woensdag 11 augustus 2021

Met verse kabeljauw en schelvis naar Zeeland (18e -19e eeuw)

De zeevisserij van Zeeland verloor gedurende de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648) aan betekenis. Alleen Zierikzee en Brouwershaven bleven zich toeleggen op de kabeljauwvangst, de haringvisserij verdween helemaal (1). De kabeljauwvisserij ter zoute in de IJslandse wateren werd vanaf circa 1660 een specialiteit van Zierikzee. De schepen die hiervoor gebruikt werden waren koopvaardijhoekers. Voor de kabeljauwvisserij ter verse waren enkele bunhoekers in de vaart, maar dat werden er in de tweede helft van de achttiende eeuw steeds minder. De vissers van Veere en Vlissingen legden zich toe op de kustvisserij (schrobnet- of kordevisserij) op platvis.

De vraag is hoe de Zeeuwse steden Middelburg en Vlissingen in de achttiende eeuw van verse kabeljauw, schelvis en andere zeevis voorzien werden.

Enkele Arnemuidse vissers, die in de zomer en de herfst de schrobnetvisserij bedreven, fungeerden in de winter en in het voorjaar als ventjager. Ze vervoerden zeevis uit Holland naar Middelburg. Deze Arnemuidse kordevissers bezochten in de winter en in het voorjaar de visafslag van Middelharnis. De bronnen hebben betrekking op de jaren 1775 tot 1840 (zie blogtekst van 1 december 2018).

Van de visafslag van Vlissingen zijn lijsten van rond 1770 bewaard gebleven. Hier voerden de kordevissers voornamelijk platvis aan. Deze vis was niet alleen voor lokale consumptie bedoeld want ook Antwerpse vishandelaren (zoals Govaarts, Adriaansen en Van den Ende die ook de afslag van Middelharnis bezochten) deden Vlissingen aan.
In maart 1768 bezocht de Middelharnisse stuurman Klaas Spaan met zijn gaffelschuit de visafslag van Vlissingen en verkocht voor 124,40 gulden aan kabeljauw, schelvis, leng en rog.

De Vlissingse visser Jacob Naerebout kocht in december 1769 op de visafslag in Middelharnis voor 166 gulden aan vis: schelvis (80 snees van elk 20 stuks, samen 132 gulden), 12 stuks kabeljauw (van 2 gulden per stuk maakt 24 gulden), 8 vleten voor 4 gulden en 4 puntjes roggen (1,50 per stuk maakt 6 gulden).
Hij verkocht de vis in Vlissingen en moest nogmaals afslagrecht betalen. Een deel van de lading ging naar Middelburg.

De lading van Jacob Naerebout, aangekocht in 'Middelharnas'
Zeeuws Archief, archief Familie Mauritz, inv. nr. 5133, scan 4.


Regelmatig brachten Vlissingse vissers een partij vis op de afslag waarbij de aantekening 'Zoutelande' werd geplaatst. Aangezien Zoutelande geen vissershaven had gaat het hier mogelijk om vis die op zee gekocht werd van de stuurlieden van gaffelschuiten uit Middelharnis, Pernis of Zwartewaal.(2) Dit zou kunnen verklaren waarom de gaffelschuit van Jacob Bree zich in december 1808 voor de kust van Walcheren bevond (waar vrijwel de hele bemanning omkwam in een storm).

In 1789 kochten de Veerse reders Corin en Willem Neve twee gaffelschuiten uit Pernis. Ze trokken hiervoor stuurlieden en bemanningsleden uit Pernis aan.(3) In 1818 kocht een groep Middelburgse kooplieden twee gaffelschuiten uit Delfshaven. Ze stelden stuurlieden uit Middelharnis aan: Roeland Waterman en Johannis Bree (zie bericht van 10 juni 2019).
In beide gevallen was het achterliggende idee waarschijnlijk om zelf in de aanvoer van verse zeevis te voorzien.

Voor het antwoord op de vraag waar Middelburg en Vlissingen hun verse kabeljauw, schelvis en andere zeevis vandaan haalden beschikken we over enkele summiere aanwijzingen.
Die wijzen in de richting van de vissers van het Overmase (Middelharnis, Pernis en Zwartewaal) en de visafslag van Middelharnis (de grootste afslag voor verse zeevis in Zuidwest Nederland).


1. A.P. van Vliet, Vissers in oorlogstijd. De Zeeuwse zeevisserij in de jaren 1568-1648 (Middelburg 2003).
2. Zeeuws Archief, Familie Mauritz, inv. nr. 5133. Stukken betreffende de visserij en het viscomptoir, 1768-1771.
3. Kees Leeman. De geschiedenis van de Veerse visserij 1250 -1961 (Middelburg, 2e herziene en uitgebreide uitgave 1997), p. 29

Geen opmerkingen:

Een reactie posten