donderdag 24 februari 2022

De schokker MD 3 Jo-An terug naar Middelharnis (2022)

De Stichting Visserij Historie Middelharnis heeft de motorschokker MD 3 aangekocht. Op 26 februari 2022 arriveert het schip in de haven van Middelharnis.

Het eerste vissersschip met het kenteken MD 3 was de bunvissloep Nijverheid van de firma P.L. Slis en Zoon.
In 1903 kreeg de bunvissloep Anna van de firma Wed. C. Kolff en Zoon het registratienummer MD 3. Deze sloep is in 1912 met man en muis vergaan.

De zeevisserij vanuit Middelharnis werd in 1923 gestaakt, waarmee een einde kwam aan deze op export gerichte bedrijfstak met grote schepen. Een sloep had dertien bemanningsleden. Het was een kapitaalsintensieve tak van visserij vanwege de grote investeringen in schepen.

De riviervissers op het Hollands Diep en het Haringvliet tot in het Goereese Gat werkten voor de plaatselijke markt. De schepen werden bemand door twee of drie vissers waarvan er een de schipper/eigenaar was.

Na de teloorgang van de zeevisserij restte alleen de riviervisserij. 

In het Centraal Visserijregister (sinds 1911) zijn de schepen opgenomen die Middelharnis als thuishaven hadden.

We vinden hier vanaf 1917 de volgende vissersboten met kenteken MD 3.

1. MD 3 van Jacob Sarelse, open zeil- of roeiboot met 3 bemanningsleden, ingeschreven 8 juni 1917.
Botvisscherij op het Haringvliet. 6 oktober 1932 doorgehaald, wordt niet meer voor de kustvisserij gebezigd.

2. MD 3 van Klaas Groen, open zeil- of roeiboot, met 2-3 bemanningsleden, ingeschreven 23 maart 1936.
Bot- en palingvisscherij op het Haringvliet, 26 april 1940 doorgehaald, wordt niet meer voor de kustvisscherij gebezigd.

3. MD 3 van Arend Groen, stalen motorschokker Jo-An, 2 bemanningsleden, 16,5 meter lang. Hoofdbedrijf ankerkuil, nevenbedrijf aalkubben in het Goereese Gat en op het Haringvliet. Ingeschreven op 11 april 1956, uitgeschreven, 27 augustus 1970, verkocht aan J.W. Hortensius te Marken.




De schokker MD 3. Foto afkomstig van website Naupar.



De MD 3 heeft een symbolische betekenis als aandenken aan de riviervisserij.

De Stichting Visserij Historie Middelharnis financiert de aankoop van de schokker door het uitgeven van scheepsparten.


Belangstellenden kunnen meer informatie vinden op de website www.svhm.nl.

zondag 20 februari 2022

De veiling van de schokker Vrouw Adriana van Leendert Oversluis (Middelharnis 1861)

Leendert Oversluis (Oversluijs) was visser en werd geboren in Vlaardingen in 1795. Hij overleed in Middelharnis op 17 januari 1861 in de leeftijd van 65 jaar. Zijn overlijden werd aangegeven door Paulus Rooij, visser, 38 jaar en Paulus de Koning, visser, 49 jaar (overlijdensakte 1861/6).

De weduwe van Leendert, Adriana Mellaart, liet de vissersboot van haar man publiek veilen. Het was een schokker, die haar naam droeg: de Vrouw Adriana.

De schokkerschuit was onoverdekt en de grootte was zeventien tonnen, volgens de meetbrief die door scheepsmeter Spaanderman in Rotterdam was afgegeven op 11 oktober 1856, nr. 78 Jaarletter K.

De veiling werd gehouden door notaris Christiaan de Vries met als getuigen veldwachter Machiel Versprille en omroeper Leendert Wittekoek.  De veiling vond op zaterdag 23 februari 1861 om twee uur in de middag op het Vingerling plaats. 

Eerst werd bij opbod geboden

Pieter Leendert Slis, scheepsreeder, bood 120 gulden voor de boot inclusief zeilen en fok en 10 gulden voor de ketting en bijbehorend touw, 5 gulden voor het anker en 1 gulden voor een zwaard;

Jan de Wit, koopman bood 1 gulden voor een dreg;

Machiel Dubbeld, visser, bood  3 gulden voor een dreg;

Jan Smit, visser, bood 1 gulden voor haken en bomen, 1 gulden voor een smeerpot en 2 gulden voor kompassen;

Johannes Zoon, schipper, bood 3 gulden voor koksgereedschap en 2 gulden voor timmergereedschap;

Jacob Meijer, schipper, bood 3 gulden voor touwwerk.

Totaal werd er 152 gulden voor deze kavels geboden.

Vervolgens bood Pieter Leendert Slis 200 gulden voor deze nummers samen. Bij afslag gingen deze nummers (1-12) naar Slis voor 250 gulden.

Aansluitend de kavels 13-35

Machiel Dubbeld bood 41 gulden voor vistuig en 2 keer 10 gulden voor viswant;

Willem de Ruiter, schipper, 22 gulden voor vistuig, 50 cent voor vistuig en 1,60 gulden voor bakken  en 1,10 gulden voor twaalf ramessen (?);

Jan de Wit twee ketels voor 1 gulden, blokken voor 2 gulden, touwen voor 1,90 cent, vijf riemen voor 1,70,  het roer en twee zwaarden voor 8 gulden;

Aren Witvliet, schipper, twee dreggen voor  1,90 gulden, drie houten voor 6 gulden, visnetten voor 16 gulden en nog 6 netten voor 1,50 cent;

Jan Pas, arbeider, twee dreggen voor 1,10 gulden;

Hendrik Groen, schipper, zeven stolpen 1,30 gulden en drie stolpen voor 1,70 gulden;

Jan Smit, vier boeien, voor 1 gulden en blokken voor 4 gulden;

P.L. Slis, luiken, 3 gulden;

Jacob van de Rovaart, smid, 50 cent voor een boei.

Aldus kwam er 138,80 gulden bij. Het totale bedrag kwam op 388,80 gulden, waarna P.L. Slis 400 gulden bood. Vervolgens kwam er bij afslag een bod van 421 gulden uit voor Slis.

Maar Adriana Mellart deed de schokker niet weg voor dit bedrag:

'En verklaarde de rekwirante ingevolge de voorbehouding bij artikel 3 der conditien en voorwaarden, hiervoren omschreven, gemelde vaartuig met toebehoren niet in koop te gunnen maar onverkocht te laten.'

bron:Notarieel Archief Middelharnis, inv. nr. 40, akte 29, 23 februari 1861.


Naschrift:

Het is niet bekend waar de schokker Vrouw Adriana is gebleven.

De Vlaardingsche Courant maakte op 20 december 1876 melding van een schokker uit Middelharnis die in Arnemuiden gesignaleerd was om sardijn te kopen.

Arnemuiden, 19 Dec. 1876 De sardijnvangst blijft hier buitengewoon groot, de aftrek gaat zeer geregeld. Ook is een schokker aangekomen van Middelharnis die ze opkoopt om te dienen als „aas” voor de beugvaart.

In 1887 werd een lijst opgemaakt van kleine vissersvaartuigen. Daar zaten geen schokkers bij (zie bericht van 25 april 2021).


dinsdag 15 februari 2022

Schokkers in Middelharnis 1809-1826

Tot 1809 kwamen er geen schokkers voor in Middelharnis. Tussen 1809 en 1813 duiken er ineens schokkers op. De omstandigheden voor de zeevisserij waren in die jaren bepaald niet optimaal. Er was het gevaar van kapingen door de Engelsen en daarbij kwamen nog de belemmeringen die door de Bataafse overheid en vanaf 1810 door de Franse overheid opgelegd werden: embargo’s, vorderingen van schepen en beperkingen in de vaartijden. Enkele stuurlieden pasten zich aan de nieuwe omstandigheden aan door hun laatste geld in een kleine visschuit te investeren en zich op de visserij in het Goereese Gat en op het Haringvliet te richten. Zo kwamen er zeven schokkers naar Middelharnis, ook wel aangeduid als tuiten of schokkervisschuiten.

Schokkers werden aan de oostkant van de Zuiderzee veel gebruikt. Etymologen verbinden de naam van het scheepstype aan Schokland (www. etymologiebank.nl).


Een schokker. 
uit: Verzameling van vier en tachtig stuks Hollandsche schepen, 
door G. Groenewegen (Rotterdam, 1789)


In het  rechterlijk archief van Middelharnis komen we de volgende scheepsnamen en eigenaren / stuurlieden tegen (1).

Leonardus Eliza, tuit of schokker, Pieter Bogaardman, 1 januari 1809

zonder naam, schokker, Maarten Abeele, 16 december 1809

Drie Gebroeders, tuit of schokker, Leendert Buurveld, 28 juni 1810

Dinteloord, schokker, Klaas van den Nieuwendijk, 1 januari 1811

een schokkervisschuit van Willem Klaassen uit Urk, gekocht door Maarten Abeele, 1 januari 1811 

Jonge Pieter, Gerrit Onderdelinden,  februari 1811


Het decreet van Napoleon uit 1806, dat bekend staat onder de term continentaal stelsel, hield in dat Frankrijk en van Frankrijk afhankelijke staten geen verkeer en geen economische betrekkingen met Engeland meer mochten onderhouden. Dit leidde tot aanzienlijke smokkelhandel, vooral in koloniale waren. 
Marinus Du Pree gebruikte zijn schokker voor het vervoer van smokkelwaar. Hij werd op 4 september 1809 bij Dirksland aangehouden door de commies ter recherche gevestigd te Middelharnis..De volgende goederen werden geconfisqueerd: 18 grote en 3 kleine vaten met gezouten vlees en een kist met 'witte of spaansche zeep'. De handelswaren werden publiek verkocht.

Koninklijke Courant, 22 september 1809


Volgens de patentbelasting, opgemaakt door de Fransen op 25 maart 1813, waren er zeven schokkers  in Middelharnis (2).  Hieronder de namen van  de schepen en de eigenaren: 

Jonge Pieter

Maarten Abeele

Jonge Sara

Roeland Waterman

Goede Hoop

Pieter Dubbeld

Jonge Jannetje

Pieter Groen

Stellendam

Cornelis Smit

Jonge Willem

Willem Missel

Jonge Pieter

Gerrit Onderdelinde

 

In de jaren na 1813 werden de schokkers geleidelijk van de hand gedaan. In 1818 werd een schokker publiek verkocht. De maten waren: lang over de stevens 48 voeten (13,59 meter), wijd 15 voeten (4,25 meter) en diep 6 voeten (1,70 meter). Leendert Jonker, scheepmaker uit Sommelsdijk, kocht de hele kavel uit onderstaande advertentie. De schokker verkocht hij door aan Dimmes van der Waal voor 150 gulden (2)

Rotterdamsche Courant, 24 maart 1818

In 1825 waren er nog drie schokkers over (3). Een van de drie, de schokker van Cornelis Smit, werd op 21 oktober 1826 verkocht (4).


© Marlies Jongejan


1. Rechterlijk Archief van Middelharnis, transportakten van schepen en schuiten, inventarisnummer 19 

2. Archief Gemeente Middelharnis, inv. nr. 493, patentbelasting 1813.

3. Nationaal Archief, inv. nr. 3.11.05, nr. 1, 221.

4. Notarieel Archief Middelharnis, inv. nr. 5821, akte 79, 4 juni 1818; inv. nr. 5835, 21 oktober 1826


vrijdag 4 februari 2022

Desertie van zeevissers. De wetgeving van 1881 en enkele veroordelingen van vissers uit Middelharnis

In de jaren zeventig van de 19e eeuw was er een tekort aan vissers. Het leidde ertoe dat vissers soms op het laatste moment op een ander schip aanmonsterden als ze daar meer konden verdienden.

De ‘willekeurige wijze waarop de vissers zich dikwijls aan de eenmaal aangegane verplichtingen onttrekken’ was de reders een doorn in het oog. Er was behoefte aan een nieuwe wet om desertie tegen te gaan. Ook in Middelharnis zagen de reders verlangend uit naar nieuwe wettelijke voorschriften om dergelijk misbruik te keren (1) 

De wetgeving kwam in 1881 tot stand

Wet van den 28 junij 1881, houdende strafbepalingen tot beteugeling van desertie van zeevisschers

Artikel 1: De schepeling, die opzettelijk en wederregtelijk eene reis, waarvoor hij zich op een Nederlandsch zeevisscliersvaartuig heeft doen aanmonsteren , niet medemaakt, wordt, als schuldig aan desertie vóór den aanvang der reis, gestraft met gevangenisstraf van een tot veertien dagen.
Artikel 2: De schepeling, die opzettelijk en wederregtelijk eene reis, waarvoor hij zich op een Nederlandsch zeevisschersvaartuig verbonden heeft, niet verder medemaakt, wordt, als schuldig aan desertie gedurende de reis, gestraft met gevangenisstraf van een tot dertig dagen.

Artikel 3: De gezagvoerder van een Nederlandsch zeevisschersvaartuig, die, vóór het einde zijner verbindtenis, zich opzettelijk en wederregtelijk aan het voeren van het vaartuig onttrekt, wordt gestraft met gevangenisstraf van een tot dertig dagen.

Artikel 4: De reeder, boekhouder of gezagvoerder van een Nederlandsch zeevisschersvaartuig , die een schepeling in dienst neemt, wetende dat er nog geene maand is verstreken sedert deze zich aan zijne verbindtenis voor een Nederlandsch zeevisschersvaartuig heeft onttrokken, op de wijze omschreven in artt. 1 of 2, wordt gestraft met gevangenisstraf van een dag tot drie maanden of geldboete van vijftig cents tot drie honderd gulden.(2).

 

Voor de visserij van Middelharnis had deze wet vooralsnog geen betekenis. Het verplichte aanmonsteren werd pas in 1912 ingevoerd.

Rechtszaken tegen Middelharnisse vissers:

Een 28 jaar oude visser verscheen in de zomer van 1887 niet aan  boord van de logger Excelsior van Schiedam. Hij werd door de Arrondissementsrechtbank van Rotterdam veroordeeld tot twee weken gevangenisstraf.

Een visser van 29 jaar werd in 1899 veroordeeld tot zeven dagen gevangenisstraf wegens desertie van een vissersvaartuig.

Vier gevallen van desertie vermeldt in de kranten van 13 maart 1912. Dinsdag 19 maart zullen voor het eerst vier personen terechtstaan wegens desertie van boord van een Nederlands vissersvaartuig. In juni werd een persoon van Middelharnis naar de gevangenis in Rotterdam opgebracht om zeven dagen gevangenisstraf te ondergaan. (4)

In 1912 werd proces-verbaal opgemaakt tegen een Middelharnisse visser wegens desertie van de Vlaardingen 22, schipper D. Wapenaar. (3).

De beide vissers uit onderstaand bericht uit december 1914 werden vrijgesproken. Ze durfden niet aan boord te gaan van de sloep VL 182 Anna en Nico uit vrees voor oorlogsschepen en mijnen.


Maasbode, 2 en 9 december 1914.



1. Verslag van den toestand der zeevisscherijen (1876)54.
2. Staatsblad (1881) 98. Wet van den 28 junij 1881, houdende strafbepalingen tot beteugeling van desertie 
3. Vlaardingsche courant, 18 januari 1888 ; Rotterdamsch Nieuwsblad, 25 januari 1899; Onze Eilanden, 14 september 1912.
4. Vooruit en MAS, 13 maart 1912, Onze Eilanden, 8 juni 1912.


maandag 17 januari 2022

Boek "De vergeten vissers van Middelharnis" uitverkocht.

In november 2018 verscheen:

Rinus van Dam, Marlies Jongejan en Pieter Koster.
De vergeten vissers van Middelharnis. Scheepsrampen en ongevallen (1717-1938).

Het boek werd uitgegeven door uitgeverij De Bataafsche Leeuw in Amsterdam, onder auspiciën van het Streekmuseum Goeree-Overflakkee. De oplage was 500 exemplaren. Inmiddels is het boek door de boekhandels niet meer te bestellen. Soms wordt een exemplaar aangeboden op www.boekwinkeltjes.nl






Het boek bevat onder andere de namen van 287 vissers uit Middelharnis die sinds 1717 bij de uitoefening van hun beroep zijn omgekomen.
Sinds de verschijning van het boek zijn de namen van nog vijf personen achterhaald, waarmee het aantal op 292 komt. Het betreft vissers die op een schip uit een andere haven werkzaam waren:

1885: Cornelis Oosterling (zie tekst op dit weblog van 4 februari 2019)

1888: Cornelis Koster (zie tekst op dit weblog van 20 januari 2019)

1898: Cornelis Gootjes (zie tekst op dit weblogvan 9 januari 2019)

1913: Glijn Langbroek  (zie tekst op dit weblog van 8 januari 2019)

1934: Job Langbroek (zie tekst op dit weblog van 22 januari 2020)


Zie voor een overzicht van alle aanvullingen en correcties de tekst van 12 februari 2019 op dit weblog.


Marlies Jongejan
17 januari 2022




zondag 28 november 2021

Garnalenvissers van Middelharnis (1877-1888)

Vanaf ongeveer 1860 was de garnalenvisserij sterk in opkomst. De garnalen werden eerst gekookt en vervolgens in grote hoeveelheid naar Engeland geëxporteerd.

Pernis had in 1865 en 1866, naast een aantal sloepen en bezaanschuiten voor de zeevisserij, ook twintig hengsten voor de garnalenvangst in bedrijf. In 1872 waren het zestien kleine vaartuigen die 'een goeden oogst verkregen' . Middelharnis stapte enkele jaren later in.

De garnalenhandel concentreerde zich in Hellevoetsluis. In 1876 deden tachtig schuiten Hellevoetsluis aan. De schepen waren bemand met twee, drie of vier personen en ze brachten 8.000 manden garnalen aan (1).

Wat betreft Middelharnis lezen we voor het eerst in het jaarverslag van de gemeente uit 1877 over garnalenvisserij. Vijf  vaartuigen hebben de garnalenvisserij uitgeoefend in het Goereese Gat. 
In 1878 lezen we dat de garnalenvisserij van geringe betekenis blijft.
In 1879 wordt vermeld dat aan de garnalenvisserij geen uitbreiding is gegeven. Het betekent weinig voor de gemeente.
In 1881: de garnalenvisserij door enige kleine vaartuigen uitgeoefend, leverde wederom ongunstige resultaten op.
In 1885 oefenden enkele kleine vaartuigen uit Middelharnis gedurende een gedeelte van het jaar de garnalen- en later de steurvisserij (!) uit, met onbevredigende uitslag. 
1886: De garnalenvisserij gedurende enige weken door enkele botters en hoogaarzen uitgeoefend gaf weer een ongunstige resultaat.
1887: De garnalenvisserij door enkele botters en hoogaarzen uitgeoefend gaf weer slechte uitkomsten.
(3)

In 1883 deden 64 vaartuigen Hellevoetsluis aan om garnalen op de afslag te brengen, waarvan er zeven in Hellevoetsluis zelf thuishoorden (2)  De andere schepen kwamen uit Stellendam, Ouddorp, Goedereede en Tholen. En dus ook een handvol uit Middelharnis.


Vlaardingsche Courant, 30 april 1884


Volgens de Vlaardingsche Courant van 6 juni 1888 bestond de Middelharnisse vloot uit zes schepen.  In het jaar 1888 was de vangst buitengewoon slecht. 


Het nieuws van de dag, 6 juni 1888

Een bericht over de Texelse vissers, eveneens van 6 juni 1888.


Rotterdamsch Nieuwsblad, 6 juni 1888


Ook in Zeeland werden volop garnalen gevangen. 

Een bericht uit 1879 uit Arnemuiden:
De vissersvloot bestaat thans uit 35 schuiten, die van Vlissingen uit 5.
Op de uitvoerlijst van garnalen staat Engeland bovenaan. In 1879 wordt 500 ton naar Londen verscheept, voor een groot deel via Vlissingen, doch ook via Terneuzen. De handel naar België en Frankrijk loopt voornamelijk via Terneuzen en Breskens. De vissers maken normaal 3 tot 7 gulden per korf of mand van 17 kg. De vangst van garnalen is dit jaar uitstekend. In september en oktober komt het voor dat de garnalen zo overvloedig voorkomen, dat men in één getij de grootste hoogaars geheel kan vullen. De prijzen voor de garnalen lopen dit jaar sterk uiteen. Het loon van de garnalenvissers ligt in deze tijd op hetzelfde niveau als dat van de botvissers, waarbij men niet veel verder komt dan 35 gulden per week per schuit.

Een bericht uit 1886 uit Arnemuiden:
Over het algemeen is de garnalenvisserij thans erg wisselvallig, hoewel niet direct ongunstig. De prijzen zijn begin dit jaar zeer goed. Een Arnemuidse visser, die in één getij 7 manden garnalen vangt en naar Londen zendt, maakt ƒ 15 per mand. Dit is evenwel een uitzondering, want de prijzen dalen spoedig en blijven vrij laag.
De vissersvloot van Arnemuiden, Vlissingen en Breskens vangt dit jaar op de Westerschelde bij elkaar cirka 800.000 kg garnalen. De hoogste prijs per mand van ƒ 4 wordt maar zelden bedongen.(3)


In 1887 hadden vier botters en twee hoogaarzen Middelharnis als thuishaven (zie bericht van 25 april 2021). 

Na 1888 vernemen we niets meer over garnalen- en steurvissers uit Middelharnis. 


Hein de Waard geb. 1889 vertelde in 1970 over het vissen op steur.  Steur kwam het Haringvliet op om te paaien. Voordat de tramhaven er was, was er een kreek. Hier werd op steur gevist door de zogeheten steurdrijvers met een soort haringvleet.  De vissen kregen een touw door de kieuwen. Ze werden naar Hardinxveld vervoerd. Zalmvisserij is hier ook nog geprobeerd (4).

1. Verslag van de toestand der zeevisscherijen (1866) 50, (1872) 46, (1876) 56, (1883) 98.

2. SGO, Archief Gemeente Middelharnis inv. nrs. 817-818. Verslagen van de toestand der gemeente Middelharnis (1877 -1887)

3. http://www.kroniek.arnehistorie.com/31-jaren-1870-1947/artikelen-1870-1879/213-1879.

4. Interview met Hendrik (Hein) de Waard door J. Boomsma, ZB 1900 E 10A


woensdag 13 oktober 2021

Vervoer van verse zeevis naar Mechelen via de spoorlijn Terneuzen - Mechelen (1871)

Belgische spoorwegmaatschappijen namen het initiatief om Zeeuws-Vlaanderen aan te sluiten op het Belgische spoorwegnet. De Société Anonyme du Chemin de Fer de Gand à Terneuzen startte in 1869 de verbinding Gent-Terneuzen.  De Société Anonyme du Chemin de Fer International de Malines à Terneuzen opende in 1871 de lijn Mechelen-Hulst-Terneuzen. 

150 jaar geleden, op 26 augustus 1871, werd deze lijn in gebruik genomen.

Verse zeevis van de schepen van Middelharnis, Pernis en Zwartewaal ging van oudsher naar de Brabantse steden Antwerpen, Mechelen, Leuven en Brussel. De vis werd over water via het Kreekrak vervoerd. Na de afdamming van het Kreekrak in 1867 ging de route via het Kanaal door Zuid-Beveland. In deze jaren werd ook veel vis afgezet in Nieuwediep en in Grimsby.

De nieuwe spoorlijn Terneuzen-Mechelen leek een aantrekkelijk alternatief voor de stuurlieden van de sloepen van Middelharnis.

De eerste sloep die Terneuzen aandeed was de Noord Over op 6 november 1871. Stuurman Laurens van der Put besomde hier 584 gulden.
Op 7 december 1871 kwamen de Middelharnis, stuurman Cornelis Smit en de Hendrika Adriana, stuurman Jeroen Langbroek, met verse vis in Terneuzen aan. Ze besomden resp. 290 gulden en 273 gulden (1).

Wie de vis kocht is niet bekend. Het bleef bij een eerste verkenning van de mogelijkheden. Meer vermeldingen van Middelharnisse sloepen in Terneuzen zijn tot dusver niet aangetroffen.

Overigens werd ook al in de zeer strenge winter van 1870-71 vis in Terneuzen aangebracht. De haven van Middelharnis was onbereikbaar en de sloepen weken uit naar Huisduinen, Egmond, Scheveningen, Terneuzen en Oostende (Visscherij-courant, 8 januari 1871).


1. Archief voormalige gemeente Middelharnis, Staten Slis en Kolff.