In 1902 heeft reder Kolff twee sloepen voor de IJslandvaart uitgerust om te ondervinden dat dit geen rendabele onderneming was. Zie blogtekst van 17 oktober 2012.
In hetzelfde jaar voer voor het eerst sinds 1872 weer een sloep uit voor de haringvisserij Tussen 1902 en 1916 bestond de haringvloot van Middelharnis gemiddeld uit twee tot drie sloepen, die wel een relatief hoge besomming kenden maar toch de welvaart van weleer niet terugbrachten (1).
Een ander verschijnsel uit deze periode is dat er steeds meer vissers op vissersschepen uit andere plaatsen gingen varen. In 1904 waren er bijvoorbeeld al 43 vissers uit Middelharnis werkzaam op de Vlaardingse haringvloot. Sommigen vertrokken definitief naar Vlaardingen. De aantrekkingskracht van Vlaardingen was gelegen in de arbeidsomstandigheden. In Vlaardingen en Maassluis kregen de vissers een gegarandeerd minimumloon met daarnaast een variabel deel dat van de hoogte van de besomming afhankelijk was. Dit was mede te danken aan de vakbonden die in beide plaatsen actief waren. Voor de vissers van Middelharnis bestond er geen gegarandeerd minimumloon, de verdiensten waren volledig afhankelijk van de opbrengst van de vangst. Op "zegen" varen heette dat. De verdiensten waren voor de vissers uit Middelharnis in de meeste jaren lager dan voor de Vlaardingse vissers. De reders in Middelharnis kregen mede hierdoor met een gebrek aan bemanningsleden te kampen waardoor een sloep soms niet uit kon varen (2).
In onderstaand bericht lezen we dat een Vlaardingse reder de eigen bemanning naar huis stuurde en inruilde voor schipper met bemanning uit Middelharnis. Tweehonderd Vlaardingse vissers dreigden de vissers uit Middelharnis dood te zullen slaan. De politie bood de schipper uit Middelharnis bescherming aan, maar deze besloot toch huiswaarts te keren.
Artikel op de website Vlaardingen24. Bron: Rotterdamsch Nieuwsblad 17 december 1904 |
Dit bericht uit het Rotterdamsch Nieuwsblad heeft ook in onder andere de Zierikzeesche Nieuwsbode (20 december 1904) en Middelburgsche courant (17 december 1904) gestaan. De Maas- en Scheldebode en de Vooruit, kranten die op Flakkee verschenen, namen het bericht niet over.
Zij meldden de gebeurtenis wel maar ze waren aanzienlijk korter van stof en maakten er geen smeuiïg verhaal van. De berichten werpen niettemin wel een ander licht op de zaak.
Vooruit, 14 december 1904 |
Het plan was dat de logger Vlaardingen 182 naar Middelharnis gehaald zou worden om hier voor rekening van K.J. Meijer voor de beugvisserij uitgerust te worden. H. Dupré zou als schipper optreden.
Het bericht onderaan gaat over schipper de Ruiter uit Rotterdam die voor zijn logger die Vlaardingen als thuishaven had, vissers uit Middelharnis aangeworven had. Hij werd in de uitvoer van zijn plan belet door Vlaardingse vissers.
De S. de Ruiter is Simon de Ruiter gehuwd met Trijntje Langbroek. Simon was visser en is op 30 november 1900 met zijn gezin naar Rotterdam verhuisd. Het is wel aannemelijk dat hij door de Vlaardingers als een schipper uit Middelharnis werd gezien.
Maas- en Scheldebode, 16 december 1904 |
Dezelfde twee berichten verschenen twee dagen later ook in de Maas- en Scheldebode.
Maas- en Scheldebode, 23 december 1904 |
Een week later meldde de Maas- en Scheldebode dat Hendrik Duprée ook door een menigte vissers belemmerd werd om uit te varen. Hij ondervond dezelfde moeilijkheden als schipper de Ruiter.
Achteraf gaat het dus om twee incidenten die door het Rotterdamsch Nieuwsblad tot een geheel zijn vervlochten.
Opmerkelijk is ook het bericht in bovenstaande krant over de Amsterdamse reder die in Middelharnis een bemanning komt werven.
De arbeidsmarkt voor vissers was erg in beweging in 1904 en de vissers uit Middelharnis lagen goed in de markt. Uitstekende vakmensen die gewend waren aan een lager loon dan elders en niet aangesloten waren bij een vakbond, die kwam men zelfs vanuit Amsterdam aanwerven.
1. Dean van der Wekke.De ondergang van de (beug)visserij van Middelharnis, een poging tot verklaring van de ondergang van de (beug)visserij in Middelharnis in de periode 1889-1923. Rotterdam 1989. Doctoraalscriptie Maatschappijgeschiedenis. p. 20
2. idem, p.16, 26 43,60-63
Met dank aan Henk Westerdijk voor het toesturen van het bericht van de website Vlaardingen24.
Zie over schipper Simon de Ruiter, in 1907-1908 op de MA78 Rust roest:
Fons Grasveld. Het lot van de MD3 Anna. Met medewerking van Jan van de Voort.. Hilversum 2014. 68
De bemanning van de MA78 kwam bijna geheel uit Middelharnis
Achteraf gaat het dus om twee incidenten die door het Rotterdamsch Nieuwsblad tot een geheel zijn vervlochten.
Opmerkelijk is ook het bericht in bovenstaande krant over de Amsterdamse reder die in Middelharnis een bemanning komt werven.
De arbeidsmarkt voor vissers was erg in beweging in 1904 en de vissers uit Middelharnis lagen goed in de markt. Uitstekende vakmensen die gewend waren aan een lager loon dan elders en niet aangesloten waren bij een vakbond, die kwam men zelfs vanuit Amsterdam aanwerven.
1. Dean van der Wekke.De ondergang van de (beug)visserij van Middelharnis, een poging tot verklaring van de ondergang van de (beug)visserij in Middelharnis in de periode 1889-1923. Rotterdam 1989. Doctoraalscriptie Maatschappijgeschiedenis. p. 20
2. idem, p.16, 26 43,60-63
Met dank aan Henk Westerdijk voor het toesturen van het bericht van de website Vlaardingen24.
Zie over schipper Simon de Ruiter, in 1907-1908 op de MA78 Rust roest:
Fons Grasveld. Het lot van de MD3 Anna. Met medewerking van Jan van de Voort.. Hilversum 2014. 68
De bemanning van de MA78 kwam bijna geheel uit Middelharnis
Geen opmerkingen:
Een reactie posten