woensdag 9 mei 2018

Gezinnen verhuisd uit Middelharnis naar Hellevoetsluis (1850-1860)

Middelharnis had omstreeks 1843 te kampen met een aangroeiende zandplaat, waardoor de haven alleen nog via een omweg te bereiken was. De vishandel verplaatste zich naar Hellevoetsluis, aan de overkant van het Haringvliet gelegen. De visafslag van Middelharnis, sinds 1598 een belangrijke schakel in de handel in verse vis met de Zuidelijke Nederlanden, verloor in deze jaren snel aan betekenis en werd tenslotte 1856 opgeheven (1).
In 1830 is het Voorns kanaal, 11,6 kilometer lang, tussen Hellevoetsluis en het in de jaren 1960 verdwenen dorp Nieuwesluis, gereedgekomen. Door het Voorns kanaal werd de verbinding van Rotterdam met de zee aanzienlijk verkort. Dit kanaal ontwikkelde zich tot een zeer belangrijke verbindingsschakel. De vishandel van Hellevoetsluis profiteerde van de gunstige ligging ten opzichte van het snel groeiende Rotterdam.


Kaart van het Voorns kanaal, ca. 1850
website www.geschiedenisvanzuidholland.nl

Reder J. Ruiseveld uit Pernis getuigde in 1854 dat de door de vloot van Pernis (schokkers, sloepen en bezanen) gevangen vis naar Hellevoetsluis verzonden werd en van daar met bunschepen naar Rotterdam en elders werd vervoerd. De export naar België was sinds 1843 door de hoge invoerrechten verminderd. De verminderde vraag uit België betekende dat de concurrentie wegviel en de prijs van vis daalde (2). 

De gebruikelijke gang van zaken was dat de zoute vis inde zomer altijd naar Vlaardingen werd gebracht en de verse vis naar Hellevoetsluis (7).
In 1863 werden de Belgische invoerrechten verlaagd wat een gunstig effect had op de visserij van de Maasdorpen Middelharnis, Pernis en Zwartewaal (4).
De botters en hoogaarzen uit Zierikzee werden in de winter ingezet voor de ventjagerij van Hellevoetsluis naar België (5). Arnemuidse vissers brachten ook hun vangst voor de Belgische markt in Hellevoetsluis aan, voor zover de vis niet in Middelburg en Vlissingen werd rondgevent (3). In 1869 waren Nieuwediep en Hellevoetsluis de belangrijkste visafslagen voor de vloot van Middelharnis (6).

De economische malaise in Middelharnis in de jaren circa 1843- circa 1863 door de genoemde oorzaken (verplaatsing visafslag, Belgische invoerrechten) betekende dat een aantal vissers en vishandelaren verhuisde. Zestien vissers vertrokken naar Antwerpen, meest met hun gezin. Anderen bleven in Middelharnis wonen maar werkten op de Antwerpse vloot (zie bericht van 5 juni 2014). Naast Antwerpen bood ook Hellevoetsluis betere arbeidsmogelijkheden dan Middelharnis.

In het bevolkingsregister van Middelharnis 1850-1860 staan gezinnen en personen vermeld die naar Hellevoetsluis vertrokken. Het betreft zes vissers, vier schippers, een arbeider en drie alleenstaande vrouwen zonder beroep. Verondersteld mag worden dat ze vooral door de bedrijvigheid in de vishandel en het visvervoer aangetrokken werden; Hellevoetsluis had geen eigen visserij. Hoe dan ook floreerde Hellevoetsluis meer dan Middelharnis.
De naam De Ruiter (ook wel Ruijter) komt veel voor onder de "emigranten". Twee personen, Jacob Krijger en Abraham Waterman, kwamen in december 1855 op het Haringvliet om het leven. Zie bericht van 6 mei 2018 op dit weblog.

Hieronder de namen in volgorde van vertrek:

19 november 1850, Jacob Viskil (schipper) geboren 30 november 1808. Zijn vrouw Hendrika Hotting volgde hem op 17 november 1854 (folio 714)


21 mei 1851, Abraham Waterman (visser) geboren 27 juni 1814 en Trijntje de Ruiter met 3 dochters (folio 541). Zie bericht van 6 mei 2018 op dit weblog. Een broer van Trijntje (Jillis) volgde op 31 december 1851. De ouders van Trijntje volgden op 15 oktober 1856.

31 december 1851, Jillis de Ruiter (visser), geboren 6 oktober 1827 (folio 391).


31 december 1851, Leendert de Bruin (schippersknecht), geboren 17 oktober 1806, gehuwd met Aagje de Bloeme, 3 zoons en 2 dochters (folio 327).


15 april 1852, Jacob Krijger (schipper), geboren 22 maart 1822 in Middelharnis en Adriaantje Zoon met twee dochters (folio 146). Zie bericht van 6 mei 2018 op dit weblog, 


28 januari 1853, Angenietje de Ruiter, geboren 9 april 1829, dochter van Willem de Ruiter, (visser geb. 1802) (folio 608) en Maatje Razenberg.


9 mei 1853, Gerrit de Ruiter (visser), geboren 19 december 1815 en Teuntje Breur met vijf kinderen. Teruggekomen in Middelharnis op 9 september 1858 (folio 181).


4 mei 1854, Johannes Zoon (schipper), geboren 16 november 1803 (folio 210 en 719).


15 oktober 1856, Jillis de Ruiter (visser), 2 mei 1792 en Geertje Heijnsberg met drie dochters (folio 391). Dochter Trijntje en zoon Jillis waren hen voorgegaan in 1851. Jillis stond bij het huwelijk van Trijntje met Abraham Waterman in 1841 als visverkoper geregistreerd

18 mei 1857, Grietje de Ruiter zonder beroep, geboren 26 juli 1830 volgens bevolkingsregister (moet waarschijnlijk zijn 11 januari 1829 moeder Jacomina Fabrij, zij is 1842 overleden), vader Willem de Ruiter (geb. 1797) was visser en is april 1857 overleden (folio 601).


10 juni 1857, Machiel Dubbeld (visser), geboren 25 januari 1815 en Cornelia van den Nieuwendijk, met 2 zoons en 3 dochters (folio 524).


4 maart 1858, Machiel de Ruiter, geboren 19 maart 1822 (arbeider, geboren Sommelsdijk), weduwnaar (folio 538).


?  Laurens van der Put (visser) geboren 23 juli 1816 en Maartje van Malsum met drie dochters (folio 235). Hij was in 1852 als schipper al woonachtig in Hellevoetsluis, zo blijkt uit de geboorteaangifte van zoon Simon, geboren 4 december 1852 (overleden 1 november 1856). Laurens en Maartje zijn op 8 april 1836 in Oude Tonge getrouwd. Laurens is op 9 februari 1859 in Leeuwarden (tuchthuis) overleden. Woonplaats Hellevoetsluis.

18 november 1861 Grietje de Ruiter, geboren in 1807, weduwe van Johannes Doorn, hij is overleden 17 mei 1852 (folio 617).



1. Ulbo J. Mijs, De vischafslag van Middelharnis, 1597-1856. Met de desbetreffende ordonnantiën, keuren, ampliatiën, octrooien, contracten, enz., verzameld uit het archief der gemeente (Sommelsdijk 1894) 34-39.
2. Verslag over de zeevisscherijen, uitgebragt door de commissie benoemd bij Koninklijk besluit van 9 februari 1854, no. 47 (‘s-Gravenhage 1854) 93-94.
3. Verslag van den staat der Nederlandsche zeevisscherijen over 1857, 13Verslag idem over 1858, 61 en 1868, 86.
4. Verslag idem over 1863, 48.
5. Verslag idem over 1867, 58 en 1868, 86.
6. Verslag idem over 1869, 48.
7. Verslag idem over 1859, 84.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten