donderdag 12 januari 2017

De Surinamevaarder St. Jan binnengesleept door een schuit uit Middelharnis (1686)

De schuit van Michiel Stevens
Michiel Stevens was in 1686 stuurman van een visschuit uit Middelharnis. Op 27, 28 en 29 november van dat jaar had hij niets verdiend met vissen omdat hij met zijn schuit een schip in nood had gesleept en binnengeloodst. Hij liet de afslager van de visafslag, Marinus van der Daff, een verklaring afleggen dat zijn 'confraters' (de andere stuurlieden) op deze dagen fl. 90 tot fl. 150 besomd hadden. Deze inkomstenderving wilde hij verhalen op de schipper van de 'Surinaems-vaerder', genaamd St. Jan.

Vastgelopen op de Goeree

Op 30 november 1686 meldde de Oprechte Haarlemsche Courant dat schipper Wouter Jansz Soldaet en nog een Hamburgs schip met schipper Jan Reus in Rotterdam gearriveerd zijn. Soldaet rapporteerde dat hij een groot schip op de Goeree heeft zien vastzitten. Dit moet de St. Jan geweest zijn.
Michiel Stevens verklaarde, ten overstaan van de schepenen van Middelharnis dat hij de Surinamevaarder vanaf zeven tot acht vadem diepte uit zee tot op de rede van Hellevoetsluis heeft moeten 'inlootsen ofte inslepen'.

Machtiging voor juridische stappen

Een tweede verklaring over deze zaak in het rechterlijk archief van Middelharnis gaat over het machtigen van Jan Jacobs, 'naschrijver van de verse visch' in Rotterdam, om namens Michiel Stevens op te treden. Stevens eiste voor het slepen en inloodsen van de Surinamevaarder een vergoeding voor de inkomstenderving van drie dagen en voor het verlies van touwen. Jan Jacobs werd gevraagd om met de schipper van de St. Jan tot een akkoord te komen ' in 't minne, oft andersints met middelen van regte'.
Hoe de kwestie afgelopen is, staat niet vermeld.

Scheepvaart op Suriname
De Sociëteit van Suriname was juridisch eigenaar van de kolonie Suriname die sinds 1667 Nederlands bezit.was. De Sociëteit werd in 1683 opgericht door de West-Indische Compagnie, de stad Amsterdam en de familie Van Aerssen van Sommelsdijck, die ieder voor een derde eigenaar waren. De Sociëteit hield zich bezig met het beheer van plantages.
De schepen die de suiker van deze plantages vervoerden, bedreven de zogeheten driehoekshandel: slaven van Guinee in Afrika naar Suriname vervoeren en suiker terug naar Nederland.
Het schip de St. Jan was een Surinamevaarder op terugreis, geladen met suiker, met als bestemming Rotterdam. De schipper was Abraham Schepmoes (2).

Den Dubbelen Arent een Westindië Vaerder, De Paerel een Oostindië Vaerder.
Uit: t Nieuw Schipboek (2e helft 17e eeuw).


© Marlies Jongejan, februari 2024

1. Rechterlijk archief Middelharnis, inv. nr. 33, akten van 26 december 1686 en 28 december 1686
2. Bron: Nationaal Archief, toegang 1.05.03, inv.nr. 212, o.a. folio 404, Sociëteit van Suriname, overgekomen brieven en papieren.




Geen opmerkingen:

Een reactie posten