsboot aan zijn lot overgelaten. Na een lange tocht met de opgelapte scheepsboot, bereikte de negenkoppige bemanning van de Helene, waarvan drie dood en één gewond, deels zeilend deels roeiend, de IJmuidense zeillogger Katrina IJM87. Daarna werden zij met de telegrafisch opgeroepen sleepboot Witte Zee naar IJmuiden overgebracht

Nu komt de kwestie aan de orde, of de Duitse onderzeebootcommandant het recht had de Nederlandse zeillogge tot zinken te benen. Volgens de eerste opgave van schipper De Ruiter was de positie van de Helene 55.40N 03.00O. Later werd in het verslag van de Raad voor de Scheepvaart de positie 55.40N 04.03O opgegeven. De IJmuider Courant vermeldt op 15 juni dat de beschieting plaats vond op 55.40N 04.20ON. In het scheepsjournaal van de U100 was de positie 55.38N 02.55O ingevuld. Uiteindelijk was de conclusie van de Raad voor de Scheepvaart dat de beschieting waarschijnlijk plaats had gevonden in het door de Duitsers onveilig verklaarde gebied, dus ten westen van 4 graden oosterlengte.

Nu was de aanduiding van de geografische lengte bepaald op basis van gegist bestek, dus niet helemaal zuiver. Laten we aannemen dat de conclusie van de Raad van de Scheepvaart juist was. Dan nog was het grootste knelpunt niet waar en waarom, maar hoe …

De manier waarop de beschieting plaats vond en het feit dat de bemanning van de Helene aan zijn lot was overgelaten, bestempelt dit incident tot een oorlogsmisdaad. In plaats van de door Kapitanleutnant Freiherr von Loë verkregen decoratie met het Eisern Kreuz en de latere bevordering tot de hogere rang bij de Kriegsmarine van Korvettenkapitän, was een aantal jaren achter de tralies een betere beloning geweest voor deze adellijke schurk.


tekst: Rinus van Dam



Publicatie:
Rinus van Dam, “De ondergang van de Helene IJM312, Reconstructie van een oorlogsmisdaad op zee”. ' In: De Ouwe Waerelt, 20(2020)61, 14-19.

De Ouwe Waerelt verschijnt 3x per jaar en is een uitgave van de Historische Vereniging voor Goeree-Overflakkee "De Motte". zie:  www.demotte.nlLosse nummers: € 9,95. abonnement/lidmaatschap € 30,- per jaar.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten