Scheepvaart voor de hoek van Oost-Duiveland Johann Heinrich Troll (1756-1821) en David Kleyne (1753-1805) Uit: Zelandia Illustrata, II, 1711 |
Hij kwam met zijn bootsgezellen voor de schepenen van Middelharnis een verklaring afleggen over de toedracht. Een Antwerpse ventjager was getuige. Ook hij kwam op verzoek van de reders van de bezaanbunschuit samen met zijn knechts in Middelharnis vertellen hoe het zo gekomen was.
Jacobus De Block, ventjager, en zijn knechts Pieter Allmans en Jan Vertonge, allen wonende te Antwerpen, verklaarden dat ze op 25 maart 1711, een mooie, lichte dag, voor anker lagen op Zijpe, niet ver van een smalschip dat geladen was met koren. Stuurman Dirk Flore van Eck kwam aan en laveerde tussen de wal en het smalschip. Hij heeft getracht het smalschip te ontwijken, maar dat lukte niet. Hij raakte met de steven van zijn schuit het smalschip achter het zwaard, waarna het smalschip begon te zinken. Van Eck heeft er alles aan gedaan om een ongeluk te voorkomen. Na de aanvaring liet van Eck zijn zeil vallen en heeft met zijn bootsvolk de schipper van het smalschip geholpen om het schip aan de wal te helpen. Hij is er tot de andere morgen bij gebleven.
Dirk Flore van Eck verscheen met zijn bootsgezellen Claas Danielse van Teemst, Hendrik Jakobse de Roy, Thomas Dirks Vister, Cornelis Coningh en Leijer Troost voor de schepenen.
Zij verklaarden dat ze in de namiddag met een harde, koude noordoostenwind op Zijpe omtrent het Tolhuis waren gekomen, alwaar enige vaartuigen ten anker lagen. Ze vertelden uitvoerig hoe ze gelaveerd hebben om een aanvaring met het smalschip te vermijden en hoe enigen van hen gelijk in het smalschip over sprongen om de schipper te helpen en zoveel mogelijk te redden. De andere dag zijn ze er zolang bij gebleven tot het schip weer in staat was om te varen.
Bron: Rechterlijk archief Middelharnis, inventarisnummer 24, 11 april 1711, folio 111 en 112
Zij verklaarden dat ze in de namiddag met een harde, koude noordoostenwind op Zijpe omtrent het Tolhuis waren gekomen, alwaar enige vaartuigen ten anker lagen. Ze vertelden uitvoerig hoe ze gelaveerd hebben om een aanvaring met het smalschip te vermijden en hoe enigen van hen gelijk in het smalschip over sprongen om de schipper te helpen en zoveel mogelijk te redden. De andere dag zijn ze er zolang bij gebleven tot het schip weer in staat was om te varen.
Bron: Rechterlijk archief Middelharnis, inventarisnummer 24, 11 april 1711, folio 111 en 112
1. Dirk Flore van Eck was vermoedelijk de oudste zoon van Flore Dirksz van Eck en Tannetje Bastiaans Chijsje, zie bericht van 18 april 2017
2. Smalschip is de benaming van oude Nederlandse koopvaardij- en binnenvaartzeilschepen die smaller waren dan 4,68 meter, waardoor ze door de Donkere Sluis in Gouda konden varen. Schepen die dat niet konden waren de wijdschepen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten