In zijn boek “Middelharnis een eilandgemeente” (1) doet Dr. J. Verseput verslag van zijn onderzoek in het bevolkingsregister van Middelharnis van de jaren 1890 tot 1920
In 1890 stonden er nog 392 vissers en 7 zeilmakers in het bevolkingsregister.
Van de 392 vissers waren er in 1920:
- 86 overleden, waarvan 38 verdronken
- 144 in Middelharnis blijven wonen
- 162 weggetrokken
Van de 144 die in 1920 nog in Middelharnis woonden hadden er 8 een ander beroep, bijvoorbeeld vishandelaar of los werkman.
Van de overige 136 waren er 86 ouder dan 46 jaar en was ook een groot deel in dienst van reders in Vlaardingen, Katwijk of andere vissersplaatsen zonder dat ze daar gingen wonen.
Een voorbeeld hiervan vinden we in de Maas- en Scheldebode van 14 juli 1923:
Een voorbeeld hiervan vinden we in de Maas- en Scheldebode van 14 juli 1923:
Van de 162 vissers die tussen 1890 en 1920 vertrokken zijn er
- 80 naar Rotterdam gegaan,
- 35 naar Velsen/IJmuiden (de nieuwe vissershaven is in 1897 in gebruik genomen).
- 13 naar Vlaardingen ,
- 9 naar Maassluis en nog een aantal naar andere plaatsen.
Van de 7 zeilmakers uit 1890 zijn er vier vertrokken naar Velsen, Vlaardingen, Maassluis en Rotterdam.
Meer dan 40% van de vissers uit Middelharnis is dus in de periode 1890-1920 naar elders vertrokken, waarvan 20% naar Rotterdam.
De 13 gezinnen van oudooms en oudtantes waarvan er 7 in Middelharnis bleven, 4 naar Rotterdam vertrokken, 1 naar Velsen en 1 (de zeilmaker) naar Maassluis, weerspiegelen deze beweging heel nauwkeurig.
Bij de volkstelling van 1930 waren er nog 33 veelal oudere vissers over. Of hierbij ook de “oude beugers”, die nog dagelijks op het Haringvliet uit vissen gingen, zijn meegeteld is niet duidelijk.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten