zaterdag 16 april 2016

Stuurlieden, boekhouders en reders. Partenrederij van de vissersvloot van Middelharnis in 1783

De visschuiten van Middelharnis waren in 1783 eigendom van meer dan honderd grote, middelgrote en kleine reders. 

Leendert van den Tol was in 1783 de grootste reder. Hij was voor 5/8 eigenaar van de bezaanvisschuit Jonge Huijbertje en had omvangrijke porties in twintig andere visschuiten.Het bezit van Johanna de Voogel, weduwe van Leendert Buijtendijk, was aanzienlijk kleiner. Zij was eigenaar van 1/16 part in de Maria en Antonia en had daarnaast porties in nog zes andere schuiten. Ze behoorde tot de middelgrote reders. 
Lijsbeth Hoogesin, weduwe van Jacob Gleijnsz Langbroek, bezat alleen een 1/16 part in de gaffelvisschuit Maria en Antonia waarmee ze tot de groep van de kleine reders behoorde. 
De hogere standen en de middengroepen uit de Middelharnisse samenleving waren de bezitters van scheepsparten. De gewone visser kon zich de aankoop van een part niet veroorloven.

Stuurlieden waren in die tijd mede-eigenaar van hun schuit. Zie voor de genealogische en historische achtergronden van de stuurlieden uit deze periode de volgende link. Stuurlieden 1782

Van de grote reders anno 1782 is een familiegeschiedenis op dit weblog opgenomen.
Zie hiervoor de berichten van 20, 22 en 23 februari 2015 over de families Visser, Jonker en Van den Tol.
David van der Vlugt (1747-1835), schoonzoon van Jeroen van den Tol, was touwslager, reder en boekhouder van visschuiten in Middelharnis. Als eigenaar van de lijnbaan had hij veel belang bij een bloeiende visserij en daarom kocht hij scheepsparten.





Meer gegevens over de eigenaren van de vissersvloot van Middelharnis in het artikel in De Ouwe Waerelt:
M. Jongejan, Stuurlieden, boekhouders en reders. Partenrederij in  Middelharnis in 1783.
In: De Ouwe Waerelt, 16(2016)45, 5-11.
De Ouwe Waerelt verschijnt 3x per jaar en is een uitgave van de Historische Vereniging voor Goeree-Overflakkee "De Motte". zie. www.demotte.nl


Link naar de volledige tekst van het artikel:



donderdag 7 april 2016

Pleunis Arendonk (1736-1764) en Willemtje van der Kabel (1736- )

Ouders
Pleunis Adrianusz van Arendonk is een zoon van Adriaan Johan van Arendonk en Lijsbeth Jans Bakker. Hij is gedoopt op vrijdag 30 november 1736 in Sommelsdijk.
Willemtje Jans van der Kabel is gedoopt op woensdag 28 november 1736, dochter van Johan van der Kabel en Maria Jacobs Grijp. 

Huwelijk en kinderen
Pleunis en Willemtje trouwden op 16 maart 1763 te Middelharnis met Willemtje Jans van der Kabel. Ze waren allebei 26 jaar oud. Op 5 februari 1764 werd Pleunis gedoopt. Hij werd genoemd naar zijn vader die op dat moment al overleden was.


De ramp met twee gaffelschuiten, begin 1764. Pleunis verdronken
Pleunis behoorde tot de bemanning van een van de twee gaffelschuiten, de Welstand en de Hoop, die begin januari 1764 vergingen. Zie bericht op dit weblog van 2 januari 2014.
Op 27 februari 1764 heeft Willemtje van der Kabel zich tot de Weeskamer van Middelharnis (1) gewend omdat
haaren voorn. man nu onlangs op de visneering ter Zee was koomen te verongelukken
Pleunis is 27 jaar oud geworden.

Nabestaanden
Pleunis was nog niet geboren ten tijde van de scheepsramp. Willemtje was 27 jaar.  Ze hadden weinig bezit, de Weeskamer oordeelde dat er sprake was van een geringe boedel.
Willemtje is enkele maanden later,  op 27 mei 1764, in Middelharnis hertrouwd met Pieter Pietersz Kalle. Zij kregen vier kinderen.

Pleunis Pleunisz van Arendonk trouwde op 16 augustus 1789 met Maatje Baltens de Buijser. Ze kregen vier kinderen. Na het overlijden van Maatje is Pleunis hertrouwd met Johanna Perrius. Pleunis overleed in maart 1809, 45 jaar oud.


Genealogische gegevens van Pieter Koster te Haarlem, bewerkt voor Arjaentje

1. Weeskamer Middelharnis, inv. nr. 2.



Joost Masteluijn (1734-1764) en Maria van den Nieuwendijk (1733-1784)

Ouders
Joost Barendse Masteluijn is een zoon van Barend Pietersz Masteluijn en Kommertje Jans Hotting. Hij is gedoopt op 29 augustus 1734 in Middelharnis.
Maria Cornelisse van den Nieuwendijk is een dochter van Cornelis van den Nieuwendijk en Maatje Florusse van Eck. Ze is gedoopt op 15 maart 1733 in Middelharnis. 

Huwelijk en kinderen
Joost en Maria trouwden op 16 maart 1760. Ze waren 25 en 27 jaar oud. Op 22 november 1761 is dochter Kommertje gedoopt. Op 6 oktober 1764 werd Joost gedoopt.


De ramp met twee gaffelschuiten, begin 1764. Pleunis verdronken
Joost Masteluijn behoorde tot de bemanning van een van de twee gaffelschuiten, de Welstand en de Hoop, die begin januari 1764 vergingen. Zie bericht op dit weblog van 2 januari 2014.
Op 21 mei 1764 heeft Maria van den Nieuwendijk zich tot de Weeskamer van Middelharnis (1) gewend omdat
haaren voorn: man in de gepasseerde winter op de Visneering in Zee was koomen te verongelukken 
Joost is 29 jaar oud geworden.

Nabestaanden
Maria was net in verwachting van haar tweede kind ten tijde van de scheepsramp. Joost, vernoemd naar zijn vader, werd op 9 oktober 1764 gedoopt. Kommertje was tweeënhalf jaar toen haar vader verongelukte. Maria was dertig jaar. Ze hadden weinig bezit, de Weeskamer oordeelde dat er sprake was van een geringe boedel.
Grootvader Barend Pietersz Masteluijn werd voogd over Kommertje en Joost. Hij is in februari 1776 overleden. Dirk de Bruijne, marktschipper op Rotterdam, werd de nieuwe voogd. Hij kreeg de opdracht om huis en andere eigendommen van Barend publiek te verkopen, alles te vereffenen en het erfdeel van de kinderen profijtelijk te beleggen. Joost en Kommertje bleven dus niet onverzorgd achter. 
Joost Masteluijn is in 1793 overleden, 28 jaar oud. Hij was ongehuwd. 
Kommertje Joosten is 6 april 1788 in Den Bommel met Jan Cornelis van Schouwen getrouwd. Zij kregen vier kinderen. Kommertje is op 7 mei 1830 in Den Bommel overleden, 68 jaar oud. 
Op 26 mei 1776, kort na het overlijden van haar schoonvader, is Maria van den Nieuwendijk met Jan Ariesz Gouwman getrouwd. Bij de huwelijksinschrijving staat dat Maria weduwe van Joost Barentze Pluijmen is, waarschijnlijk een verschrijving van Masteluijn. Dit huwelijk blijft kinderloos. Maria is begraven op 20 mei 1784, 51 jaar oud.


Genealogische gegevens van Pieter Koster te Haarlem, bewerkt voor Arjaentje

1. Weeskamer Middelharnis, inv. nr. 2.


  

Teunis Kas (ca.1732-1764) en Susanna Roon (ca.1726- )

Ouders
Teunis Jansz Kas is een zoon van  Jan Teunisz Kas en Francijntje Erasmus Jongeling. Teunis Jansz Kas werd omstreeks 1732 geboren te Middelharnis. Zijn ouders,waren doopsgezind, zodat zijn geboortedatum alleen bij benadering bekend is. 
Susanna Philips Roon is een dochter van Philip Cornelisz Roon en Applonia Willems Admerant. Ook dit gezin was doopsgezind. Susanna is geboren omstreeks 1726. Susanna deed belijdenis en werd gedoopt in Ouddorp dopen op 30 maart 1749.

Huwelijk en kinderen
Teunis en Susanna trouwden op 9 mei 1755 te Middelharnis. Ze waren ongeveer 23 en 29 jaar oud. Omstreeks 1756 werd hun dochter Francijntje geboren.

De ramp met twee gaffelschuiten, begin 1764. Pleunis verdronken
Pleunis behoorde tot de bemanning van een van de twee gaffelschuiten, de Welstand en de Hoop, die begin januari 1764 vergingen. Zie bericht op dit weblog van 2 januari 2014.
Op 30 januari 1764 heeft Susanna Roon zich tot de Weeskamer van Middelharnis (1) gewend omdat
denselve haarer man nu onlangs op de visneering ter Zee was koomen te verongelukken
Teunis is ongeveer 32 jaar oud geworden.

Nabestaanden
Francijntje was ongeveer zeven jaar toen haar vader verongelukte. Susanna was ongeveer 37 jaar. Ze hadden weinig bezit, de Weeskamer oordeelde dat er sprake was van een geringe boedel.
Susanna is op 28 oktober 1768 in Middelharnis hertrouwd met Willem Willemsz van der Waght. Op 14 februari 1770 werd hun zoon Willem gedoopt te Middelharnis. 
Francijntje Kas deed op 17 april 1778 belijdenis en werd gedoopt in Middelharnis. Ze is op 22 november 1778 getrouwd met Anthonij Bosschers. Op 6 mei 1781 werd hun dochter Suzanna geboren. Anthonij overleed in 1782 en Francijntje hertrouwde in 1784 met Jan de Vogel uit Papendrecht. Zij kregen acht kinderen en verhuisden naar Stellendam. Francijntje is bijna negentig jaar oud geworden: zij overleed op 25 juli 1845.



Genealogische gegevens van Pieter Koster te Haarlem, bewerkt voor Arjaentje

1. Weeskamer Middelharnis, inv. nr. 2.

woensdag 6 april 2016

Twee attestaties van ‘Deense’ matrozen uit Middelharnis, maart 1798

Op verzoek van boekhouder Leendert van den Tol hebben de bemanningsleden van twee gaffelschuiten - voor zover meerderjarig - verklaringen op laten tekenen over hun contacten met Engelse oorlogsschepen in maart 1798. De gaffelschuiten mochten -al dan niet na het tonen van hun Deense papieren aan de schepen van de Engelse marine-  hun weg ongemoeid vervolgen.



De attestatie van de bemanning van de Jacob Johannis heeft de volgende inhoud:
Op 17 maart 1798 verschenen voor Hendrik Matse en Hendrik Monté, schepenen van Middelharnis, Adrianus Verhaege, stuurman, Cornelis Buurveld, Marinus den Boer, Jillis Tulp, Jacob Joostzn Krijger, Willem Viskil, Heijmen Vermaas, Cornelis Verhaege en Hendrik Pas, allen matrozen onder Deense vlag, ter visvangst varende van deze plaats op de gaffelschuit de Jacob Johannis
Op verzoek van Leendert van den Tol verklaren ze ten zuidoosten van Texel op vrijdag 9 maart een Engelse driemast logger gezien te hebben die zestien stukken geschut aan boord had. Er waren vijf andere gaffelschuiten uit Middelharnis bij van de stuurlieden Aren Wafelbakker, Bastiaan Langbroek, Hendrik van Daalen, Leendert Buurveld en Pieter Groen. De Engelse logger was bezig een tweemast brik te visiteren die onder Zweedse vlag voer. Daarna kwam de sloep, die bij de logger hoorde, met een officier en vijf manschappen naar de schuit van Adrianus Verhaege. De officier informeerde naar de herkomst van de visschuit, vroeg naar de visvangst en vertelde dat hij de opdracht had van de Admiraliteit van Engeland om alle vissers van Oostende en Duinkerken te nemen, maar om de Hollandse vissers met rust te laten. 
De officier wenste de vissers een goede reis en keerde naar zijn schip terug. Op de terugreis naar de haven, op 15 maart 1798 tussen twee en drie uur in de middag, vissend ter hoogte van Goedereede, samen met de schuit van Bastiaan Langbroek, heeft de bemanning van de Jacob Johannis op grote afstand nog twee grote Engelse oorlogsschepen gezien.

De attestatie van de bemanning van de Goede Verwachting :
Op 17 maart 1798 verschenen voor Hendrik Matse en Hendrik Monté, schepenen van Middelharnis, Leendert Koudijzer, stuurman, Jacob Koudijzer, Jan Dubbeld, Marinus Koudijzer, Leendert Simonsz Koudijzer, Jan Pietersz de Bloeme, Laurens van der Put, Arij Gouwman, Abram van der Waal en Paulus de Kooning, allen matrozen onder Deense vlag, ter visvangst varende van deze plaats op de gaffelschuit de Goede Verwachting
Op verzoek van Leendert van den Tol verklaren ze dat ze op donderdag 15 maart op thuisreis samen met gaffelschuit van Herman Koert, de Goedereede een uur ten zuiden van hen, op een diepte van elf tot twaalf vadem, drie vrij zware Engelse oorlogsschepen in het gezicht kregen. Een van de schepen maakte jacht op hen maar kreeg averij. Een tweede schip met ongemene spoed op hen af. Een Engelse officier is met een sloep vergezeld van zeven manschappen aan boord gekomen en hij vroeg naar de scheepspapieren. Ze hebben de papieren bekeken en in orde bevonden. De officier vroeg vervolgens naar de papieren van de gaffelschuit van Herman Koert; Leendert Koudijzer antwoordde dat Koert dezelfde papieren had. 
De officier vertelde nog dat zijn schip 64 stukken geschut en negenhonderd man aan boord had en dat hij zeven dagen geleden uit Duinkerken gezeild was. Vervolgens kwamen de manschappen uit de sloep met geld in hun hand vragen om vis te kopen. Ze hebben een ‘zoode visch’ gekregen maar hoefden er niet voor te betalen.

Bron:
Rechterlijk Archief Middelharnis,  inv. nr 30, 17 maart 1798
Ook vermeld in diverse kranten, bijvoorbeeld Amsterdamsche Courant, 22 maart 1798

zaterdag 19 maart 2016

Vissersvrouwen met een keelaandoening in Middelharnis (1794)











In 1794 verscheen een verhandeling van I.J. van den Bosch over ziekten die uit de natuurlijke gesteldheid van het vaderland voortkomen.  In dit boek is een hoofdstuk gewijd aan ziekten die door spijzen en dranken worden veroorzaakt, met speciale aandacht voor de gevolgen voor zwakken, kinderen en mensen die een stilzittend leven leiden. Het geschrift bevat veel bijzonderheden die de auteur uit het hele land ontvangen heeft.

Opmerkelijk is dat vanuit Middelharnis gerapporteerd wordt dat vissersvrouwen aan keelaandoeningen lijden als gevolg van het drinken van veel hete koffie en thee.
Belangende eenige kwaalen, welke als gevolgen van het misbruik der opgenoemde warme dranken doorgaans plaats hebben, waar onder de zoo genoemde moeilyke of belette doorzwelging behoot, zyn my onder anderen de volgende berigten daar van toegekomen.
[...]
Te Middelharnis, op het Eiland van Overflacqué, zyn de verslapte of naauwe keelen het meest in weinig doende, en veel heete thee en koffy met suiker drinkende vissersvrouwen bekend
Een opmerkelijke waarneming, maar niet geheel onverklaarbaar. 
Koffie, thee en suiker waren niet goedkoop. Het dorp had een periode van welvaart achter de rug; er was een tijd goed verdiend in de visserij. Het drinken van koffie en thee raakte gedurende de achttiende eeuw steeds meer in zwang. Vissersweduwen, vooral weduwen van stuurlieden, begonnen vaak een handeltje in koffie en thee. Het is goed voor te stellen dat vissersvrouwen veelvuldig koffie en thee consumeerden.
Dat ze veel tijd hadden om bij elkaar te zitten is eveneens voorstelbaar. In de beugvisserij was geen sprake van vrouwenarbeid. Vissersvrouwen hoefden geen netten te boeten of met vis te leuren, zoals in andere vissersplaatsen. Natuurlijk kostten huishoudelijke taken vroeger meer tijd, maar als man en zonen langdurig op zee waren dan hielden de vissersvrouwen tijd over. Om koffie en thee met suiker met te drinken zolang de verdiensten het toelieten. Met het risico op verslapte of nauwe kelen....

I.J. van den Bosch.
De oorzaaken, voorbehoeding en geneezing der ziekten onder de menschen, voortvloeijende uit de natuurlyke gesteldheid van het vaderland onderzocht [...] in eene [...] verhandeling, die den gouden prys by de Hollandsche Maatschappy heeft weggedraagen. Amsterdam 1794, p.454

zondag 6 maart 2016

Scheepmakerij De Goede Hoop van Gerrit en Joris de Bon in Middelharnis(1787-1795)

Scheepswerf Jonker en Visser
Aan de oostkant van de haven is, naast de bestaande werf, in 1750 een nieuwe scheepswerf gesticht door Gijsbert Jacobsz Visser en zijn neef Leendert Jonker uit Sommelsdijk (1). In 1788 waren de families Visser en Jonker eigenaren van de scheepswerf (inclusief het terrein van de oude werf). 
In 1808 waren Leendert Jonker (kleinzoon van de oprichter) en Jan Peeman (schoonzoon van Gijsbert Visser) eigenaren van deze werf. Zie bericht van 20 februari 2015.

Scheepswerf De Bon
Aan de westkant van de haven werd in mei 1787 een nieuwe werf gestart waar Gerrit de Bon eigenaar van was. Al in december 1787 werd de eerste gaffelschuit met de naam de Eersteling opgeleverd (1). Voor de oprichting en financiering van de werf is op 25 november 1786 een contract tussen Gerrit de Bon en schout en schepenen van Middelharnis gesloten.

Op 24 juni 1795 zou de werf publiek verkocht worden. De verkopende partij was Joris de Bon. Hij en zijn broer werkten in compagnie. De werf bleef op 24 juni onverkocht, maar op 11 juli 1795 werd de werf onderhands aan Adrianus van der Staal (1765-  ) verkocht voor 700 gulden en 500 gulden voor het aanwezige materiaal, zoals hout (2).
Er waren op dat moment 'onderpandige' obligaties 'thans ten laste van Joris de Bon'  in handen van A.Q. Kolff, L. Kolff, weduwe Andries Vink, Maarten Koomen, weduwe Dirk van der Slik, Teunis de Bloeme, Jacob Vermeer, Leendert van den Tol en de kinderen van Gualtherus Kolff. De werf lijkt gefinancierd te zijn door de lokale bestuurders van Middelharnis uit 1787.Twee van dergelijke obligaties, gedateerd 13 februari 1789, werden in mindering gebracht op de verkoopprijs (3).


Na het overlijden van de weduwe van Adrianus van der Staal, Anna Knape, op 20 januari 1818 werd de scheepswerf publiek verkocht. Leendert Jonker was de koper, scheepmaker te Sommelsdijk en mede-eigenaar van de werf aan de oostkant van de haven. De verkoopprijs van 1.900 gulden. De scheepswerf is in de loop van 1858 opgedoekt (5)


Genealogische gegevens familie De Bon
Gerrit de Bon en zijn broer Joris de Bon waren nieuwkomers in Middelharnis. In mei 1787 huurden ze een huis op de Westdijk van A.Q. Kolff voor de periode van een jaar (1).

In Delfshaven had men ervaring met de bouw van gaffelschuiten voor Middelharnis (4).
Deze ervaring, in de personen van de meester-scheepmakers De Bon,  werd naar Middelharnis gehaald om de nieuwe scheepswerf op te zetten. De onzekere tijden die vanaf 1793/94 aangebroken zijn, leidden ertoe dat er niet meer geïnvesteerd werd in nieuwe gaffelschuiten.


Na de verkoop van de werf is Gerrit teruggegaan naar Delfshaven. Joris is naar Rotterdam vertrokken.

Gerrit de Bon is op 14 november 1751 in Rotterdam in de Remonstrantse kerk gedoopt, zoon van Karel de Bon en Sietje van Hattem.
Gerrit de Bon en Maria Adamsdr de Wakker zijn op 4 juni 1775 in Delfshaven getrouwd. Gerrit woonde in Delfshaven en Maria in Delft. Op 10 maart 1776 werd Karel gedoopt, hij is jong overleden evenals Karel die in 1777 werd gedoopt en Katrina uit 1779. Sophia werd op 11 april 1781 in Delfshaven gedoopt, Katrina 17 november 1782, Abram 6 februari 1785 en Karel 2 juli 1786. De volgende kinderen zijn in Middelharnis gedoopt.
Op 30 maart 1788 Frans, op 21 maart 1790 Sietje en op 28 februari 1793 Joris. Getuige was schoonzus Alida Deussen. Op 20 mei 1794 is een kind van vier jaar oud van Gerrit de Bon in Middelharnis begraven. Dat moet Sietje geweest zijn. Gerrit de Bon was onvermogend.
Gerrit de Bon is op 26 oktober 1799 in Delfshaven begraven. Maria de Wakker overleed 19 oktober 1812 in Delfshaven

Joris de Bon is op 19 mei 1760 in Delfshaven gedoopt, zoon van Karel de Bon en Sietje van Hattem. Joris is op 5 juli 1785 in Kralingen getrouwd met Alida Dussen (Deussen). Zij is op 12 maart 1758 in Kralingen gedoopt. Maria de Wakker was getuige bij het huwelijk.Op 5 maart 1786 werd Karel in Kralingen geboren. Hij heeft maar kort geleefd. Op 24 februari 1788 werd opnieuw een Karel nu in Middelharnis gedoopt, op 9 mei 1790 Jan, op 18 maart 1792 Johannes (getuige: Arentje van der Waal) op 8 augustus 1794 Adriana (getuige: Arendje van der Waal).  Op 1 december 1800 werd opnieuw een zoon met de naam Johannes in Rotterdam gedoopt.
Arentje van der Waal was gehuwd met Philippus Deussen, een broer van Alida. Zie over dit echtpaar de tekst op dit weblog van 9 juni 2014.
Joris de Bon is op 25 maart 1838 in Rotterdam overleden, 76 jaar en 10 maanden oud. vrouw Alida Deussen is op 8 september 1834 eveneens in Rotterdam overleden, 75 jaar en 6 maanden oud. Adriana trouwde op 28 december 1814 in Rotterdam, 20 jaar oud.


Genealogische gegevens van Joke van Rumpt, bewerkt voor Arjaentje

1. Marco Kuiper. Vissers en ventjagers. p.12-14
2, Later zou zijn zoon Arij van der Staal (1788-1866) de werf overnemen.
3. Rechterlijk Archief Middelharnis, inv. nr. 53, 24 juni 1795.
4. Gaffelschuit De Jonge Maatje, stuurman Simon Stapel, is ca. 1788 in Delfshaven gebouwd
5. Notarieel Archief Middelharnis, inv. nr. 5821, 11 april 1818, akte nr. 54. Verkoop scheepswerf. SAGO, AGM inv. nr. 817 (1856-1859) Verslagen van de toestand der gemeente Middelharnis.


Rechterlijk Archief Middelharnis, inv. nr. 18,
1.  transportakte 5 maart 1789. Joris en Gerrit de Bon, scheepmakers in compagnie van scheepswerf de Goede Hoop aan de westkant van de haven inzake de in aanbouw zijnde visschuit, stuurman Bastiaan Langbroek, garantie van 2000 gulden i.v.m. aankoop van o.a. hout.
2. transportakte 13 oktober 1792, Joris de Bon, meester-scheepmaker verkoopt aan Johannes de Naaijer te Antwerpen de romp van een ventjagersbezaanbunschuit, laatst gevoerd door Jan van Oostvoorn, voor 130 gulden.

Archief voormalige gemeente Middelharnis, inv. nr. 9. Resolutieboek. 30 april 1792, Gerrit de Bon benoemd als opzichter van de havenwerken, m.n. het timmer- en heywerk aan de hoofden, voor 2 gulden en 10 stuivers per dag.