donderdag 19 september 2013

Betrekkingen tussen Middelharnis en Antwerpen in de negentiende eeuw

Vroege handelsbetrekkingen
Van de zeventiende eeuw tot rond 1840 was Antwerpen een belangrijke afzetmarkt voor verse vis die via Middelharnis werd aangevoerd. Het vervoer werd door kleine schepen van ventjagers gedaan. Er waren dus van oudsher al contacten tussen Middelharnis en Antwerpen. Zie hiervoor de scriptie van Marco Kuiper Vissers en ventjagers.

Reder Jacques van Baelen
In 1859 vertrok Willem Jongejan met zijn gezin vanuit Middelharnis naar Antwerpen (zie tekst van 16 mei 2013 op dit weblog) om als visser in dienst te treden bij reder Jacques van Baelen. Dit was de belangrijkste rederij van Antwerpen wat betreft de zeevisserij.
In 1865 is door het Belgische parlement een commissie ingesteld om onderzoek te doen naar de toestand van de zeevisserij. Een van de commissieleden was de werkgever van Willem Jongejan, Jacques van Baelen reder te Antwerpen (1). Van Baelen was zelf visser geweest, dus een man van de praktijk. 
Uit het rapport van het onderzoek blijkt dat Antwerpen voor 1837 geen sloepen had en dat de eerste sloep hier door Van Baelen in 1838 is geïntroduceerd. In 1866 telde de vloot elf sloepen van zestig tot tachtig ton elk die aan de Jordaenskaai lagen. Een kleine vloot, vergeleken met Oostende waar wel 160 sloepen hun thuishaven hadden.


Zicht op de Scheldebocht vanaf de Rijnkaai te Antwerpen in 1880.
De vaartuigen vooraan zijn Antwerpse sloepen.
Schilder: R. Montgomerij
Afgebeeld in:
Desnerck, Vlaamse visserij en vissersvaartuigen, dl.1 1974.

De Antwerpse zeevisserij
Uit de beschrijving die in het rapport van de visserij in Antwerpen gegeven wordt blijkt dat er op dezelfde manier gewerkt werd als in Middelharnis. Er wordt gevist met haken, de bemanningsleden delen in de winst, de bemanning bestaat uit 11-12 man, men vist op de Doggersbank op 62 graden NB, op schelvis en kabeljauw (hier zijn twee Franse woorden voor: cabillaud voor verse kabeljauw en morue voor gezouten vis). Ook rog, tarbot en heilbot worden gevangen. De reizen duren 2-4 weken. De opbrengst wordt verdeeld in 16 delen: een deel per matroos, een driekwart voor de schipper en voor de jongens 1/3 tot 5/6 per persoon. De kosten van voeding waren ook voor gezamenlijke rekening.

Tussen 1842 en 1867 werden premies verstrekt aan Antwerpse reders voor de hoekwantvisserij, de grote haringvisserij en de zomer-kabeljauwvisserij. De belangrijkste verdediger van de Antwerpse belangen was Jacques van Baelen die zich rond 1865 verzette tegen het afschaffen van de premies.
Rond 1840 begon men met de beugvisserij, men viste op de Hollandse manier met lijnen tot 16 kilometer (2). In 1895 is men gestopt met de zomerkabeljauwvisserij en de visserij op verse vis. De winterkabeljauwvisserij is al in 1871 beëindigd. Op het hoogtepunt 1867/68 bood de Antwerpse vissersvloot werkgelegenheid aan 132 vissers op 13 sloepen.
De sloepen leken veel op de sloepen van Pernis (3). Zie ook de reactie onderaan dit bericht.


Foto van de Brouwersvliet in Antwerpen rond 1870
links twee Antwerpse sloepen
met dank aan Raymond Van Ael te Antwerpen


Middelharnis-Antwerpen
Er waren naast Willem Jongejan meer vissers uit Middelharnis die op een Antwerpse sloep voeren. De Middelharnisse vissers stonden bekend als uitstekende beugvissers. Ze werden aangetrokken door Antwerpse reders om Antwerpse vissers het vak bij te brengen. Hendrik de Korte (4) zegt hier het volgende over:

De Belgen wilden vanuit Antwerpen een beugvisserij oprichten, wat ook enige jaren is gelukt. Vele Middelharnisse vissers hebben van Antwerpen gevaren, omdat België geen geschoold volk had met de beug bekend. Ook in Oostende bedreef men de beugvisserij met hulp van Hollanders omdat men de techniek verleerd was (5).


De rampen met de Antwerpse sloepen Josephine in 1863 en De Hoop in 1865
Twee inwoners van Middelharnis zijn tijdens de hevige storm van 3 en 4 december 1863 als bemanningslid van de Antwerpse sloep Josephine verdronken. De stuurman van deze sloep heette volgens de Nederlandse huwelijksbijlagen Weerman (Weiremans, Weeremans). Het Handelsblad van Antwerpen vermeldt J. Francke als 'patron' op 29 december 1863 ; het was een sloep van de bovengenoemde reder J. van Baelen en Co. 
Van de sloep Van Baele konden alle bemanningsleden worden gered.
In deze storm vergingen ook de Eben Haëzer en de Vrouwe Aplonia uit Middelharnis met man en muis en vele sloepen uit andere vissersplaatsen. Zie de tekst van 7 november 2013.

De sloep De Hoop uit Antwerpen verging in januari 1865 met aan boord Willem Jongejan. (Bron: Handelsblad van Antwerpen, 29 en 30 januari 1865).

Latere contacten
In 1888 werden twee Antwerpse schepen aan de vloot van Middelharnis toegevoegd, de A11 Avenir en de A12 Pionier van de rederij weduwe Manroij voor rekening van K.J. Meijer uit Middelharnis.

Noot: zie ook de aanvullingen in de reactie van Raymond van Ael uit Antwerpen onderaan dit bericht.
1. Rapport de la commission chargée de faire une enquête sur la situation de la pêche maritime en Belgique. Chambre des Représentants, Séance de 17 mai 1866. p.5.26,
2. Gaston Desnerck en Roland Desnerck. Vlaamse visserij en vissersvaartuigen. 2 dln, 1974. deel 1 p. 221-226.. Op p. 224 een overzicht van de vlootgegevens (sloepen en bemanningsleden).
3. idem. deel 2, p. 193-200. Andere reders waren: J. van den Bemden, wed. H. van den Bemden. Er waren ook schipper-eigenaren.
4. H. de Korte Johsz. Iets over de visserij van Middelharnis. Eilanden-nieuws 1947, deel 5.
5, Desnerck, deel 1 , p. 18

1 opmerking:

  1. wanneer Willem Jongejan overleden is is wel degelijk bekend, hij kwam om in dezelfde storm als de Joséphine verging, samen met sloep De Hoop van de rederij van Baelen waarop hij was aangemonsterd, en ook nog een derde sloep de Van Baele maar daarvan kon iedereen worden gered. Van de jonghe Joséphine en de Hoop bestaat er een achterglasschildering en van de jonge Joséphine ook een schets met commentaar van Hendrik Schaefels.
    Er werd toen een liefdadigheidsvereniging opgericht "Troost der Zeelieden", een stoet georganiseerd en een prentkaart in posterformaat verkocht om de getroffen families te ondersteunen. Op deze laatste staan de (fantasie) grafzerken afgebeeld van de omgekomen vissers die op de Hoop voeren, waaronder W. Jongejan, 35 jaren oud (dus in december 1863), gehuwd met A.Grootenboer, en 3 kinderen achterlatend. Wat meer details over de stoet kunnen worden gegeven.
    Betrouwbare gegevens die de bewering van Desnerck zouden ondersteunen dat de meeste Antwerpse sloepen bij Panesi in Oostende zijn gebouwd konden door ons niet worden gevonden op één uitzondering na. De meeste Antwerpse sloepen waren naar alle waarschijnlijkheid van Pernis of omgeving of van enkele lokale scheepswerven afkomstig, maar hebben geen verdere ontwikkeling meer doorgemaakt zoals dat in Pernis of Middelharnis wel het geval is geweest. Hoogstens werd lokaal een druilmastje aangebracht.Rond 1870, na de Pruissisch-Franse oorlog, die onder meer de aanzet was van verregaande industrialisatie van de Antwerpse haven, met het opkomen van ijsfabrieken, en de gemakkelijke aanvoer van ijsgekoelde vis van uit Oostende per spoor, en de stoom visserij, had het geen zin meer om nog te proberen de oude buikige sloepgetuigde éénmast "Pernis" sloepen te moderniseren. De Antwerpse hoogzeevisserij behoorde dan ook spoedig tot het verleden. Als ik mij niet vergis voer de laatste Antwerpse sloep onder zeil uit in 1895, volgens anderen in 1905. Slechts kleine visserij onder zeil met een tiental Antwerpse knotsen op de Westerschelde en in Zeeland, op garnaal, botjes, wulken enz. zou nog tot in de jaren 1920-1930 blijven voortbestaan. reactie van Van Ael Raymond, Antwerpen

    BeantwoordenVerwijderen