woensdag 6 april 2016

Twee attestaties van ‘Deense’ matrozen uit Middelharnis, maart 1798

Op verzoek van boekhouder Leendert van den Tol hebben de bemanningsleden van twee gaffelschuiten - voor zover meerderjarig - verklaringen op laten tekenen over hun contacten met Engelse oorlogsschepen in maart 1798. De gaffelschuiten mochten -al dan niet na het tonen van hun Deense papieren aan de schepen van de Engelse marine-  hun weg ongemoeid vervolgen.



De attestatie van de bemanning van de Jacob Johannis heeft de volgende inhoud:
Op 17 maart 1798 verschenen voor Hendrik Matse en Hendrik Monté, schepenen van Middelharnis, Adrianus Verhaege, stuurman, Cornelis Buurveld, Marinus den Boer, Jillis Tulp, Jacob Joostzn Krijger, Willem Viskil, Heijmen Vermaas, Cornelis Verhaege en Hendrik Pas, allen matrozen onder Deense vlag, ter visvangst varende van deze plaats op de gaffelschuit de Jacob Johannis
Op verzoek van Leendert van den Tol verklaren ze ten zuidoosten van Texel op vrijdag 9 maart een Engelse driemast logger gezien te hebben die zestien stukken geschut aan boord had. Er waren vijf andere gaffelschuiten uit Middelharnis bij van de stuurlieden Aren Wafelbakker, Bastiaan Langbroek, Hendrik van Daalen, Leendert Buurveld en Pieter Groen. De Engelse logger was bezig een tweemast brik te visiteren die onder Zweedse vlag voer. Daarna kwam de sloep, die bij de logger hoorde, met een officier en vijf manschappen naar de schuit van Adrianus Verhaege. De officier informeerde naar de herkomst van de visschuit, vroeg naar de visvangst en vertelde dat hij de opdracht had van de Admiraliteit van Engeland om alle vissers van Oostende en Duinkerken te nemen, maar om de Hollandse vissers met rust te laten. 
De officier wenste de vissers een goede reis en keerde naar zijn schip terug. Op de terugreis naar de haven, op 15 maart 1798 tussen twee en drie uur in de middag, vissend ter hoogte van Goedereede, samen met de schuit van Bastiaan Langbroek, heeft de bemanning van de Jacob Johannis op grote afstand nog twee grote Engelse oorlogsschepen gezien.

De attestatie van de bemanning van de Goede Verwachting :
Op 17 maart 1798 verschenen voor Hendrik Matse en Hendrik Monté, schepenen van Middelharnis, Leendert Koudijzer, stuurman, Jacob Koudijzer, Jan Dubbeld, Marinus Koudijzer, Leendert Simonsz Koudijzer, Jan Pietersz de Bloeme, Laurens van der Put, Arij Gouwman, Abram van der Waal en Paulus de Kooning, allen matrozen onder Deense vlag, ter visvangst varende van deze plaats op de gaffelschuit de Goede Verwachting
Op verzoek van Leendert van den Tol verklaren ze dat ze op donderdag 15 maart op thuisreis samen met gaffelschuit van Herman Koert, de Goedereede een uur ten zuiden van hen, op een diepte van elf tot twaalf vadem, drie vrij zware Engelse oorlogsschepen in het gezicht kregen. Een van de schepen maakte jacht op hen maar kreeg averij. Een tweede schip met ongemene spoed op hen af. Een Engelse officier is met een sloep vergezeld van zeven manschappen aan boord gekomen en hij vroeg naar de scheepspapieren. Ze hebben de papieren bekeken en in orde bevonden. De officier vroeg vervolgens naar de papieren van de gaffelschuit van Herman Koert; Leendert Koudijzer antwoordde dat Koert dezelfde papieren had. 
De officier vertelde nog dat zijn schip 64 stukken geschut en negenhonderd man aan boord had en dat hij zeven dagen geleden uit Duinkerken gezeild was. Vervolgens kwamen de manschappen uit de sloep met geld in hun hand vragen om vis te kopen. Ze hebben een ‘zoode visch’ gekregen maar hoefden er niet voor te betalen.

Bron:
Rechterlijk Archief Middelharnis,  inv. nr 30, 17 maart 1798
Ook vermeld in diverse kranten, bijvoorbeeld Amsterdamsche Courant, 22 maart 1798

Geen opmerkingen:

Een reactie posten