maandag 13 april 2015

Vissers uit Middelharnis als loods in het Goereese Gat in 1677, met voorbeelden uit later tijd

In de tijd dat er nog geen gespecialiseerde loodsdiensten waren fungeerden beurtschippers en vissers meestal als loods. Ze moesten hiervoor toestemming hebben van de Staten van Holland.

De vissers van Middelharnis waren natuurlijk zeer goed bekend met de gevaarlijke stromingen en zandbanken in het Haringvliet en het Goereese Gat. 
In 1677 zijn twee vissers aangesteld als loods.
De stad Dordrecht heeft op 24 januari 1675 geklaagd over de loodsdiensten die niet naar behoren functioneerden. Het is niet duidelijk wat er precies aan de hand was maar de klacht ging over:

'vexatien (kwellingen, overlast) en excessen van de lootsen' 
Op 26 maart 1676 verzocht Dordrecht : 
'dat de Visschers van Middelharnas moogen werden geauthoriseert om het Goereesche Gat uyt en in te moogen lootsen'
 Hierop volgde een besluit van 23 september 1677 om:
'Twee loodsen uit de visschers van Middelharnas te stellen voor het belootsen van de Maze en het Goereesche Gat'
En tevens
'Examineren wat ordre te stellen omtrent de lootsen op de Maaze' (1).



De loodsactiviteiten leverden een welkome bijverdienste op voor de vissers. Ook uit Maassluis en Ter Heijde is bekend dat vissers bijverdienden door als loods te fungeren (2).

Loodsdienst in 1686
Zie het bericht van 12 januari 2017 over het binnenloodsen en slepen van een Surinamevaarder door een schuit uit Middelharnis.

Loodsdienst in 1706
Zie het bericht van 31 januari 2017 over het binnenloodsen en slepen van het Friese schip de Liefde.

Een loodsdienst in 1807
Zie voor een later voorbeeld uit Middelharnis de attestatie  van stuurman Abram Bree en zes matrozen. Voor een loodsdienst op 15 april 1807 vanaf de hoogte van Den Briel naar Texel werd een prijs van 30 guineas overeengekomen. Guineas waren gouden munten uit Engeland, iets meer waard dan de pond (pond was 6 gulden). Indien zich een Texelse loods zou aandienen dan zou de klus aan hem overgelaten worden.(3)

Een loodsdienst in 1822
Verklaring van Jan Eduard Gallas Eduardsz. te Hellevoetsluis namens kapitein Hendrik Jans Lening voerende het smakschip De Jonge Elisabeth, beladen met stokvis, traan en mos komende van Noorwegen met bestemming Dordrecht. Omdat er in dichte mist geen loodsboot voer hebben zij voor f 100 een visser uit Middelharnis ingehuurd. Deze heeft ze de haven van Hellevoetsluis in gebracht, waar ze vanwege vorst en mist moeten blijven liggen.
(Streekarchief Voorne Putten, toegang 110, inventarisnummer 1283, 23 december 1822, akte 228) 


Een loodsdienst in 1825
Het was slecht weer begin januari 1825, slecht zicht en zeer harde wind. Maarten Schaap probeerde met zijn koopvaardijschip al vanaf 24 december de Goeree op te varen. (4)
De 7de januari was het goed weer, de wind ZW met verstopte lucht. Ik had sedert drie dagen geen land gezien. Wij zeilden naar land tot tien à elf vadem diepte maar konden geen land zien, maar wij zagen een visserssloep van Middelharnis die bij ons kwam. Ik vroeg hem hoever de duinen van Schouwen van ons waren. Hij zegde mij het niet te weten en hij kwam nog wel van land. Daarop zegde hij: "Wilde U een man van mij die U binnen brengt ?" Ik zegde hem:"U handelt niet als zeeman, U wilt mij binnenbrengen en U zegt niet te weten waar wij zijn." "Ja", zegde hij, ''vanavond zal ik U binnenbrengen." Nu zegde ik:"Wat moet U hebben als U mij binnenbrengt ?". "F.300", zegde hij. Ik accordeerde voor f 90 en nam een man over.



1. Bron: Generaale Index op de registers der resolutien van de heeren Staten van Holland en West-Friesland, vol 9. p. 2,133,162,666 via Google books

2. Annette de Wit. Leven, werken en geloven in zeevarende gemeenschappen; Schiedam, Maassluis en Ter Heijde in de zeventiende eeuw. Amsterdam, 2008, 132

3. Rechterlijk archief Middelharnis, inv, nr. 45 12 mei 1807.


4. J.R. Bruijn en E.S. van Eyck van Heslinga, met medewerking van E.M. Jacobs. Maarten Schaap, een Katwijker ter koopvaardij (1782-1870); een biografie en een dagboek. . Amsterdam, 1988. p.103

Op 17 oktober 1661 is een nieuwe ordonnantie die de pilotage op de Maas en het Goereese Gat regelde van kracht geworden. Resolutie van de Staten van Holland en West-Friesland. uitgave 1706, pagina 566-573.
Die dag werd tevens een akkoord gesloten tussen Brielle, Delft, Rotterdam en Schiedam naar een ontwerp van de voormelde Staten van 23 juli 1661. Dit om een einde te maken aan de conflicten over de loodsdiensten.
Het toezicht op de pilotage werd in handen gelegd van de Gedeputeerde van de Grote Visserij, of derzelver commissarissen. Deze regeling bleef van kracht tot 1795. In dat jaar kwam de pilotage onder het comité tot zaken van de Marine te vallen.
Bron: A.A.Mietes. Inventaris van de archieven van de Colleges van de Grote Visserij, 1578-1857 (1859).
Nationaal Archief, 1984. inventarisnummer 3.11.03











Geen opmerkingen:

Een reactie posten