zaterdag 19 mei 2018

De vissloep De Zeeuw van de Vlissingsche Zeevisscherij in de haven van Middelharnis (1879-1880)

Oprichting van de Vlissingsche Zeevisscherij
In de Vlissingsche Courant van 7 februari 1876 werd ingegaan op de goede opbrengsten van de zeevisserij in Nieuwediep/ Den Helder. Met haar geschikte haven (gerealiseerd met de aanleg van kanaal en spoorweg) en de gunstige ligging ten opzichte van de buitenlandse markten zou Vlissingen toch ook succesvol kunnen zijn in de zeevisserij, aldus het betoog in de krant.
Al op 9 maart 1876 werd de oprichting van de naamloze vennootschap of rederij aangekondigd en kon men intekenen op aandelen van 250 gulden per stuk (totaal benodigd kapitaal 30.000 gulden volgens een beschouwing in de Vlissingsche Courant van 24 februari 1878 , de scheepswerf bedong een matige prijs). De Vlissingse koopman F. Wibaut* werd directeur van de rederij.



Vlissingsche courant, 9 maart 1876

Op 19 maart 1876 meldde de krant het besluit om met de grote visserij te beginnen.
Twee maanden later, op 18 mei 1876, werd op de werf van de Koninklijke Maatschappij De Schelde de kiel gelegd voor de vissloep De Zeeuw.
De N.V. Maatschappij De Schelde is op 8 oktober 1875 opgericht. De werf was gevestigd op het terrein van de voormalige Marinewerf van Vlissingen. Na de bouw van een ponton voor eigen gebruik was de vissloep het eerste vaartuig (Bouwnummer 1) dat op de werf werd gebouwd (1). De Zeeuw was een houten vissloep. Lengte 22,65 meter (80 Amsterdamse voet), breedte 5,80 meter, diepgang 2,92 meter (8).
Op 29 oktober 1876 werd de vissloep te water gelaten (2). 



Vissloep De Zeeuw (157 ton) aan de Dokkade in Vlissingen
bron: Beeldbank Gemeentearchief Vlissingen 56512
zie ook nr. 16434 en de tekeningen van de sloep in deze Beeldbank.

De visserij
Aan het eind van het jaar 1876 kon de visvangst beginnen. Schipper werd Dirk Meijboom, inwoner van Middelharnis en in 1841 in Pernis geboren, op 1 mei 1867 in Middelharnis getrouwd met Maatje van der Put. Hij verhuisde daartoe op 9 oktober 1876 met zijn gezin naar Vlissingen (7). Op 9 januari 1877 meldde de Middelburgsche Courant dat De Zeeuw in Nieuwediep was binnengelopen met een geringe vangst door het aanhoudende ruwe weer. Eind januari bracht de sloep voor het eerst levende vis aan in de thuishaven.


Vlissingsche Courant, 25 januari 1877

In het voorjaar van 1877 roofden Engelse vissers een deel van het viswant van De Zeeuw. Het want is door schipper C. Noordzij bij een Engelsman aan boord teruggevonden, meldt de Middelburgsche courant op 10 april 1877. In het najaar van 1877 heeft de sloep maanden stilgelegen door gebrek aan bemanning, aldus de Vlissingsche Courant van 18 november 1877.
Het was de Vlissingers, althans de redacteur van Vlissingsche Courant, een doorn in het oog dat de lading van de sloep in andere plaatsen werd verkocht. "Tot ons leedwezen moeten wij onze stadgenooten mededeelen, dat de vischsloep "de Zeeuw" [...] gisteren avond naar Antwerpen is vertrokken teneinde aldaar haren visch te verkoopen." (4 april 1878). Op 18 mei 1878 berichtte de Goessche Courant dat De Zeeuw wegens gebrek aan bemanning die zomer niet uit zou varen.

Vanuit Middelharnis
Eind 1878 werd besloten om De Zeeuw bij de vloot van Middelharnis onder te brengen. De schipper verhuisde op 8 november 1878 terug naar Middelharnis. De eerste  aankomst van de Zeeuw in Middelharnis was op 18 december 1878 
In de winter 1878/79 maakte De Zeeuw tot 6 april tien reizen op verse vis met als stuurman/schipper Dirk Meijboom.( 6)
In 1879 lagen er in Middelharnis 19 sloepen met een bemanning van ruim 250 personen.
Een van deze sloepen is eigendom van de "Vlissingsche Zeevisscherij", maar deze vaart uit Middelharnis en gebruikt eene bemanning welke daar ter plaatse te huis behoort (3).
Sedert de sloep in Middelharnis was ondergebracht had men niet meer te maken met de "vroeger voorkomende desertiën, dronkenschap en vechterijen" en was er ook geen gebrek meer aan geschikt volk. "De verbetering in het gehalte der equipage was merkbaar van invloed op den gang van zaken." Desondanks werd opnieuw verlies geleden (4).

In 1880 maakte De Zeeuw één lange zomerreis ter zoute, terwijl de andere sloepen van Middelharnis er twee maakten. De Zeeuw kwam pas op 16 augustus binnen, toen de anderen al weken aan de tweede reis bezig waren. Aangezien er half augustus volop haring aangevoerd werd lag de prijs voor gezouten kabeljauw laag. De lading van De Zeeuw, 199 tonnen vis en 17 tonnen leng werd in overleg met de Vlissingse rederij tot in de tweede helft van september in Vlaardingen opgeslagen. De exploitatie was opnieuw verliesgevend en de aandeelhouders waren niet meer bereid om de uitrusting voor een nieuwe reis voor te schieten (5).

Verkoop van de vissloep
Het bestuur nam in het najaar van 1880 de stap om de vissloep te verkopen. Op de aandeelhoudersvergadering van 16 november 1880 werd de verkoop goedgekeurd.
De sloep kwam in handen van de firma Jos & L. Crabeels broeders te Antwerpen (9) voor 10.026 gulden, iets meer dan 2/5 van de kostprijs. De aandeelhouders kregen slechts 15% van hun inleg terug.


Vlissingsche Courant, 21 november 1880

In de Middelburgsche Courant van 10 februari 1881 verscheen een kritische beschouwing over de exploitatie van de vissloep.  De hoge afschrijvingslasten en de verzekeringspremie zijn mede oorzaak van het tekort. In Holland worden dergelijke sloepen niet verzekerd, aldus de krant.
De Zeeuw werd omgedoopt tot Leopold I. De Belgische sloep verging op 8 april 1882 op de Banjaard. De elf opvarenden konden worden gered.








Florentinus Wibaut, overleden 5 april 1881, vader van F.M. Wibaut, o.a. wethouder van Amsterdam.


1. Peter van Druenen, Vissers, kapers, arbeiders. Vlissingen 700 jaar stadsrechten (Vlissingen 2015), 712-715. 

2. Vlissingsche courant 29 oktober 1876.
3. Verslag van den staat, 1879, 79.
4. Vlissingsche courant, 5 augustus 1880 en 2 september 1880 (verslag over 1879).
5. Vlissingsche courant, 11 augustus 1880 (verslag over 1880).
6. Archief Gemeente Middelharnis, staten Slis en Kolff.
7. Bevolkingsregister Middelharnis 1861-1890, folio 594.
8. Henk Nagelhout, Koninklijke Maatschappij "De Schelde". De 400+ schepen die wij bouwden. 2017, 
9. Mededeling van Raymond van Ael inzake de firma Crabeels. Voor 1840: Jan Crabeels, vishandelaar (poissonier) , wonend op de Palingbrug sectie 1 nummer 293; de weduwe van Joseph Crabeels, vishandelaarster (poissonière) , wonende in de Kleine Burchtgracht sectie 1 nummer 213. Dit was de buurt waar ook vissers uit Middelharnis gewoond hebben. Voor 1870: wordt onder de reders, vishandelaars van droge en gezouten vis, een J. Crabeels vermeld, samen met Vandenbemden Frères, Van Baelen J&C°, Goosens B, Herkens J.J., Vandervoort J.B. Vanden Bemden en Van Baelen zijn ook reders van negen vissloepen, naast een visrokerij, verwerkingsfabriek, distributiecentrum. De verse vis werd echter verplicht in de vismijn van de vismarkt afgeslagen. Mogelijk kocht J(os?) Crabeels samen met zijn broer “L.” de sloep de Zeeuw aan en werd hun vishandel dan de onderneming “Jos & L. Crabeels frères." Een tweede sloep van deze onderneming heette de Rosalie (tweemast schoener getuigd?).

Een tweede initiatief werd gemeld in de Vlissingsche Courant van 9 en 12 maart 1876. J.J.P. Hector, Jonkheer M.J. de Marees van Swinderen en A. Meijers vatten het plan op om een sloep uit te rusten voor de zeevisserij. De bestelden daartoe een sloep van 44 ton in Oostende waarvan de kiel in maart 1876 is gelegd en die de naam Vooruitgang kreeg. Op 27 juli 1876 meldde de Zierikzeesche Nieuwsbode de binnenkomst van de sloep in Vlissingen met een lading verse vis die naar Engeland werd verscheept, nadat deze krant op 1 juli 1876 het vertrek van de sloep meldde. De sloep werd gevoerd door schipper Borgers. Op 19 mei 1879 berichtte de Middelburgsche Courant dat deze sloep aan Oostende verkocht was omdat het vaartuig geen gunstige financiële resultaten opleverde.
Vijf eerdere pogingen in de achttiende en negentiende eeuw om de zeevisserij vanuit Vlissingen te bedrijven :In 1845 werd de Vlissingsche Visch-Reederij opgericht. De vischsloep Prins Hendrik van deze rederij kwam op 23 juli 1845 voor het eerst in Vlissingen binnen, schipper H. Meuldijk, met 172 tonnen gezouten vis en enkele tonnen levertraan (Vlissingsche Courant, 28 juli 1845; Leydsche courant, 30 juli 1845). De lading werd in Vlissingen zelf afgeslagen. Op 14 oktober  kwam de sloep van een tweede reis binnen (Vlissingsche courant, 17 oktober 1845). De laatste vermelding van deze sloep dateert uit de zomer van 1846.(Algemeen Handelsblad, 29 juli 1846).  De openbare verkoping van de Prins Hendrik vond plaats op 25 juni 1847 in Vlissingen (Vlissingsche Courant, 21 juni 1847). H.P. Winkelman schrijft in 1873 in zijn Geschiedkundige plaatsbeschrijving van Vlissingen uit 1873 dat de onderneming uit 1845 in 1847 ontbonden is. "Later nog hebben eenige ingezetenen, tot twee malen toe beproefd, eene vischsloep van Vlissingen te doen varen, maar eveneens zonder goed gevolg." (p. 160).
In de jaren 1717-1720 werd de kabeljauwvisserij bedreven op initiatief van het stadsbestuur en in tussen 1751 en 1757 waren particuliere reders actief in de kabeljauwvisserij en de haringvisserij . (Van Druenen, 567-570 en handschrift Jasper Jaspersen Brasser, 91-92, 624-628, 713-717).



Meer Zeeuwse initiatieven op het terrein van de zeevisserij:

Zierikzee 1856, zie de tekst van 12 mei 2018
Te Veere is opgericht een N.V. tot uitoefening der zeevisscherij onder de naam van "kustvisscherij de Eendracht". Kapitaal f 6.000 in 24 aandelen van f 250, directeur is de heer de Bruyne (Het Zuiden, 9 augustus 1877).

In Terneuzen is in 1887 het initiatief genomen om de uitmuntende haven van Terneuzen en de goede spoorwegverbindingen met Gent, Brussel en Mechelen dienstbaar te maken aan de zeevisserij. Enkele energieke mannen kochten een in Terneuzen gebouwde hoogaars en wierven equipage aan. Bij een gunstige uitslag is men van plan meer en grotere vaartuigen in te zetten. Algemeen Handelsblad, 13 mei 1887. De Middelburgsche Courant vermeldt in dit verband de namen van L. Schalk en R. Walraven als leden van het bestuur (12 mei 1887). De vangst moet in Terneuzen worden aangebracht (Vlissingsche Courant, 19 mei 1887).


Geen opmerkingen:

Een reactie posten