De mobilisatie van 1830. Vertrek van de schutterijen van Brielle, Vlaardingen, Maassluis
en Middelharnis van Brielle naar Breda, 8 maart 1831. Rotterdam, Atlas van Stolk, AS 6860.
De Belgische Opstand van 1830 luidde drie decennia van onzekerheid en malaise in. Handel met het opstandige gebied was streng verboden, waardoor de belangrijkste afzetmarkt voor verse zeevis wegviel. Dit was gelukkig tijdelijk. Na de wapenstilstand van 1833 trok de vishandel weer aan. De volgende klap kwam in 1842. De nieuwe staat Belgiƫ legde een hoge invoerheffing op voor buitenlandse zeevis. De Hollandse vis werd te duur voor de Belgische consument. Daar kwam bij dat de Nederlandse regering de subsidies voor de zeevisserij in de jaren vijftig geleidelijk afschafte, tot groot ongenoegen van de reders.
De visserij van Middelharnis had daarnaast ook nog te kampen met plaatselijke problemen: de slechte bereikbaarheid van de haven en de teloorgang van de sinds 1598 bestaande visafslag. Ook was het een tegenvaller dat de tarbotvisserij, die vroeger voor veel inkomsten zorgde, verdween. Vanaf 1842 tot ver in de jaren vijftig leefden veel vissersgezinnen in armoedige omstandigheden. Een nieuwe bloeiperiode brak pas in 1863 aan met de verlaging van de Belgische invoerrechten.
De onzekerheden over de afzet van verse vis naar Belgiƫ en de teruglopende verkoop van tarbot naar Engeland raakten de Middelharnisse visserij in haar bestaansrecht. Het vergde veel aanpassingsvermogen om het bedrijf steeds voort te zetten en een relatief grote vloot in stand te houden. Het belangrijkste antwoord van de reders was diversificatie. De vloot werd aangevuld met voor Middelharnis nieuwe scheepstypes. Andere vormen van visserij, in het bijzonder de haringvisserij, werden daardoor mogelijk. In 1843 nam het aantal haringschepen toe tot vijf, een aanzienlijk aantal op de totale vloot van negentien schepen.
De onzekerheden over de afzet van verse vis naar Belgiƫ en de teruglopende verkoop van tarbot naar Engeland raakten de Middelharnisse visserij in haar bestaansrecht. Het vergde veel aanpassingsvermogen om het bedrijf steeds voort te zetten en een relatief grote vloot in stand te houden. Het belangrijkste antwoord van de reders was diversificatie. De vloot werd aangevuld met voor Middelharnis nieuwe scheepstypes. Andere vormen van visserij, in het bijzonder de haringvisserij, werden daardoor mogelijk. In 1843 nam het aantal haringschepen toe tot vijf, een aanzienlijk aantal op de totale vloot van negentien schepen.
Het gezigt van de haringvisscherij op zee,aquarel door Arij Stolk ca. 1840. Streekmuseum Goeree-Overflakkee |
De verouderde vloot, de premies, de eigen vishandel en het schakelen tussen verschillende vormen van visserij maakten de rederijen net rendabel. De vissers hadden minder keuzemogelijkheden dan de reders. Het vissen op deel maakte dat elke beweging in de marktprijzen gelijk effect had op hun inkomsten. Een aantal vissers vertrok naar Antwerpen om daar voor de Nationale Visserij te werken en enkele vissers zochten hun heil in Hellevoetsluis.
De aanwezigheid van een goed florerende visafslag voor verse vis met alle bijbehorende bedrijvigheid onderscheidde Middelharnis sinds 1598 van andere vissershavens in de regio. Aan de betekenis van Middelharnis als regionaal centrum voor de handel in verse zeevis kwam met de opheffing van visafslag in 1857 definitief een eind.
downloadlink:
Marlies Jongejan, '‘Een tak van nijverheid zal geheel te gronde gaan’. De visserij van Middelharnis 1830-1863', in: De Ouwe Waerelt 22(2022) 65, 12-23.
De Ouwe Waerelt verschijnt 3x per jaar en is een uitgave van de Historische Vereniging voor Goeree-Overflakkee "De Motte". zie: www.demotte.nl. Losse nummers: € 9,95. abonnement/lidmaatschap € 30,- per jaar.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten