dinsdag 20 juni 2023

Middelharnissche Visschersvaartuigen. Het beeldverhaal van Hendrik de Korte. Deel 3, de eerste sloep en de sloep met achtermast


Tekening 4. Eerste sloep (chaloup)



'Eerste sloep (chaloup) Lang Am. 67 voet, Breed 19 voet. Van 1817 tot 1880.  Van 1834 tot 1880 ook gebruikt voor  haringvisserij. A = Middelfok; B = Stagfok; C = Grootzeil; D = Groottjik; E = Schouwbak (voor turfrook); F = Tarbotsboot; G = Gangspil; H = Roer met klaverbladkop. Brede boeg, zwaar gebouwd. Vele te Middelharnis gebouwd. De eerste sloep in 1817 in gebruik.'
Als vervanger van de gaffelschuit kwam vanaf 1817 de sloep als scheepstype in gebruik. De naam sloep is erg algemeen. Om de sloep voor de visserij nader te omschrijven zien we in de negentiende eeuw termen als vischsloep, bunsloep, vischsloepbunschip, sloepschuiten en nog meer varianten. Ook de deftige woorden chaloup of visch-chaloup komen we tegen. Scheepsbouwers gebruikten in hun contracten de term ‘bunvischsloep’. Deze term dekt de lading precies: een sloep voor de visserij voorzien van een bun.

Op 2 april 1816 werd de opdracht voor de bouw van de eerste sloep voor de vloot van Middelharnis gegeven. Adrianus Quirinus Kolff te Middelharnis, boekhouder van de sloep, en Laurens Hoogendijk, scheepmaker te Vlaardingen, tekenden het bestek. De sloep kostte geheel uitgerust 14.400 gulden. In september 1817 voer de Vrouw Aplonia uit. De Vrouw Aplonia diende als voorbeeld voor de volgende sloepen.

In het bestek staat vermeldt: 62 Rijnlandse voet breed en 17 voet wijd. Dat is resp. 19,45 meter en 5,14 meter. De Korte noemt een lengte van 67 voet lang en 19 voet breed, in Amsterdamse voeten. Dat is resp. 18,98 meter en 5,38 meter. Alle sloepen van Middelharnis uit de beginjaren waren tussen de 19,50 en 20 meter lang. De Pieter en Johannes uit 1829 mat 20,14 meter. 

Bij de Vrouw Aplonia werd een tarbotboot geleverd. De specificaties: een eikenhouten tarbotboot van 5,34 meter lang, 1,60 meter breed en 1,23 meter diep. Met 'gegroeide krommers' , bootsklampen en 6 riemen. Ook werd de levering van een kompashuis, een schijnlichtkap, twee waterzeilknieën en twee ra’s voor waterzeilen overeengekomen (1).

Scheepsmodel door Rens Langbroek van de Vrouw Aplonia, 
rechts de tarbotboot (Streekmuseum Goeree-Overflakkee)

Van de zestig bunvissloepen die in Middelharnis dienst gedaan hebben tussen 1817 en 1923 zijn er 37 van dit model in bedrijf geweest. Hiervan zijn er 31 nieuw gebouwd tussen 1817  en 1871 en zes tweedehands overgenomen uit Zierikzee, Pernis en Zwartewaal. Het oude model is daarmee het iconische model voor de Middelharnisse visserij na 1817. 

Van de 31 nieuwgebouwde sloepen werden er 13 in Middelharnis gebouwd.

We kunnen binnen dit model twee generaties onderscheiden: de sloepen gebouwd tussen 1817 en 1832 en de sloepen gebouwd tussen 1857 en 1871. 



Visch Sloep de Drie Gebroeders gevoerd door Jacob Versteeg [Pernis]. 
Aquarel vermoedelijk door Arij Stolk (collectie Jan van der Schee)


Tekening 5. Sloep met achtermast.



'Sloep met achtermast. Na 1878 nummers en zijlichten. De zelfde sloep als in 4, met versmald grootzeil, en bijgeplaatste achtermast. Ook de steng is vervallen. Dit tuig was handzamer. Van 1880 tot 1905. Voormast heette nu 'vaste mast'. Platte spiegel.'


Voor reders van Pernis werden tussen 1870 en 1874 drie sloepen met anderhalve mast en kottertuig gebouwd. De prestaties van deze nieuwe sloepen werden zeer geroemd. De toegenomen vaarsnelheid en de grotere bunnen leidden tot aanzienlijk hogere besommingen dan voorheen voor de Pernisse vissers. Gelet op de recente investering van circa 272.000 gulden voor zeventien nieuwe sloepen was het voor de Middelharnisse reders niet mogelijk om grootscheeps op een nieuw model over te stappen. De bekende ‘wet van de remmende voorsprong’ deed zich voor. In plaats van nieuwe sloepen te bouwen werd in de jaren tussen 1876 en 1882 op alle sloepen van voor 1872 een korte achtermast bijgeplaatst. Het ging om vijftien sloepen (de Middelharnis is in 1872 vergaan en de Jannetje en Sara is in 1878 gesloopt). Het bewaren van vis in natuurijs vond ingang om de vis langer goed te houden. Vanaf 1877 werden de Middelharnisse sloepen voorzien van ijshokken.

We zien het verschil tussen het model van de in 1871 gebouwde Volharding met één mast en een foto van dezelfde sloep uit 1890 met anderhalve mast.

De sloep Volharding, model in 1927 gebouwd door A. de Groot naar de
tekeningen uit 1871 (Het Scheepvaartmuseum, inv. nr. A 0729)


De MD 4 Volharding in de haven in 1890. 
 (Streekarchief Goeree-Overflakkee)

De MD 5 Onbestendigheid uit 1871 was de laatste sloep van dit model. De MD 5 is in december 1902 naar Scheveningen verkocht.

Kenmerkend voor de sloepen op de tekeningen 4 en 5 is de platte spiegel. Vissers noemden deze sloepen 'platgatters'. Scheepstimmerman Jeroen van de Rovaart Peeman van de Middelharnisse scheepswerf introduceerde in 1875 een sloep met een korte achtermast ofwel bezaansmast. Dit was de Willem de Zwijger. Deze sloep had ook een platte spiegel.

Tien jaar nadien, in 1886, werd er nog één 'platgatter' gebouwd: de MD 28 Vertrouwen. Dit schip was langer dan de andere sloepen van dit model: 22,65 meter.

De registratienummers (MD-nummers) zijn in 1882 ingevoerd. Op 6 mei 1882 kwamen de landen rond de Noordzee in Den Haag overeen dat alle vissersschepen die werkzaam waren op de Noordzee moesten worden geregistreerd in de gemeente van hun thuishaven, en worden voorzien van een uniek kenteken dat duidelijk zichtbaar moest worden gevoerd. De gemeente Middelharnis legde in 1882 een register van de ingeschreven schepen aan.


1. Johannes Ploeg, Sloepen en loggers. Nieuwe scheepstypen voor de aloude Noordzeevisserij, 1800-1875 (1990) 73.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten