zondag 26 juni 2022

Twee visreizen van de hoeker Maria Elisabeth naar IJsland vanuit Zierikzee in 1726 en 1727

In 1726 en 1727 stuurde de Middelburgse Commercie Compagnie de koopvaardijhoeker Maria Elisabeth in de zomer naar IJsland voor de zoute kabeljauwvangst. De bemanningsleden voor de hoeker en de benodigdheden voor de visvangst haalde de handelscompagnie uit Zierikzee. Zierikzee had een omvangrijke vloot voor de zeevisserij.

De eerste helft van de achttiende eeuw is wat betreft de kabeljauwvisserij rond IJsland een vrijwel onbeschreven blad in de visserijgeschiedenis. De administratieve bescheiden van de visreizen van de Maria Elisabeth in het archief van de MCC vormen een unieke bron om de kennis van dit visserijbedrijf te verdiepen.



Scheepsmodel van een koopvaardijhoeker, vervaardigd door Pieter Ossewaarde, 
circa 1750-1770. Stadhuismuseum Zierikzee (SHM 1251)


De hoeker vertrok in 1726 en 1727 in mei en keerde in september terug. De reizen duurden 127 tot 136 dagen. De bemanning van de hoeker bestond uit dertien personen, elf volwassenen en twee jongens. Het loon was afhankelijk van de hoeveelheid gevangen vis. De bemanningsleden moesten een verklaring tekenen dat ze geen handelswaren mee zouden nemen om in IJsland te verhandelen.

Zout uit Setubal was het meest geschikt voor het zouten van de kabeljauw; er waren vier tonnen zout per last vis nodig. Tijdens de kabeljauwvisserij rond IJsland werd met kollijnen gevist. Van beide reizen bracht de hoeker ongeveer 41 last (van veertien tonnen) gezouten kabeljauw aan. Dit betekent dat de vangst elk jaar uit meer dan 17.000 kabeljauwen bestond. De reders van Zierikzee stuurden voornamelijk koopvaardijhoekers naar IJsland, deze schepen waren groter dan vishoekers. Na het visseizoen werden de schepen ingezet voor de handelsvaart op Frankijk en Spanje. In 1727 bestond de IJslandvloot van Zierikzee uit 54 hoekers.

Het zout, de tonnen, de levensmiddelen en de lonen voor de bemanning vormden de vaste kostenposten. De reis van 1726 leverde een winst op van 804 gulden, op de reis van 1727 werd 2.488 gulden verloren omdat de prijzen op de Zierikzeese afslag in 1727 extreem laag waren. De oorzaak was dat het stadsbestuur een aanvoerverplichting instelde. De vis van alle hoekers moest in Zierikzee zelf verkocht worden, waardoor de markt overvoerd werd.

Voor de MCC was het uitrusten van de Maria Elisabeth voor de IJslandvaart een van de experimenten uit de beginjaren. Na twee reizen achtte de handelscompagnie de kabeljauwvisserij niet meer voor herhaling vatbaar. Vanaf 1730 concentreerde de MCC zich op de vaart op West-Afrika en het Caribisch gebied. De compagnie ontwikkelde zich tot de belangrijkste rederij op Walcheren voor slavenreizen.


Publicatie:

Marlies Jongejan, 'Twee visreizen ‘te soute’ van de Maria Elisabeth naar IJsland. Een experiment van de Middelburgse Commercie Compagnie vanuit Zierikzee in 1726 en 1727'.

Tijdschrift voor Zeegeschiedenis, 41(2022)1, 25-47

 




zaterdag 28 mei 2022

Olie op de golven storten. De MD 3 Nijverheid in gevaar (winter 1891-92)

In de herinneringen van Beschier Faasse, geboren 9 oktober 1867,  treffen we de uitdrukking 'olie op de golven storten' aan.

Beschier voer als veertienjarige aan boord van de MD 3 Nijverheid, schipper Jacobus (Koos) van den Hoek in de winter van 1891-1892

Het was altijd zeer moeilijk en ook dikwijls, levensgevaarlijk om bij slecht weer, bij mist of donker de zeegaten binnen te lopen. Ik was een jongen van 14 jaar en voer bij Kees [Koos] v. d. Hoek, op de sloep ,,Nijverheid" van de Rederij P. L. Slis & Zonen. We kwamen met goede vangst uit zee voor Nieuwediep, vanaf benoorden Waterbank. Het regende en er stond veel wind. De wind was Noordwest, dus lager wal. De vloed viel in, we konden niet meer in 't slijkgat komen. Na scheepsraad gehouden te hebben, besloot de schipper het Westgat binnen te varen. Dit was zeer moeilijk, want hier was geen betonning en het licht was slecht. Tussen de branding van Noordhaaks en Zuiderhaaks ging het alleen op 't kompas. De olie hadden we klaar staan om op de kokende golven te storten. De uitwerking daarvan is geweldig, maar het mag alleen in de uiterste nood gebruikt worden, omdat een schip, dat e.v. achteraan komt, gewis tot ondergang is gedoemd.
Evenwel werd het zo bestuurd dat het [niet] nodig was, en kwamen we behouden in de haven aan. Bron: Eilanden-nieuws van 7 februari 1948.


Wat betekent olie op de golven gieten en waar komt deze uitdrukking vandaan?
Olie op de golven gieten (of: gooien) betekent dat iemand iets zegt of doet om anderen rustiger te maken, om een verhitte stemming wat te laten afkoelen. Olie op de golven gieten is een uitdrukking uit de scheepvaart. Vroeger gooide men weleens olie op het water, bijvoorbeeld als er een sloep van een groot schip moest worden neergelaten in een woelige zee. Die olie was speciaal daarvoor aan boord. Het was vaak walvistraan of anders vette plantaardige olie. Later werd ook afvalolie uit de machinekamer gebruikt. Olie blijft op het water drijven en vormt daarop een dun, wat stroperig laagje. De wind krijgt zo minder vat op het water en kan dus moeilijker golven maken. De golven worden door de olie op zichzelf dus niet kleiner, maar de olie vermindert wel het aantal ‘puntige’ golven en golfjes. Dankzij dit dempende effect kon de uitdrukking olie op de golven gieten ontstaan, om uit te drukken dat er iets wordt gezegd of gedaan om de golven van de emoties te dempen, om de scherpe randjes eraf te halen. 
Bron: www.onzetaal.nl/taaladvies


Advertentie voor golfstillende olie, Vlaardingsche Courant, 11 februari 1899



woensdag 20 april 2022

De Wereldtentoonstelling in Parijs (1900). Vijf inzendingen uit Middelharnis op de Nederlandse visserijafdeling

In het jaar 1900 werd in Parijs de wereldtentoonstelling (de Exposition Universelle) gehouden. Meer dan 50 miljoen mensen bezochten het evenement, een wereldrecord. In totaal namen er 76.000 exposanten aan deel (zie verder over deze tentoonstelling de Wikipedia-pagina).

Klasse 53, onderdeel van groep IX, in een paviljoen aan de Quai d'Orsay, was gewijd aan de visserij. De bijdrage van Nederland op visserijgebied was door ruim zeventig personen, bedrijven en instellingen verzorgd. De commissie die de Nederlandse inzending voorbereidde, ontwierp een indeling bestaande uit een algemeen deel en zeven subrubrieken. In de rubriek 'Visserij algemeen' waren plattegronden en foto's van Nederlandse vissershavens tentoongesteld. 

1. Hier lag ook het in 1894 verschenen boek van burgemeester Ulbo J. Mijs, getiteld 'De vischafslag van Middelharnis', ter inzage.


Maas- en Scheldebode, 24 augustus 1900.


In de subrubriek 'Grote visserij' waren te zien:

2. foto's van vissers uit Middelharnis (het is niet bekend welke foto's dit waren).
3. een model van een Middelharnisse houten bunsloep (het is niet bekend welk model).
4. beuggereedschap ingezonden door de heer Slis
5. een schilderstuk met voorstelling van de beugvisserij, ingezonden door de firma P.L. Slis en Zoon. Dit was het onderstaande schilderij:


MD 6 Titia Jacoba van rederij Slis.
Maritiem Museum Rotterdam.

De Nederlandse visserij-inzending was als collectief ingebracht. Er werden daarom geen afzonderlijke onderscheidingen toegekend. De Nederlandse inzending kreeg de hoogste onderscheiding: de Grand-Prix.


© Marlies Jongejan

Literatuur:
Jan P. van der Voort, De Renaissance van visserij. De Nederlandse deelname aan nationale en internationale visserijtentoonstellingen 1861-1907 (Zutphen 2010) 106-112.
Zie ook de bespreking door P.P.C. Hoek in de Vlaardingsche Courant van 21 en 25 juli 1900.

woensdag 23 maart 2022

'Een tak van nijverheid zal geheel te gronde gaan.' De visserij van Middelharnis 1830-1863

In het maartnummer van 2022 van De Ouwe Waerelt is weer een uitgebreid artikel verschenen over de visserij van Middelharnis. Deze keer worden de jaren 1830-1863 beschreven. Het is de tweede episode in de geschiedenis van 100 jaar visserij met bunvissloepen in Middelharnis. Voor het onderzoek is gebruik gemaakt van bronnen uit het Nationaal Archief en uit het Streekarchief Goeree-Overflakkee.


De mobilisatie van 1830.  Vertrek van de schutterijen van Brielle, Vlaardingen, Maassluis 

en Middelharnis van Brielle naar Breda, 8 maart 1831. Rotterdam, Atlas van Stolk, AS 6860.


De Belgische Opstand van 1830 luidde drie decennia van onzekerheid en malaise in. Handel met het opstandige gebied was streng verboden, waardoor de belangrijkste afzetmarkt voor verse zeevis wegviel. Dit was gelukkig tijdelijk. Na de wapenstilstand van 1833 trok de vishandel weer aan. De volgende klap kwam in 1842. De nieuwe staat België legde een hoge invoerheffing op voor buitenlandse zeevis. De Hollandse vis werd te duur voor de Belgische consument. Daar kwam bij dat de Nederlandse regering de subsidies voor de zeevisserij in de jaren vijftig geleidelijk afschafte, tot groot ongenoegen van de reders. 

De visserij van Middelharnis had daarnaast ook nog te kampen met plaatselijke problemen: de slechte bereikbaarheid van de haven en de teloorgang van de sinds 1598 bestaande visafslag. Ook was het een tegenvaller dat de tarbotvisserij, die vroeger voor veel inkomsten zorgde, verdween. Vanaf 1842 tot ver in de jaren vijftig leefden veel vissersgezinnen in armoedige omstandigheden. Een nieuwe bloeiperiode brak pas in 1863 aan met de verlaging van de Belgische invoerrechten.

De onzekerheden over de afzet van verse vis naar België en de teruglopende verkoop van tarbot naar Engeland raakten de Middelharnisse visserij in haar bestaansrecht. Het vergde veel aanpassingsvermogen om het bedrijf steeds voort te zetten en een relatief grote vloot in stand te houden. Het belangrijkste antwoord van de reders was diversificatie. De vloot werd aangevuld met voor Middelharnis nieuwe scheepstypes. Andere vormen van visserij, in het bijzonder de haringvisserij, werden daardoor mogelijk. In 1843 nam het aantal haringschepen toe tot vijf, een aanzienlijk aantal op de totale vloot van negentien schepen. 


Het gezigt van de haringvisscherij op zee,aquarel door Arij Stolk ca. 1840.
Streekmuseum Goeree-Overflakkee

De verouderde vloot, de premies, de eigen vishandel en het schakelen tussen verschillende vormen van visserij maakten de rederijen net rendabel. De vissers hadden minder keuzemogelijkheden dan de reders. Het vissen op deel maakte dat elke beweging in de marktprijzen gelijk effect had op hun inkomsten. Een aantal vissers vertrok naar Antwerpen om daar voor de Nationale Visserij te werken en enkele vissers zochten hun heil in Hellevoetsluis.

De aanwezigheid van een goed florerende visafslag voor verse vis met alle bijbehorende bedrijvigheid onderscheidde Middelharnis sinds 1598 van andere vissershavens in de regio. Aan de betekenis van Middelharnis als regionaal centrum voor de handel in verse zeevis kwam met de opheffing van visafslag in 1857 definitief een eind.



downloadlink:


Marlies Jongejan, '‘Een tak van nijverheid zal geheel te gronde gaan’. De visserij van Middelharnis 1830-1863', in: De Ouwe Waerelt 22(2022) 65, 12-23.




De Ouwe Waerelt verschijnt 3x per jaar en is een uitgave van de Historische Vereniging voor Goeree-Overflakkee "De Motte". zie: www.demotte.nl. Losse nummers: € 9,95. abonnement/lidmaatschap € 30,- per jaar.

dinsdag 8 maart 2022

De MD 8 Willem de Zwijger (1875-1899)

Tussen 1857 en 1871 werd de vissersvloot van Middelharnis volledig vernieuwd. Er kwamen zeventien nieuwe sloepen in de vaart. Deze sloepen waren vrijwel gelijk aan de sloepen van de eerste generatie (die tussen 1817 en 1832 in gebruik genomen werden). Alle sloepen hadden één mast. De officiële naam van het scheepstype was bunvischsloep

In 1875 werd de eerste bunvissloep met een tweede mast in gebruik genomen: de Willem de Zwijger. 
De tweede mast was een bezaansmast, dat wil zeggen een korte achtermast. 


Sloepen met een korte achtermast in de haven van Middelharnis, circa 1898.
links MD 2 Maria Cornelia, midden MD 8 Willem de Zwijger, 
rechts 
MD 5 Onbestendigheid. (Streekarchief  Goeree-Overflakkee)


De Willem de Zwijger werd op de werf van Peeman in Middelharnis gebouwd. Jeroen van de Rovaart Peeman bouwde de sloep voor eigen rekening. Het was een langdurig project. Meestal duurde de bouw van een sloep minder dan een jaar. De kiel van de Willem de Zwijger werd op 23 mei 1873 gelegd, de stapelloop was vrijdag 30 juli 1875.

Vlaardingsche Courant, 25 mei 1873

Vlaardingsche Courant, 4 augustus 1875

Op woensdag 15 september 1875 maakte de sloep een geslaagde proefvaart naar Moerdijk. Familie, vrienden en kennissen van Peeman maakten het feestelijke reisje mee.



Nieuwe Brielsche Courant, 19 september 1875

De Willem de Zwijger heeft ruim twee jaar voor Peeman gevaren (1875-76, 1876-77 en de winter van 1877-78). In 1878 ging de scheepswerf failliet. De sloep werd daarom op 10 juli 1878 publiek verkocht. Reder Pieter Leendert Slis kocht de Willem de Zwijger.

Heldersche en Nieuwedieper Courant, 23 juni 1878.

In 1883 kreeg de sloep het visserijnummer MD 8. Volgens Van Keulen's Almanak uit 1888 was het een schip van 68 ton.(1). In bovenstaande verkoopadvertentie staat 86 ton. Dit zal het bruto-volume zijn geweest.

De eerste stuurman van de Willem de Zwijger was Jeroen Langbroek Mz. Na de verkoop aan Slis in 1878 trad de 22-jarige Jan van den Hoek aan. Hij werd in het najaar van 1892 opgevolgd door Gerrit Langbroek. In 1897 werd Abraham Langbroek stuurman.

In de winter van 1879-80 bleef de sloep zonder nader bericht bijna drie weken weg in plaats van de gebruikelijke tien tot veertien dagen. Schade aan de mast bleek de oorzaak van het lange uitblijven waarover men zich in Middelharnis zeer ongerust maakte (Vlaardingsche Courant, 25 februari 1880). 
Op 5 januari 1882 is de Zeemanshoop, een sloep uit Hellevoetsluis, overzeild door de Willem de Zwijger en gezonken. De gehele bemanning van de Zeemanshoop werd gered en in Nieuwediep aangebracht.
In januari 1884  kwam het Engelse smakschip Joseph & Sara in volle zee in moeilijkheden. Het vaartuig was mastloos en zwaar lek. Jan van den Hoek redde de bemanning met de Willem de Zwijger. Jan van den Hoek ontving van de Engelse regering een zeekijker als beloning.

De bemanning van de Willem de Zwijger verdiende in de topjaren 1880-1885 veel geld. Met de Onbestendigheid, de Titia Jacoba, de Nijverheid en de Hendrika Adriana behoorde de Willem de Zwijger tot de sloepen met de hoogste besommingen. In de winter 1882-83 verdienden de matrozen van de Willem de Zwijger zelfs 933 gulden.


Vlaardingsche Courant, 23 augustus 1899

Na het winterseizoen van 1898-99 verkocht rederij Slis de sloep onderhands aan A. de Jong in Scheveningen. De sloep werd voor de haringvisserij ingericht.

© Marlies Jongejan, februari 2024



1. Van Keulen's almanak voor de zee-visscherij (Noordzee, Zuiderzee en Schelde).  Amsterdam, H.G. Bom,1887, 258 (eerste jaargang, niet verder verschenen).

donderdag 24 februari 2022

De schokker MD 3 Jo-An terug naar Middelharnis (2022)

De Stichting Visserij Historie Middelharnis heeft de motorschokker MD 3 aangekocht. Op 26 februari 2022 arriveert het schip in de haven van Middelharnis.

Het eerste vissersschip met het kenteken MD 3 was de bunvissloep Nijverheid van de firma P.L. Slis en Zoon.
In 1903 kreeg de bunvissloep Anna van de firma Wed. C. Kolff en Zoon het registratienummer MD 3. Deze sloep is in 1912 met man en muis vergaan.

De zeevisserij vanuit Middelharnis werd in 1923 gestaakt, waarmee een einde kwam aan deze op export gerichte bedrijfstak met grote schepen. Een sloep had dertien bemanningsleden. Het was een kapitaalsintensieve tak van visserij vanwege de grote investeringen in schepen.

De riviervissers op het Hollands Diep en het Haringvliet tot in het Goereese Gat werkten voor de plaatselijke markt. De schepen werden bemand door twee of drie vissers waarvan er een de schipper/eigenaar was.

Na de teloorgang van de zeevisserij restte alleen de riviervisserij. 

In het Centraal Visserijregister (sinds 1911) zijn de schepen opgenomen die Middelharnis als thuishaven hadden.

We vinden hier vanaf 1917 de volgende vissersboten met kenteken MD 3.

1. MD 3 van Jacob Sarelse, open zeil- of roeiboot met 3 bemanningsleden, ingeschreven 8 juni 1917.
Botvisscherij op het Haringvliet. 6 oktober 1932 doorgehaald, wordt niet meer voor de kustvisserij gebezigd.

2. MD 3 van Klaas Groen, open zeil- of roeiboot, met 2-3 bemanningsleden, ingeschreven 23 maart 1936.
Bot- en palingvisscherij op het Haringvliet, 26 april 1940 doorgehaald, wordt niet meer voor de kustvisscherij gebezigd.

3. MD 3 van Arend Groen, stalen motorschokker Jo-An, 2 bemanningsleden, 16,5 meter lang. Hoofdbedrijf ankerkuil, nevenbedrijf aalkubben in het Goereese Gat en op het Haringvliet. Ingeschreven op 11 april 1956, uitgeschreven, 27 augustus 1970, verkocht aan J.W. Hortensius te Marken.




De schokker MD 3. Foto afkomstig van website Naupar.



De MD 3 heeft een symbolische betekenis als aandenken aan de riviervisserij.

De Stichting Visserij Historie Middelharnis financiert de aankoop van de schokker door het uitgeven van scheepsparten.


Belangstellenden kunnen meer informatie vinden op de website www.svhm.nl.

zondag 20 februari 2022

De veiling van de schokker Vrouw Adriana van Leendert Oversluis (Middelharnis 1861)

Leendert Oversluis (Oversluijs) was visser en werd geboren in Vlaardingen in 1795. Hij overleed in Middelharnis op 17 januari 1861 in de leeftijd van 65 jaar. Zijn overlijden werd aangegeven door Paulus Rooij, visser, 38 jaar en Paulus de Koning, visser, 49 jaar (overlijdensakte 1861/6).

De weduwe van Leendert, Adriana Mellaart, liet de vissersboot van haar man publiek veilen. Het was een schokker, die haar naam droeg: de Vrouw Adriana.

De schokkerschuit was onoverdekt en de grootte was zeventien tonnen, volgens de meetbrief die door scheepsmeter Spaanderman in Rotterdam was afgegeven op 11 oktober 1856, nr. 78 Jaarletter K.

De veiling werd gehouden door notaris Christiaan de Vries met als getuigen veldwachter Machiel Versprille en omroeper Leendert Wittekoek.  De veiling vond op zaterdag 23 februari 1861 om twee uur in de middag op het Vingerling plaats. 

Eerst werd bij opbod geboden

Pieter Leendert Slis, scheepsreeder, bood 120 gulden voor de boot inclusief zeilen en fok en 10 gulden voor de ketting en bijbehorend touw, 5 gulden voor het anker en 1 gulden voor een zwaard;

Jan de Wit, koopman bood 1 gulden voor een dreg;

Machiel Dubbeld, visser, bood  3 gulden voor een dreg;

Jan Smit, visser, bood 1 gulden voor haken en bomen, 1 gulden voor een smeerpot en 2 gulden voor kompassen;

Johannes Zoon, schipper, bood 3 gulden voor koksgereedschap en 2 gulden voor timmergereedschap;

Jacob Meijer, schipper, bood 3 gulden voor touwwerk.

Totaal werd er 152 gulden voor deze kavels geboden.

Vervolgens bood Pieter Leendert Slis 200 gulden voor deze nummers samen. Bij afslag gingen deze nummers (1-12) naar Slis voor 250 gulden.

Aansluitend de kavels 13-35

Machiel Dubbeld bood 41 gulden voor vistuig en 2 keer 10 gulden voor viswant;

Willem de Ruiter, schipper, 22 gulden voor vistuig, 50 cent voor vistuig en 1,60 gulden voor bakken  en 1,10 gulden voor twaalf ramessen (?);

Jan de Wit twee ketels voor 1 gulden, blokken voor 2 gulden, touwen voor 1,90 cent, vijf riemen voor 1,70,  het roer en twee zwaarden voor 8 gulden;

Aren Witvliet, schipper, twee dreggen voor  1,90 gulden, drie houten voor 6 gulden, visnetten voor 16 gulden en nog 6 netten voor 1,50 cent;

Jan Pas, arbeider, twee dreggen voor 1,10 gulden;

Hendrik Groen, schipper, zeven stolpen 1,30 gulden en drie stolpen voor 1,70 gulden;

Jan Smit, vier boeien, voor 1 gulden en blokken voor 4 gulden;

P.L. Slis, luiken, 3 gulden;

Jacob van de Rovaart, smid, 50 cent voor een boei.

Aldus kwam er 138,80 gulden bij. Het totale bedrag kwam op 388,80 gulden, waarna P.L. Slis 400 gulden bood. Vervolgens kwam er bij afslag een bod van 421 gulden uit voor Slis.

Maar Adriana Mellart deed de schokker niet weg voor dit bedrag:

'En verklaarde de rekwirante ingevolge de voorbehouding bij artikel 3 der conditien en voorwaarden, hiervoren omschreven, gemelde vaartuig met toebehoren niet in koop te gunnen maar onverkocht te laten.'

bron:Notarieel Archief Middelharnis, inv. nr. 40, akte 29, 23 februari 1861.


Naschrift:

Het is niet bekend waar de schokker Vrouw Adriana is gebleven.

De Vlaardingsche Courant maakte op 20 december 1876 melding van een schokker uit Middelharnis die in Arnemuiden gesignaleerd was om sardijn te kopen.

Arnemuiden, 19 Dec. 1876 De sardijnvangst blijft hier buitengewoon groot, de aftrek gaat zeer geregeld. Ook is een schokker aangekomen van Middelharnis die ze opkoopt om te dienen als „aas” voor de beugvaart.

In 1887 werd een lijst opgemaakt van kleine vissersvaartuigen. Daar zaten geen schokkers bij (zie bericht van 25 april 2021).